» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 14 » Pagina 143-144
De veilingen in Westfriesland zijn van oudsher coöperatieve
verenigingen. De veilingvereniging “de Tuinbouw” en de “Bloembollenveiling
Vereniging Westfriesland” ontstonden, net als de coöperatieve
banken, in de tijd dat armoede, maar ook machtsmisbruik door enkele
welgestelden, veel voorkwamen.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op de rijke
geschiedenis van het veilingwezen in en om Westfriesland. in de afgelopen
jaren hebben veel veilingen jubilea gevierd en fusies doorgemaakt. Ter
gelegenheid daarvan zijn er een aantal uitstekende boeken over dit
onderwerp verschenen. Enkele van die boeken zijn in het
literatuuroverzicht opgenomen.
Anderzijds zijn de geschiedenis van de coöperatieve banken, de
ontwikkelingen in de land- en tuinbouw en het wel en wee van de veilingen,
niet los van elkaar te zien. Gezamenlijk vormen zij een tijdsbeeld.
Het eerste initiatief voor een veiling ontstond in Broek op Langedijk, op 29 juli 1887. Een tuinder uit Zuid-Scharwoude laat zijn bloemkool bij afslag verkopen. Het duurde tot 11 januari 1892 voor er in herberg “De Goede Verwachting” van Trijntje Kunst, (weduwe van Remmert Bakker) in Grootebroek, een aantal voorlopers bijeenkwamen om te denken over een coöperatieve veiling voor aardappelen en groenten. Dat was dus lang voor er sprake was van coöperatief bankieren in die plaatsen.
1947. Aardappelen bij de veiling Grootebroek.
Arie Hofland uit Grootebroek en Sijmen Broersen uit Lutjebroek waren de initiatiefnemers. Opmerkelijk omdat er eeuwen lang, om verschillende redenen, een grote rivaliteit tussen die twee plaatsen is geweest. Eind 19e eeuw wordt die rivaliteit gevoed door de situatie rond het vervoer van tuinbouwproducten. Dat vervoer vond uitsluitend over water plaats en de macht lag dus bij de schippers. Zij bepaalden wiens producten het eerst werden vervoerd en beïnvloedden daarmee de prijs. Lutjebroek had aanmerkelijk minder schippers dan Grootebroek en was daardoor sterk afhankelijk van de goede gezindheid van de Grootebroekers. Er was dus met een ander prijsbepalend systeem voordeel te halen en dat brengt zelfs vijanden bij elkaar. Wel werd Pieter Azn. Rood als neutrale voorzitter uitgenodigd. Hij was lid van verschillende waterschapsbesturen en de gemeenteraad, dus een welbespraakt, invloedrijk en ervaren bestuurder, zonder een voorkeur voor Grootebroek of Lutjebroek. Het luisterde allemaal heel nauw. Na de oriënterende besprekingen in Grootebroek, werd de eerste oprichtingsvergadering van de “De Tuinbouw” op 5 februari 1892 gehouden in herberg “De Paus” te Lutjebroek.
Het eerste kantoor van “De Tuinbouw”.
Al snel moest deze aardappel- en groenteveiling grote problemen
overwinnen voor haar leden. In 1916 was er een exportverbod, waardoor o.a.
de aardappelprijs sterk daalde, in 1918 gevolgd door een serie jaren met
misoogsten. Het zou tot 1922 duren voordat er steun van de overheid kwam,
door inperking van een aantal exportmaatregelen. De uitvoer naar Engeland
komt weer op gang.
Maar al in 1925 ontstaat een volgende crisis die tot 1932 zal duren.
Ditmaal is de verstoring van de handelsbetrekkingen met Duitsland de
oorzaak.
Bij deze crisis komt voor het eerst het coöperatieve bankwezen in beeld.
Voor die tijd is het onduidelijk of er ooit iets met de bank samen werd
gedaan door de veilingen. Bekend is wel, dat al het betalingsverkeer
tussen koper, veiling en teler contant plaats vond.In 1930 trokken de
standsorganisaties zich het lot aan van de in nood
verkerende veilingleden. Vanuit buitengewone algemene vergaderingen van de
Nederlandse Katholieke Boeren- en Tuindersbond, van de Langendijker
Groentecentrale in Alkmaar en van de L. T. B. in Lutjebroek, werd de
hachelijke financiële situatie van de agrariërs duidelijk gemaakt naar
de regering. Het enig resultaat was dat de regering de provincie
Noord-Holland verzocht, samen met de gemeenten, een aantal door de
Boerenleenbanken verstrekte voorschotten te garanderen. De veiling hield
wel een rekening aan bij de bank van “Wed. Lakeman en Zoon's” in
Enkhuizen.
Veiling “De Tuinbouw”.
Toen deze bank in 1936 niet meer aan haar verplichtingen kon voldoen, was dat opnieuw een klap voor “De Tuinbouw”. De penningmeester en de betaalmeester hielden daar samen een krediet aan van ƒ 23.000,- in totaal. Een groot bedrag voor een noodlijdende organisatie.