» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 14 » Pagina 147-150
De oprichting van het Agri Business Centrum is een feit. Mevrouw Nijhuis (NMB), S. Ruiter (Veiling WFO) en J. Buurman (Rabobank).
Na een aantal fusies is in 1988 uiteindelijk de veiling WFO ontstaan. Deze veiling zal één van de initiatiefnemers worden voor een nieuw en uniek project: op 29 november 1991 wordt de eerste paal geslagen voor het Agri Business Centrum B.V. Door samenwerking van de veiling WFO, een aantal Rabobanken in Westfriesland en de NMB, ontstaat een bedrijventerrein waarop een groot aantal bedrijven die op enigerlei wijze een band met het agrarisch bedrijfsleven hebben, zich zullen gaan vestigen. Op dit terrein zal ook de Rabobank haar hoofdkantoor vestigen. Voordat dit hoofdkantoor is gerealiseerd houden de beide deelnemende banken een klein kaskantoor aan in het veilinggebouw. Later zal blijken dat de ondernemers weinig behoefte hebben aan deze financiële dienstverlening. Het geautomatiseerde betalingsverkeer heeft zo een grote vlucht genomen dat contant geld weinig of geen rol meer speelt.
Veilinghal met bloembollen.
Tot nu toe hebben we nog niet gekeken naar de bloembollenveiling. De
bloembollenhandel heeft in ons land een rijke geschiedenis. In het boekje
“Met sprongen door de Andijker Historie” van Piet Kistemaker,
wordt al over de windhandel in tulpen in 1636 gesproken.
In Westfriesland stond de wieg van de huidige bollenteelt en handel in
Bovenkarspel. Een aarzelende start met dit nieuwe product dateert van
begin 1900. Ondanks alle kritieken, werden de moedige eerste bollentelers
met succes beloond. Succes vindt altijd navolging. in 1914 stond er al ca.
40 ha. tulpen. Na de eerste wereldoorlog was 1919 een topjaar. De teelt
van bollen had zich uitgebreid tot ca. 150 ha.
Dat jaar is gelijk de start voor een veiling. De handel in bloembollen had
een zodanige vlucht genomen, dat de solvabiliteit van de kopers en de vaak
zwakke positie van de telers tot misstanden leidde. Er was geen enkele
garantie voor de betalingen.
Jacob Bakker, betaalmeester van de bloembollenveiling.
Jan Buishand neemt in 1919 het voortouw en in café “Het Roode
Hert” wordt het besluit genomen om te komen tot een veiling.
De familie Schouten, eigenaar van “Het Roode Hert”, bedong een
centrale rol in alles wat er rond de veiling gebeurde. Een rol die zij tot
in 1957 hebben kunnen behouden.
Voor Dorus Schouten kwam het verzoek van de veiling in oprichting op het
juiste moment. Tot dusver zat hij opgescheept met de ansjovishandel en de
luidruchtige en ordinaire jaarmarktkermis rond zijn etablissement.
“Het volk” dat daarbij hoorde stond hem allerminst aan. Om die
reden was hij al enige tijd op zoek naar een andere locatie. Dat zou
waarschijnlijk Castricum zijn geworden. Het blijkt niet nodig. De komst
van de veiling op zijn kolfbaan bracht de noodzakelijk veranderingen. In
1925 verkoopt hij een deel van zijn grond voor de eerste uitbreiding van
de veiling en bedingt daarbij de verplichting voor de veiling om alle
betalingen in baar geld in “Het Roode Hert” te laten plaats
vinden, de toegang tot de veilingzaal zal altijd door het café zijn en
tijdens de veiling is er ten minste een ½ uur pauze.
Ook de bestuursvergaderingen moeten in “Het Roode Hert” plaatsvinden. Al deze voorrechten had hij te danken aan de gunstige
ligging van het café, direct aan alle belangrijke vaarwegen.
Tot aan 1970 zou Westfriesland een overwegend vaargebied blijven. Op de
ontwikkeling van het gebied heeft deze slechte infrastructuur, die geheel
gebaseerd was op de aan en afvoer per schuit, een grote invloed gehad.
Uitbreidingen van de veiling zouden er nog vele komen. Opmerkelijk is de
uitbreiding in 1937. Er werd toen een stuk land gekocht uit de failliete
boedel van Wed. Lakeman's Bank in Enkhuizen.
Het karakter van de bloembollenveiling was natuurlijk geheel anders dan de
tuinbouw. In “Het Roode Hert” werd er maar in twee perioden
geveild: in juli en augustus waren er meestal 6 veilingen, steeds op
woensdag. De aanvoer bestond dan voornamelijk uit tulpen (ca. 80%) en
daarnaast kleinere hoeveelheden irissen en crocussen. De kopers moesten
voor 1 november betalen, waarna de telers rond 15 november hun geld konden komen halen.
In maart waren er nog een viertal veilingen, ook op woensdagen. Daar
werden dan in hoofdzaak gladiolen verhandeld. Ook dan kwam na enkele weken weer de betaaldag.
Het kantoor van de bloembollenveiling in Bovenkarspel.
Piet Schouten, de zoon van Dorus, die nu samen met zijn zoon “Het
Roode Hert” bestuurt, weet zich nog te herinneren dat hij als kleine
jongen bij de uitbetalingen mocht zijn. De telers werden op nummer
binnengeroepen en uitbetaald.
Er gingen grote bedragen over tafel, maar pas nadat er hier berichten
verschenen over overvallen in Amerika, moest er, op verzoek van de
verzekering, een politieagent bij de uitbetaling aanwezig zijn.
Nooit heeft er zich een onregelmatigheid voorgedaan. Na de uitbetaling
dronk men een borreltje en ging tevreden naar huis. In 1957 ontstond ook
hier de behoefte om niet meer contant te betalen. Hoewel bij dat formeel
had kunnen tegenhouden heeft Piet Schouten snel ingezien dat het
verstandiger was om met de tijd mee te gaan en heeft bij door een jurist
de overblijvende rechten en plichten nog eens nauwkeurig laten beschrijven.
De keuze van de veiling voor de bank waarmee zij wilde werken, viel op de
(toen nog) Coöperatieve Boerenleenbank Bovenkarspel (in 1960 zou deze
bank een Raiffeisenbank worden). Eerder had “De Tuinbouw” voor
Grootebroek gekozen. Ook gezien de ontstaansgeschiedenis, was dit een voor
de hand liggende keus.
CNB veiling in Bovenkarspel in 1997.