Kistemaker

Thuis » Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 8 » Pagina 100-102

8. Zwaagdijk

Utrecht - Alkmaar - Eindhoven

Vanaf de eerste vergadering sloot men zich aan bij de Centrale Raiffeisen-Bank in Utrecht. Er bestond niet die aarzeling, die eerder opgerichte banken ijadden, om zich ergens bij aan te sluiten. De aansluiting is voor iedereen vanzelfsprekend. In oktober 1906, een paar maanden na de eerste zitting dankt Kassier Maas nog eens de Pastoor voor zijn rol bij de oprichting. “Daarop bekwam de Zeer Eerwaarde Heer Pastoor het woord; Z. Eerw. Verklaarde, dat de Leenbank zijn volle sympathie had, omdat zij de stoffelijke welvaart verhoogt, die in nauw verband staat met den godsdienst en omdat zij den band van broedermin nauwer aanhaalde en gelegenheid bood tot een aangenaam en leerrijk samenzijn. Spreker drukte den wensch uit dat op dergelijke bijeenkomsten geen sterke drank zal gebruikt worden.”
Met deze sfeer in gedachten kunnen we ons voorstellen dat iedereen verbijsterd is wanneer nauwelijks een jaar, later de heer Maas verslag doet van zijn bezoek aan de Algemene Vergadering in Utrecht. Daar is besloten in het vervolg, als eis voor het lidmaatschap, niet meer het “Christelijk Beginsel” op te nemen in de statuten. Een spoedvergadering bij Neefjes thuis is nodig om te bespreken of dit aanleiding voor afscheiding van Utrecht en aansluiting bij Alkmaar moet zijn. Het zou wel moeten is de conclusie, maar het geld ontbreekt. De financiële positie van de bank is heel zwak en de intrede bij Alkrnaar zou een te grote aanslag zijn.

Historisch overzicht van de eerste 40 jaar.
Historisch overzicht van de eerste 40 jaar.

In 1919 is er een winst gemaakt van ƒ 96,83. Genoeg om de statuten te wijzigen en artikel 59 te veranderen in: “Deze vereniging sluit, zich per 1 januari 1920 aan bij de Coöperatieve Centrale Land- en Tuinbouwbank te Alkmaar.” Een beslissing die veel geld zou gaan kosten, meer dan de paar tientjes die voor het lidmaatschap moeten worden gestort. In 1923 is het al duidelijk dat het niet goed gaat in Alkmaar. Maar anders dan in Bovenkarspel kan deze bank het verlies niet dragen. Omdat ze nog niet zo lang lid zijn, worden ze niet voor ƒ 12.000,- aangesproken, maar voor “slechts” ƒ 8.081,10. Een bedrag waarvoor ze een schuldbekentenis tekenen. Alleen al door de rente die ze over dat bedrag moeten betalen, komt 1923 met een verlies van meer dan ƒ 500,- in de boeken. Maar de leden staan achter de bank. Iedereen stort een vrijwillige bijdrage van ƒ 4,- en het verschuldigde bedrag bij vrijwillige uittreding gaat omhoog van ƒ 5,- naar ƒ 100,-. Een enkeling twijfelt en vraagt of de bank nog wel levensvatbaar is, of dat beter tot liquidatie kan worden overgegaan. Maar men heeft vertrouwen en verwerpt dit voorstel.
1 Januari 1926 valt het doek over “Alkmaar'. Aansluiting volgt bij Eindhoven, die nog wel het Christelijke Beginsel als grondslag heeft en bereid is de schuld te financieren voor een tijd van 10 jaar. De leden worden er op aangesproken. Er is een totaalverlies van meer dan ƒ 8.100, - en er is slechts ƒ 23.000,- aan spaargeld en aan voorschotten is ruim ƒ 40.000,- uitgezet. De leden zullen in de komende 10 jaar een contributie van ƒ 10,- per jaar moeten gaan betalen.
Gelukkig valt het achteraf nog wel mee. Er komt een liquidatieuitkering van tweeduizend gulden en langzaam komt er weer ruimte. De bijdrage van de leden kan in 1928 al dalen naar ƒ 6,50 en in 1930 neem de Centrale Bank in Eindhoven de restantschuld van ruim ƒ 4.000,- over, onder voorwaarde dat ieder jaar de helft van de winst als aflossing wordt gestort. De opbouw kan beginnen. Na een korte periode van malaise waarin de toestand alleen maar slechter leek te worden, bracht de grote toevloed van spaargeld in de oorlogsjaren de bank geheel in rustiger vaarwater.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk