» Boeken
» 100 Jaar Akkerbouw 1883-1983
» Pagina 14-15
Toen de aardappelen nog in manden werden vervoerd was er volop werk voor de mandenmakers. Akkerbouw
deed gezamenlijke aankoop daarvan in diverse maten, voor diverse doelen en onder diverse namen.
Zo waren er halfmudsmanden, kaakmanden, kwartmanden, tel- en steenmanden. Aanvankelijk werden voor de
mandenmakerij uitsluitend wilgentenen gebruikt, maar later gebruikte de mandenmaker Spaans riet voor
de oren en randen van de bodem.
Manden werden geleverd in twee kleuren; bruin en wit. Er werden nog weer later ook rotanmanden gemaakt.
Men is toch in de loop van de tijd afgestapt van het gebruik van zulke manden en ging over op aflevering
van aardappelen in zakken. Dat was een groot artikel.
Er werden vooral gebruikte zakken opgekocht voor dit doel. Het zakkenmerk "La Plata" was
vooral bekend.
Katoenen kunstmestzak.
De kunstmestzakkenwerden in vroegere jaren voor velerlei doeleinden gebruikt. In de crisisjaren –
de jaren dertig – dienden zij zelfs wet voor het maken van kledingstukken.
Toen na omstreeks 1900 de kunstmest aan de grote opmars begon en tegelijk een hogere opbrengst aan
produkten meebracht, moest er tevens worden omgezien naar verdere mogelijkheden voor de afzet daarvan.
Het bestuur trachtte dat te realiseren door leveringen naar andere steden als Rotterdam, Den Haag, Leiden,
de Vechtstreek, Den Helder en export naar Duitsland.
Dat verliep niet allemaal zo succesvol. Vermoedelijk was de oorzaak van mislukking soms gelegen in het
distributiesysteem dat af en toe leidde tot te veel aanvoer tegelijk. Dat betekende dan dat men óf
tegen ongunstige prijzen van het produkt af moest, dan wel dat opslagruimte moest worden gehuurd.
De handel had uiteraard het meeste belang bij regelmatige, gespreide aanvoer.
De Andijkers waren niet anders dan andere tuinbouwproducenten in West-Friesland. In grote lijnen was
de ontwikkeling van produktie en afzet in andere delen van het gewest analoog aan wat zich in Andijk
ontwikkelde. Afzet en aanvoer gaven meer problemen dan de produktie zelf over het algemeen. Veel plaatsen
hadden hun eigen veiling. Dat betekende aanvoer van teeltprodukten op een bepaalde plaats.
De aanvoer ging meestal over water om te worden afgeslagen op een veiling. Veilingen waren er te Oostwoud,
Blokker, Hoogwoud, Grootebroek en Broekerhaven.
Zo dateerde de veiling "De Tuinbouw" van Grootebroek van 1892 en deze was voortgekomen uit
een plaatselijke afslag. Ook Broekerhaven had een afslagplaats, waar ook fruit in manden en groenten
en aardappelen werden aangevoerd.