» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 17 » Pagina 167-168
De coöperatie is uit nood geboren, laten we oppassen hem niet uit weelde te verliezen.
Dat is de uitspraak van een bestuurder die, zoals bijna alle bestuurders
in 1997 en 1998, heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een vernieuwde
coöperatieve structuur voor de Rabobankorganisatie. Deze uitspraak geeft
helder aan welke enorme ontwikkeling de organisatie van (nu) Rabobanken
heeft doorgemaakt, maar ook in een sterk veranderde omgeving.
In de voorgaande hoofdstukken hebben we de ontwikkelingen van een aantal
lokale coöperatieve banken gevolgd tot op het moment dat zij samen één
grote sterke, maar nog steeds coöperatieve bank vormen: de “Coöperatieve
Rabobank Westfriesland-Oost”.
Ook de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (roepnaam
Rabobank Nederland) bestaat na 100 jaar nog steeds als een echte coöperatie
en zal in de toekomst ook op die manier blijven bestaan. Beide zijn het coöperaties
van leden, waarin een Bestuur, gekozen door de leden, een beslissende rol speelt.
In geheel Nederland hebben zich veel fusies voorgedaan, waardoor het
grote aantal kleine tot zeer kleine Raiffeisen- en Boerenleenbanken is
over gegaan tot een veel kleiner aantal grote krachtige Rabobanken.
De vraag is of deze grote coöperatieve banken zich naar buiten nog wel
als een coöperatie kunnen presenteren. Of zijn ze tot gelijken van de
commerciële handelsbanken geworden? Immers, ze voeren dezelfde producten
en maken op overeenkomstige wijze reclame. Waarin schuilt nog het
onderscheid en hoe weet de cliënt dat? Bedrijfscliënten, die lid zijn
weten soms nog wel iets over de coöperatieve 'structuur, maar de
particuliere cliënt heeft er meestal geen weet van. Ook weten ze
nauwelijks iets over het lokale karakter van “hun” bank en de coöperatieve
structuur die daar aan ten grondslag ligt. Alleen wanneer zij nauwkeurig
het briefpapier van de bank bekijken komen zij nog het woord coöperatief
tegen, maar op het dagafschrift staat het allang niet meer.
Het is een verschijnsel dat zich niet alleen bij de Rabobank voordoet. Ook
andere coöperaties hebben zich de laatste jaren bezonnen op hun plaats en
functie. Maar bij andere (product)coöperaties lag de vraag niet in de
herkenbaarheid bij de leden, maar bij het nut van de gekozen vorm.
Zuivelfabrieken en veevoederleveranciers werken als coöperatie in een
begrensd gebied, met leden die duidelijk op de hoogte zijn van de voor- en nadelen van deze verenigingsvorm.
Uniek bij de Rabobank is dat de coöperatieve locale banken een eigen coöperatie
hebben in de vorm van een Centrale Bank. Die Centrale Bank: Rabobank
Nederland heeft inmiddels meerdere taken gekregen. Waar lokale banken, om
welke reden dan ook, een cliënt niet van dienst kunnen zijn, staat zij
klaar om die taak over te nemer of die plaatselijke bank te helpen.
Daarvoor heeft zij onder andere een buitenlands kantorennet ingericht,
zodat cliënten van lokale banken in die landen eenvoudiger en met steun van hun bank zaken kunnen doen.
Financiering van zeer grote projecten en het bedienen van landelijk
opererende institutionele beleggers behoort tot haar taak. Daarnaast heeft
zij eigen verantwoordelijkheid bij de bediening van bedrijven die
nationaal of internationaal werkzaam zijn en daardoor het werkgebied van
een lokale bank, al is die nog zo groot, overstijgt. Om de aangesloten
banken een breder en concurrerend dienstenpakket te geven, hechtte zij in
de loop van de tijd een aantal dochters aan zich, zoals Interpolis voor
een degelijk verzekeringsbedrijf, Robeco voor deskundigheid in de
beleggingsmarkt en De Lage Landen voor financiering, leasing en factoring.
De decentrale en democratische structuur en de diepe wortels in de
plaatselijke gemeenschap, zorgen er nog altijd voor dat de Rabobank als
geheel zich mag beroepen op een buitengewoon sterke positie in de wereld.
Door een volkomen onafhankelijke organisatie wordt jaarlijks een index
opgesteld waarin de soliditeit en betrouwbaarheid van banken wereldwijd
wordt weergegeven. Als enige bank in Nederland en als één van de weinige
banken in de wereld ontvangt zij al vele jaren de AAA-rating, het hoogst bereikbare.
In januari 1994 vestigde de heer H. Haenen in een kritische serie van
drie artikelen in Het Financieele Dagblad de aandacht op de ontwikkeling
van de Rabobank. Hij signaleerde onder andere: “ondanks interne
spanningen blijft de Rabobank één van de meest solide banken ter
wereld”. Maar hij tekent ook met een anekdote de basis van die
interne spanningen: “Bliksems goed, zo prees de Rabobank-organisatie
tien jaar geleden een nieuw product aan in een landelijk campagne. Een dag
later distantieerde de lokale Rabobank Bunschoten-Spakenburg zich, in een
advertentie in de regionale krant, van dit ruwe taalgebruik. En korte tijd later verdween de campagne.”
Op sommige plaatsen op de Veluwe is op zondag de geldautomaat niet in
bedrijf. Dat bepalen, via het Bestuur, de leden. Naast deze, bijna
anekdotische, voorvallen zijn er nog talloze andere die de specifieke aard van de Rabobanken weergeven.
Toch is er op plaatselijk niveau heel veel veranderd. Is in sommige
plaatsen de invloed van de leden nog sterk aanwezig, in grote delen van
Nederland is de situatie anders. De kleine banken, gehecht aan parochies
en dorpsgemeenschappen, die in de eerste 20 jaar van de twintigste eeuw de
basis vormden voor het landbouwkrediet in Nederland, zijn tussen 1950 en
1990 samengegaan tot veel grotere eenheden. Ook in de grotere plaatsen en
steden ontstonden coöperatieve banken. En dat waren geen banken voor de
agrarische stand. Zij traden eenvoudig in het concurrentiestrijdperk met
de handelsbanken, om de gunst van de particuliere rekeninghouder.
Sinds de fusie die tot “De Rabobank” leidde, heeft zich een
proces van verdergaande commercialisering voltrokken. Het productenpakket
breidde zich uit en ogenschijnlijk in weinig onderscheiden de Rabobanken zich nog van de andere (handels-) banken.
Al is het fundament nog stevig, het vertoont scheurtjes. In de beleving
van de meeste cliënten is hun bank er één zoals alle andere.