» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 9 » Pagina 105-106
Het leek allemaal zo mooi. Het archief was degelijk in de kelder opgeborgen en de meeste notulenboeken leken aanwezig. Maar helaas niet iedere (bank)kelder is droog. In sommige kelders komt zelfs wel eens een laagje water te staan. En dat lot heeft ook het archief in Lutjebroek getroffen. Door ernstige waterschade zijn de notulenboeken uit de beginperiode in slechte staat en staan op het punt tot stof te vervallen. Gelukkig viel er nog veel te redden en werd dankbaar gebruik gemaakt van samenvattingen die bij eerdere jubilea zijn gemaakt.
Lutjebroek omstreeks 1900.
Lutjebroek behoorde niet tot de voorlopers bij de acceptatie van de
gedachten van Raiffeisen, maar toen in Grootebroek met succes een
katholieke bank was opgericht, konden ze niet achterblijven. Rivaliteit
tussen Grootebroek en Lutjebroek is er eeuwen lang geweest. In het begin
van deze eeuw werd die rivaliteit aangewakkerd door de afhankelijkheid die
de tuinders hadden van de schippers voor transport van hun producten.
Lutjebroek had weinig eigen schippers en was daarmee afhankelijk van
Grootebroekers.
Wat precies de aanleiding is geweest weten we niet, maar op dinsdag 16
oktober 1906 is er, op verzoek van Pastoor Gribbeling een
“vergadering in het St. Nicolaas Gesticht, uitgeschreven door den
localen Boerenbond tot oprichting van een Boerenleenbank.” Als
spreker is uitgenodigd de heer van Benthem. Bij de oprichting van de bank
in Grootebroek kwamen we hem tegen als secretaris van de Noord-Hollandse
Boerenbond, maar inmiddels was hij benoemd tot “Inspecteur der
Centrale Boerenleenbanken” en in die rol kwam hij vanuit Eindhoven
naar Lutjebroek. Vijftig geïnteresseerden komen er op af. Na de opening
met gebed door de Zeer Eerwaarde Heer Pastoor F.J. Gribbeling, volgt een
inleiding door de heer Van Benthem. Van Benthem houdt een uitgebreide
toelichting op het doel van zijn komst. “Spreker stelt helder en
duidelijk de werking der Boerenleenbanken in het licht, hoe zij welvaart
en zegen brengen voor de landbouwstand.” Ongetwijfeld heeft hij
daarbij ook melding gemaakt van de aansprakelijkheid van de leden. Dat was
voor een deel van de aanwezigen reden om de vergadering te verlaten. Maar
de 37 achterblijvers besluiten toch door te zetten en melden zich als
voorlopig lid. Het Bestuur'van de Boerenbond krijgt opdracht de
voorbereidingen te treffen. Een besluit dat (vermelden de notulen) ook de Zeer Eerwaarde Heer Pastoor goedkeurt.
St. Nicolaasgesticht, Lutjebroek.
Op 12 december 1906 is er opnieuw een vergadering in het St. Nicolaas Gesticht
en weer is Van Benthem daarbij, die de vergadering zal leiden. Voor de
oprichting van de Christelijke Coöperatieve Boerenleenbank te Lutjebroek,
is inmiddels Koninklijke Goedkeuring gekregen. Opnieuw licht Van Benthem alles nog
eens toe en “stelt het spook van de onbeperkte
aansprakelijkheid aan de kaak, waar men zich niet bang voor hoeft te
maken. In tegendeel, deze aansprakelijkheid vormt de steun en kracht van
de Boerenleenbanken.” Als de 37 aspirantleden het register hebben
getekend, volgt de verdeling van de taken. Jacob Reus wordt voorzitter van
het Bestuur, samen met S. Groot en P. Goedhart. De Raad van Toezicht wordt
gevormd door P. Jong Kz. als voorzitter, E Noordeloos, D. Goedhart, B.
Ooternan en K. Visser. De Kassier wordt, na zorgvuldig overleg, door de
Pastoor benoemd. Later zal blijken dat het niet zo'n gelukkige keus is
geweest. Reden om zijn naam hier niet te vermelden.
De Pastoor zelf krijgt de titel “eere-voorzitter” aangeboden,
“hetwelk Z. Eerw. welwillend aannam.”
Voor bijna alle benoemingen moest gestemd en soms zelfs meerdere keren.
Hetgeen de notulist de verzuchting ontlokte, die hij ook in de notulen
zette: “Het was me dan ook een gestem.”
De oprichters besluiten, tegen het advies van de heer Van Benthem in, de
bank niet aan te sluiten bij de Centrale Bank in Eindhoven, maar bij de
pas opgerichte Centrale Bank in Alkmaar. En ook dat bleek geen gelukkige keus.
Oprichters Jacob Reus en P. Jong Kz.