» Boeken » 100 Jaar Akkerbouw 1883-1983 » Pagina 16-18
Misschien is het goed ook eens te zien naar de soorten aardappelen die te Andijk werden verbouwd in
het verleden. Er waren in 1883 elf soorten voor verkoop bekend waarvan de grote onder de naam "Berger
gele" bekend was. Andere namen waren: "enkele jammen" en "dubbele jammen",
"Duitse muizen", naast "blauwe" en "bonte" aardappelen, waarbij wij wellicht
moeten denken aan "Zeeuwse blauwen" en "Zeeuwse bonten".
In 1891 kwamen uit Friesland "Hallumer gelen" in gebruik. In 1894 werden "Geldersche
kralen" aangekocht. In 1902 kwam weer een nieuw ras bonte aardappelen in teelt van Van Splunter
uit de IJpolders.
Vervolgens wordt er in 1906 gemeld dat er 3 kilogram Solanum commersone violet werd aangekocht. Dat was een aardappel uit Uruquay tegen ƒ 3,00 per kilogram.
Maar daarover vinden wij later niets meer vermeld dus dat zal geen groot succes zijn geweest. In 1907 komt de "Midlothian Early" uit
Schotland tegen ƒ 10,00 de vijftig kilo, die dan later wat gemakkelijker uitspreekbaar "Schotsche muizen" worden genoemd. Ook heten zij
wel "Andijker vroege", maar dat moet men niet verwarren met de beroemde "Andijker muizen".
De "Schotsche muizen" leverden grote opbrengsten en waren vroeger te rooien.
In 1911 wordt "Roode Ster" aangekocht en in 1912 "Duc of York", die "Wilde Duc" werd genoemd. Het was een soort dat
grote aardappelen opleverde.
In 1915 komen er weer Schotten in gebruik:"Dalhousie", in 1917 is "Ninety fold" een nieuw ras. In 1918 is de
"Eigenheimer" uit Friesland aangekocht.
Natuurlijk waren nog andere rassen geprobeerd, waarvan de "negenwekers", die negen weken na het poten konden worden
gerooid. Met de naam "koksianen" weten wij geen raad; was dat een volksnaam voor een van de bestaande rassen, kan men zich afvragen?
Als er over aardappelen wordt gesproken dan komt ook de gevreesde aardappelziekte Phytophtora infestans ter sprake. Daarmee hadden de
aardappeltelers ook al vóór de jaren tachtig van de vorige eeuw hun slechte ervaring opgedaan.
Op een van de vergaderingen van 1884 werd de raad gegeven om bij het waarnemen van zieke planten het loof af te snijden. Er was geen
andere bestrijdingsmethode bekend. Totdat in 1891 proeven werden genomen met het verstuiven van vitriool-speksteen in poedervorm. De resultaten
waren hoopgevend.