» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 13 » Pagina 128-129
De banken hadden al jaren veel te veel spaargeld in beheer. Zeker in verhouding tot de uitgezette voorschotten. Het zou ze goed zijn uitgekomen als er door de omstandigheden wat geld was weggevloeid. Maar een massale run op het spaargeld was ook niet goed geweest. Van een bank is een overzicht bewaard over het verloop van de bedragen aan toevertrouwde spaargelden en uitgezette voorschotten:
jaar 1914 1918 1930 1935 1937 1940 1945 |
spaargeld 43000 154000 170000 142000 164000 163000 1.257000 |
voorschot 35000 31000 124000 137000 112000 120000 4500 |
Duidelijk is de afspiegeling van de politieke spanningen op
sparen en voorschotten te zien.
Gedurende die gehele periode zijn er
maatregelen geweest om te proberen één en ander in balans te brengen. En
de Centrale Bank deed er alles aan om de situatie te begeleiden. November
1918 is de vroegst gedateerde waarschuwing tegen
“Paniek-opvragingen”.
In 1931 komt er een advies om in ernstige
overweging te nemen, geen spaargelden meer aan te nemen van hen die
vroeger de deur voorbij gingen, tenzij tegen een lagere rente.
In september 1938 laat de Centrale Bank weten “Ofschoon bij de
Boerenleenbanken, dank zij de bezonnenheid der plattelandsbevolking nog
van geen grote opvragingen sprake is, meenen wij er goed aan te doen onze
Boerenleenbanken te adviseren wat haar in deze dagen te doen staat. In de
eerste plaats behooren de Bestuurders en Kassiers hun invloed aan te
wenden teneinde de inleggers er van te overtuigen, dat de nodige bezinning
en kalmte het meest er toe bij zullen dragen om de zaaken regelmatig te
doen verlopen. De Centrale Bank beschikt over ruime middelen, zoodat
uitbetalingen vlot zullen kunnen verloopen.” Daarna volgt een serie
maatregelen die kunnen worden getroffen wanneer er toch extreme onrust en
opvragingen zouden voorkomen. Daarbij horen maatregelen om de periode
waarbinnen grote bedragen kunnen worden uitbetaald te verlengen.
Bijvoorbeeld ƒ 10.000,- moet acht dagen vooraf opgevraagd worden.
De circulaire besluit met: “Het spreekt vanzelf, dat bovenstaande
bepaling natuurlijk slechts geldt voor die personen, die uit angst hun
geld terugvorderen. Het komt ons gewenscht voor, dat aan hen, die hun geld
noodig hebben onmiddellijk wordt uitbetaald.”
Een ander gevaar schuilt in de beschikbaarheid van mensen.
Eind 1939 is de dreiging van een oorlog toch wel duidelijk en worden
soldaten gemobiliseerd.
De banken hebben in die tijd, naast de Kassier,
maar weinig of soms nog geen extra hulpkrachten. Dus als een medewerker
van een locale bank werd opgeroepen voor zijn dienstplicht, dan is dat een
hele aanslag op de bezetting van de bank, zeker als het de Kassier
betreft. Ook daarover komt uit Utrecht een mededeling, met nadrukkelijk
het opschrift: “Vertrouwelijk, Niet bestemd voor meedeeling aan de
pers.” Daarin wordt aangegeven hoe te handelen wanneer de Kassier
gemobiliseerd is. Het advies is om snel een plaatsvervanger te benoemen,
bij voorkeur een lid van het Bestuur of Raad van Toezicht. “Er moet op
worden gerekend, dat de mobilisatie wel enige maanden (laten wij hopen,
dat het geen jaren worden, zoals een kwart eeuw geleden) zal duren; de
Bank kan niet al dien tijd stil liggen.” De circulaire eindigt met
“Men doe voorlopig geen moeite om den Kassier, als hij gemobiliseerd
is, vrij te krijgen. Voorshands zal deze moeite toch vergeefs zijn.” Niemand kon vermoeden dat de oorlog
vijf jaar zou gaan duren.
In het gebied waarover dit boek handelt, is er door de mobilisatie weinig
verstoring geweest. Soms moeten jonge mensen voor Arbeitseinsatz naar
Duitsland of duiken onder. Dat treft een enkele bestuurder, zoals in
Hoogkarspel. Daar overkwam het de Voorzitter van de Raad van Toezicht,
Burgemeester S. N. Middelhoff in 1942. Wat er precies is voorgevallen,
weten we niet. Maar in mei 1945 vermelden de notulen: Burgemeester
Middelhoff is, na een sensationele vlucht voor het oorlogsgeweld, weer
terug. Over het algemeen draaiden banken gewoon door en was er geen
verstoring van de orde door personeelsgebrek. Het waren de uitwendige
factoren die de storingen bepaalden. We zullen daar straks een aantal voorbeelden van zien.
Geblokkeerde rekeningboekjes.