» Boeken » 100 Jaar Akkerbouw 1883-1983 » Pagina 11-13
Het land moest ten minste twee of drie jaren zijn beteeld en mocht niet
met compost zijn bemest. Wel mocht er turfstrooisel, gemengd met ier of
stalmest worden gebruikt op aardappelland.
In die eerste 15 jaar na de oprichting van de Veeniging kende men alleen
natuurmest, want er was in deze streken geen andere mest bekend.
In 1889 worden de eerste proeven genomen met kunstmest, die zeer goede
resultaten opleverden. Met ammoniak-superfosfaat wist men de opbrengst
wel met 30 procent op te voeren.
De tuinbouw werd toen trouwens al vrij sterk wetenschappelijk begeleid.
Grondonderzoek – bodemkundig onderzoek dus – uitgevoerd in Wageningen,
stond de grondgebruikers al wel ten dienste. Er waren ook proefvelden
nodig en daartoe was er in 1884 van het bestuurslid P. Hasselman land
gehuurd, zaaiklaar opgeleverd, waarop met diverse soorten aardappelen
teeltproeven werden gedaan.
Voor deze teeltproeven van vroege aardappelen was 20 roede op "Lange
Putje" gehuurd tegen ƒ 1,50 per roe, waarop de stalmest was
ondergespit en van een ander terrein eveneens 20 roe tegen ƒ 0,85 per roe
voor proeven met late aardappelen op onbemeste grond.
Hasselman moest het gewas ook schoon houden en de aardappelen rooien.
Het was in die jaren dat op de bestuursvergaderingen de prijzen van de
aardappelen naar kwaliteit werden vastgesteld.
Een tussentijdse poging om produkten naar Engeland te exporteren werd niet
met succes bekroond. De aardappelteelt in deze streken ging nochthans gewoon door.
Het onderzoek van de grondmonsters werd verricht door Krol en Co te
Zwolle. Het schijnt dat de eigen omgeving onvoldoende natuurlijke mest kon
opbrengen, want in 1889 werd een begin gemaakt met aanvoer van paardemest
(met turfstrooisel), die uit Amsterdam werd aangevoerd als zogenoemde
trammest (van de paardetram-paarden).
"Tremmis".
De paarden van de Amsterdamse paardentram leverden mest, die gemengd werd met
turfmolm. Dat werd speciaal gebruikt bij de teelt van vroege aardappelen. Elke
aardappel kreeg een handvol broeimest; ze groeiden er lekker in en bleven schoon.
Het was een uitstekende meststof voor de aardappelteelt. De eerste
bestelling betrof ongeveer 450 ton tegen ƒ 5,00 per ton. Ook voor de
compost werd turfmolm gebruikt om te mengen, waardoor deze compost beter
te gebruiken zou zijn. Akkerbouw kocht ook stads-compost in Purmerend,
Hoorn, Leeuwarden, Groningen, Meppel en Amsterdam.
Pas in 1918 slaagde men erin alle mest te kopen van de ARM (de Amsterdamse
Rijtuig Maatschappij). Dat was een vreemde manier van aannemen: er werd
ingeschreven op de mestopbrengst per paard per dag op getaxeerd gewicht zo
tussen 30 en 35 kilogram als mengsel van turfmolm en paardemest, zowel
vast als vloeibaar. De afnemer betaalde daarvoor 20 cent per paard per
dag. Bij een aantal van 360 paarden wist men ongeveer hoeveel mest was te verwachten.
Als er later nog mestproduktie bij komt van de MAGV (Amsterdamsche
Goederen Vervoers Maatschappij) uit Amsterdam dan is de
stalmestvoorziening wel voldoende gegarandeerd. Dan kan men als vereniging
de aanvoer per spoorwagon regelen in combinatie met
landbouwverenigingen.van Bovenkarspel en Wijdenes. Ook tuinders en
bollenkwekers als P. Bakker Mzn. te Bovenkarspel gebruikten deze mest via Akkerbouw.