» Boeken » 100 Jaar Akkerbouw 1883-1983 » Pagina 20-21
Parijs groen werd het eerst toegepast in 1924, toen het werd gemengd
met zemelen. Het bleek een uitstekend middel te zijn bij bestrijding van
aardrupsen en emelten.
Wratziekte in aardappelen kwam in 1929 erg veel voor en de enige
mogelijkheid van bestrijding was het telen van hiervoor ongevoelige
rassen. Men vreesde deze ziekte daarom zozeer omdat de besmetting kon
worden overgebracht door grond die aan bollen of knollen kleefde en dus
heel gemakkelijk kon de ziekte worden verbreid.
Dat zou ook gevaar voor de export van bloembollen kunnen meebrengen. Daarom ook werd grote terughoudendheid betracht ten aanzien van publiciteit over deze ziekte.
Het jaar 1932 bracht de klacht dat er veel last werd ondervonden van de
preimot waarvan de larve de bloemschermen van de uien aantastte.
Bespuiting met nicotine (1 op 1.000) werd voor de bestrijding van de mot en zijn larven toegepast.
Sommige jaren waren er veel koolwitjes waarvan de rupsen ook nogal wat
kwaad konden doen in de tuinbouwgewassen. En die werden uitsluitend
bestreden door die rupsen van de planten af te zoeken wat een erg vies karweitje was om die talrijke rupsen dood te maken.
De rups van de preimot, die zich tegoed doet aan de bloemknoppen van de zetuien.
De Bordeausche pap werd in 1931 vervangen door "Koper Bayer",
een produkt van de Bayer-fabrieken. Pas na de oorlog kwam de chemische
ziektebestrijding op gang. Vooral het zogenaamde "vuur" in
tulpen vroeg veel aandacht. De notulen van de vergaderingen van Akkerbouw
vermeldden er echter weinig meer over dan dat er sprekers kwamen naar
Andijk om hun visie op dit onderwerp in te leiden.
Akkerbouw heeft veel gedaan aan voorlichting bij aardappelselectie. Er
werden diverse cursussen over dit onderwerp gehouden. Vooral ook in
verband met het kweken van goede pootaardappelen was dat van veel belang.
Het was een teelt, die hier na de laatste wereldoorlog goede opgang
beleefde, maar daarna weer in betekenis afnam, omdat het pootgoed te duur
werd. De mechanisatie van de pootaardappelteelt in dit gebied van de natte
polder (de vaarpolder) was niet goed mogelijk. Zo werd de
pootaardappelteelt ook daardoor van de tuinbouw meer getrokken naar de landbouwsector.