» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 17-24
Het verzet in Andijk gedurende de tweede wereldoorlog gaat via dit boekje
eervol de geschiedenis in!
En dit niet alleen omdat de inhoud en omvang ervan een eervolle plaats mogen
innemen in de geschiedenis van Andijk, maar ook omdat over dat verzet veertig
jaar lang is gezwegen.
De geschiedenis van het verzet aan de openbaarheid prijsgeven zou een voor de
hand liggend initiatief geweest kunnen zijn van hen, die aan dat verzet leiding
gaven.
Maar zij wilden die openbaarheid niet en anderen volgden dat zwijgen na.
Zo is er ook sprake geweest van een soort anonieme afspraak onder de bevolking.
De inhoud van die afspraak was: niemand mag als verzetsheld worden uitgeroepen.
Immers, in de beschrijving van geschiedenis schuilt het grote gevaar van 'heldenverering';
maar 'helden' eisen vaak eer op die niet alleen hun, maar ook anderen toekomt.
Om aan dat gevaar van 'eerroof' te ontkomen zweeg men.
Want: 'eer is teer!'
Dat de geschiedenis van het verzet in Andijk pas in 1984 op schrift is gesteld,
zal misschien nog andere oorzaken hebben, maar bovenstaande is toch stellig de
belangrijkste reden en daarmee bewijs van karakter en solidariteit.
Toch is het goed dat dit zwijgen nu is doorbroken, mensen staan nu eenmaal in
de geschiedenis, en je kunt je daar niet blijvend buiten plaatsen.
Mensen máken ook de geschiedenis, en hoe we nu richting willen geven aan
ons leven met het oog op de toekomst, wordt medebepaald door wat de geschiedenis
aan kennis, wijsheid en ervaring naliet.
De geschiedenis van het verzet in Andijk laat zien hoe mensen handelden in een
tijd toen hun mens-zijn op de proef werd gesteld. Wat deden ze toen en wat waren
hun beweegredenen?
Na veertig jaren hebben de generaties van na 1940-1945 er recht op die geschiedenis,
voor zover die nog te achterhalen was, te kennen. Een eerste algemene opmerking
die ik wil maken betreft het wegnemen van de mogelijke indruk dat de Nederlanders
in de jaren 1940-1945 massaal in verzet zijn gegaan.
Er bestaan boeken over deze periode waarin je een soort idylle wordt voorgehouden
alsof het Nederlandse volk eendrachtig was in het verzet tegen het Duitse fascisme
ofwel nationaal-socialisme. Dit eensgezinde volk heeft echter nooit bestaan!
Nederland heeft zelfs in vergelijking tot andere Westeuropese landen relatief
het grootste contingent SS-ers geleverd!
Van de totale bevolking is het slechts een betrekkelijk kleine groep geweest
die daadwerkelijk verzet pleegde.
Ik noem dit algemene punt even voor de duidelijkheid, want indien dit boek over
het Andijker verzet gezien wordt als een late vorm van eerbetoon aan mensen die
daadwerkelijk verzet pleegden, dan zijn de Andijkers die toen zwijgend zaten
toe te kijken niet schoon gepraat. Zij kunnen zich niet verschuilen achter het
moedige handelen van verzetsmensen; voor hen kan men verzetsmensen niet plaatsvervangend
laten optreden.
In 1983 besloten mijn vader en dokter v. d. Weg opening van zaken te geven over
het verzet in Andijk en door Andijkers buiten Andijk. Al jaren daarvoor probeerde
ik mijn vader ervan te overtuigen dat, met alle respect voor zijn bezwaren, de
geschiedenis van het verzet toch verteld zou moeten worden.
Toen in een publikatie (1) een zeer eenzijdig en onzorgvuldig beeld van het Andijker
verzet werd gegeven en ook anderen aandrongen op een mogelijke uitvoeriger publikatie,
werd daartoe besloten.
Dit was op dat moment uitzonderlijk belangrijk, want er waren nog levende getuigen
en de feiten konden nog tamelijk zuiver worden opgetekend.
Duidelijk moge zijn, dat ik bij het op-schrift-stellen van deze geschiedenis
afhankelijk was van die getuigen. Verder had ik er behoefte aan mijn concept-teksten
te kunnen toetsen en te bediscussiëren. Daartoe nodigde mijn vader Jan Ruiter
Gzn. en Arie Kooiman Pzn. uit.
