» Boeken
» Al deze Stenen voor Sparen en Lenen
» Hoofdstuk 7
» Pagina 95-97
Op verschillende plaatsen lezen en horen we hoe veilig het in vroeger
tijden was. De betaalmeester van de veiling kon rustig met veel geld langs
de dorpen gaan om de tuinders contant uit te betalen. Kassiers gingen met
grote sommen geld op de fiets naar de plaats waar ze zitting moeten
houden, zonder bewaking. En dat alles gaf nooit een bericht over
ongeregeldheden, overvallen of inbraken. Hoe kwam het dan dat we bij de
Boerenleenbank in Bovenkarspel een verslag in de notulen vinden over de
aanschaf van een wapen?
We gaan even voorbij aan de oprichting en proberen eerst dit raadsel op te
lossen. In 1921 komt de eerste Kassier de heer K. Laan te overlijden en
wordt Jb. Braakman benoemd als zijn opvolger. Braakman woont helemaal aan
het eind van het dorp, wat veel leden een bezwaar vinden, want de Kassier
blijft aan huis de zittingen houden. Voor veel leden is dat een hele
afstand. Ook woont hij daar best een beetje afgelegen en dat combineert
hij met de berichten over overvallen, inbraken en berovingen die elders in
het land plaats vinden. Hij vindt dat hij een grote verantwoordelijkheid
draagt voor het geld van de leden en doet in 1925 een voorstel om tot
aankoop van “een hem aangeboden revolver” over te gaan. Het
Bestuur vindt dat maar niks, houdt niet van geweld en geeft geen
toestemming. Wel komt er een nieuwe “flinke” brandkast.
Het 25-jarig bestaan in 1928 is reden voor een groot feest, maar omdat de
bank zaken doet met mannen zullen de vrouwen daar niet voor worden
uitgenodigd. Op het feest krijgen alle leden 4 consumptiebonnen ad 20
cent, 3 sigaren en 2 broodjes vleesch.
In 1931 zijn de tijden verslechterd en hoewel het in Westfriesland nog
niet voorkomt, komen er toch steeds meer berichten over misstanden en
criminaliteit in andere delen van het land. Wie durft te zeggen hoelang
het duurt voor hier ook dergelijke toestanden ontstaan? Het Bestuur
zwicht: de Kassier schaft een revolver aan en bij de zittingen zal altijd
een tweede man aanwezig zijn. Een jaar later volgt nog een aanvullende
beveiliging met een alarminstallatie. Braakman voelt zich veiliger en
enkele jaren later, in 1933, bij het feest ter gelegenheid van zijn 12½
jarig kassierschap wordt hij geprezen om zijn plichtsbetrachting. Hij
krijgt ook een cadeau: het deel van zijn huis dat als kantoor dienst doet,
zal worden opgeknapt. In 1939 is de economische toestand danig
verslechterd en krijgt Braakman een salarisverlaging van ƒ 200,-, waarbij,
men hoopt dat zijn ijver en accuratesse daaronder niet zullen lijden.
Allereerste notulenboek.
Een citaat uit het allereerste notulenboek (zie hierboven).
De voorlichting heeft ook hier weer het gewenste resultaat. Men besluit
een Boerenleenbank op te richten, geregeld bij de wet van 1876 en notaris
Pieter Bos in Hoorn, krijgt de eer de akte daarvoor op te maken. Volgens
die akte van 31 januari 1903, zijn de volgende personen de
initiatiefnemers: Johannes Boon sr., Landbouwer; Petrus Johannes
Koekhoven, Roomsch-Katholiek priester en Pastoor; Cornelis van Slot,
Landbouwer; Cornelis Rood, Zaadhandelaar; Cornelis Boon Jacobszoon,
Koopman; Jacob Bakker, Landbouwer (uit Enkhuizen); Gerrit Rood Pieterszoon,
Zaadhandelaar en Gerardus Johannes van Veldhoven, Hoofd der
Roomsch-Katholieke parochiale school. Het werkgebied van de bank zal zich
beperken tot de Parochie van den Heiligen Martinus te Bovenkarspel.
De eerste bestuursvergadering wordt gehouden op 8 maart “ten huize
van de Heer Gerrit Rood”. Eigenlijk had de vergadering plaats moeten
vinden in de R. K. School. Maar omdat Rood ziek is en het huis niet uit
mag, doen ze het maar daar. Er zijn inmiddels 94 leden, voor een startende
bank een heel groot aantal! Het wordt dus hoog tijd om met het werk een
aanvang te maken. En dat kan want de Koninklijke Goedkeuring is ook
verleend. Vrijdag 23 maart is de eerste dag waarop de bank zitting zal
houden, van 7 tot 8 uur. Het Bestuur zal vergaderen de eerste en derde
zondag van de maand na de Hoogmis. De heer G. J. van Veldhoven is
inmiddels benoemd tot Voorzitter van het Bestuur en de Pastoor heeft een
plaats in de Raad van Toezicht. Tijdens de vergadering kijkt iedereen naar
de grote stapel boeken die inmiddels is aangeschaft en uiten hun
bewondering voor de zware taak die de Kassier op zich neemt. Mocht het
nodig zijn: ieder van de bestuursleden is bereid de Kassier bij zijn werk
te ondersteunen. Het eerste jaar sluit men tevreden af met een winst van 74½ cent.
Hoewel in alle opzichten,opgericht als een katholieke bank, zal de Boerenleenbank
Bovenkarspel zich nooit star opstellen naar andersdenkenden. In 1907 wordt
een protestant zonder probleem toegelaten als lid, want hij is toch van
een “Christelijke godsdienst”! Ook middenstanders en andere
“neringdoenden” kunnen lid worden. Maar wanneer een aantal
middenstanders in 1915 uit de bank wil treden omdat er andere
mogelijkheden voor zijn om te bankieren, krijgen zij geen toestemming om
uit te treden zonder de verschuldigde ƒ 5,- uittredingskosten te betalen.