Hun inbreng is voor mij zeer waardevol geweest. De inbreng van Jan Ruiter was
belangrijk omdat hij zelf bij tal van verzetsactiviteiten actief betrokken was.
Arie Kooiman werd uitgenodigd als mede-vertegenwoordiger van mijn generatie.
Wij waren in de oorlogsjaren, mede gezien onze leeftijd, nauwelijks betrokken
bij het directe verzetswerk en daarom konden wij deze uitzonderlijke geschiedenis
wat afstandelijker bevragen. Ook van zijn kennis en belangstelling voor geschiedenis
heb ik kunnen profiteren.
Daarnaast heb ik met andere betrokkenen persoonlijke gesprekken gevoerd, vooral
met dokter v. d. Weg die ook lid van de toenmalige 'Plaatselijke Commissie L.O.'
(Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) geweest was.
Verder met Ds. Morsink, Hielke Bultsma, Dirk Mantel, Pop Vriend, G. de Vries e.a.
Tijdens een gesprek met de burgemeester van Andijk, de heer W. Veldhuizen, werd
duidelijk dat dit initiatief zeer op prijs gesteld werd.
Voor de gemeente zou een mogelijke publikatie natuurlijk aan betekenis winnen,
wanneer zij zich niet zou beperken tot het L.O.-verzet, maar zich zou uitstrekken
tot het totale georganiseerde verzet van de Andijker bevolking.
Zo is tevens contact ontstaan met het toenmalig communistische verzet; daaraan
is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd.
De heren De Vries en Van Beek gaven gaarne hun medewerking.
Bij het samenstellen van dit boek is er bij mij wel een zorg gegroeid die waarschijnlijk
nooit zal kunnen worden weggenomen. Er is nl. nogal wat discussie geweest over
het al of niet noemen van namen.
Persoonlijk kwam ik uiteindelijk tot de overtuiging, dat een geschiedenis beschrijven
zonder namen te noemen volstrekt oninteressant is. Daarbij komt: het verschijnsel
verzet mist iedere actualiteit, het is er al zolang mensen deze aarde bewonen.
Dus besloot ik wél namen te noemen.
Het zijn immers mensen geweest die zich hebben verzet, mensen die te midden van
ons leefden en namen droegen. Mijn zorg hierbij was dat je gevaar loopt achteraf
te ontdekken dat als je de een wel noemt, je dan ook die ander beslist niet had
mogen vergeten.
De mensen met wie ik gesproken heb vormden deels een persoonlijke keuze. Als
hun verhalen namen opleverden, heb ik ze genoemd. Wanneer mijn keuze op andere
mensen was gevallen, waren er waarschijnlijk weer andere namen genoemd.
Ik berust inmiddels in de gedachte dat de zorgvuldigheid die beoogt aan iedereen
'recht' te doen wel altijd te kort zal schieten, ook al zou ik nog eens zoveel
tijd aan deze zaak hebben besteed.
In dit verband wil ik opmerken dat mijn vader mij vele malen heeft gewaarschuwd
om zijn aandeel in het verzet niet overdreven te benadrukken. Ik heb oprecht
geprobeerd aan zijn verzoek te voldoen.
Maar ik werd natuurlijk wel geconfronteerd met het feit, dat hij en dokter v. d.
Weg de enige bereikbare getuigen waren die destijds deel uitmaakten van de 'Plaatselijke
Commissie L.O.'.
De heer Ruiter was inmiddels overleden en de heer Frans Lieuwen geëmigreerd.
Je ontkomt er dan niet aan toch nadrukkelijker aandacht te schenken aan de nog
levende, bereikbare getuigen.
Inmiddels mag niet onvermeld blijven dat de heer Frans Lieuwen het grootste gedeelte
van de tekst van deze publikatie heeft gelezen. De waarheidsgetrouwheid daarvan
heeft hij ten overstaan van Jan Ruiter, die hem in 1984 bezocht, bevestigd.
Het aandeel van de heer Lieuwen in het werk van de 'Plaatselijke Commissie L.O.'
is zeer groot geweest.
Ook heb ik mij beijverd mensen te vinden die, hoewel actief in het verzet, wel
bedenkingen hadden t.a.v. allerlei gebeurtenissen erin of zelfs kritiek hadden
op mensen die aan dat verzet leiding gaven.
Uit een oogpunt van volledigheid zou het interessant geweest zijn hen aan het
woord te laten. En er waren ook inderdaad enkele mensen die aan genoemd signalement
voldeden, maar helaas weigerden ze te spreken.
Uiteraard betreur ik dat en heb mij natuurlijk aanvankelijk afgevraagd of zij
dan zelf wel voldoende overtuigd waren van de houdbaarheid van hun bedenkingen.
Later heb ik ingezien dat het moeilijk is om kritiek te uiten op een zaak waarvoor
vrijwel de gehele dorpssamenleving, ook zij zelf, grote waardering hadden.
Om daar na 40 jaar, in een publikatie, nog 'smet' op te werpen is iets waar je
waarschijnlijk liever van afziet. Omdat ik de betreffende mensen respecteer wil
ik nu ook hun weigering respecteren.
Inmiddels mocht ik dan de geschiedenis van het verzet in Andijk beschrijven,
maar uit gesprekken met de mensen uit de 'Plaatselijke Commissie L.O.' en het
communistische verzet werd mij duidelijk, dat ik daarbij wel enkele zaken in
acht moest nemen:
1.
het moest een eenvoudig leesbaar en sober verhaal worden;
2.
er moest worden afgezien van overdreven loftuitingen aan het adres van mensen
die in het verhaal worden genoemd;
3.
er mochten geen namen worden genoemd van mensen, bij wie men t.a.v. hun houding
in de oorlog een kritische kanttekening zou kunnen of moeten maken. In ieder
geval zou niemand enige schade, van welke aard ook, als gevolg van een publikatie
mogen oplopen.
Of ik deze wensen voldoende in acht heb genomen, laat ik gaarne aan het oordeel
van de lezer over.
Wel is het zo, dat het voldoen aan genoemde wensen mij een alibi verschafte voor
het afzien van een poging om behalve de feiten óók de gevoelens
en emoties waarmee mensen in die tijd waren bevangen, over te dragen.
Uit de 'Inhoud' zal duidelijk zijn, dat de geschiedenis van het verzet in Andijk
slechts fragmentarisch kan worden beschreven. Ik heb wel een bepaalde volgorde
aangehouden, maar het zijn goeddeels toch steeds op zichzelf staande hoofdstukjes.
Zoals gezegd: dit boek mag geen aanspraak maken op volledigheid. Zelfs een historicus
als Dr. L. de Jong zei: 'Geschiedschrijving is nooit meer dan een poging tot
beeldvorming'. (2).
Wel moet hieraan iets worden toegevoegd, omdat dit natuurlijk een kleine geschiedenis
is en daarbij redelijk overzichtelijk.
De belangrijkste feiten en de mensen die daarbij waren betrokken, zijn door mij
beschreven en genoemd.
Dit moet gezegd worden, omdat al eerder, maar vooral vanaf het tijdstip waarop
bekend werd dat deze geschiedschrijving in aantocht was, enkele mensen zich een
rol in het Andijker verzet hebben toebedacht en dat ook aan anderen hebben bekendgemaakt,
waarvan na onderzoek gebleken is dat die op pure fantasie berustte.
Het moet zeer onwaarschijnlijk worden geacht dat er mensen in het Andijker verzet
een opvallende, uitzonderlijke of leidinggevende rol hebben gespeeld en niet
in dit geschrift zijn vermeld.
De totstandkoming van dit boek is zeer arbeidsintensief geweest, maar ik heb
er van begin tot eind met grote belangstelling en dankbaarheid (zonder enig geldelijk
belang) aan gewerkt.
Bij alle gesprekken was er steeds weer die merkwaardige band met m'n geboortedorp.
Het deed mij goed de belangstelling voor de geschiedenis van dit dorp te hebben
behouden.
Riekele Hovenga IJzn.
Alkmaar, april 1985
Literatuur:
1. 'West-Friesland in de jaren 1940-1945', uitgave 1983 door comité 1940-1945
te Hoorn en Stichting Vrije Westfriese Krant.
2. 'Vrij Nederland', 22 september 1984 (interview met Dr. L. de Jong).