» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 43-49
Men behoeft zich slechts oppervlakkig in de geschiedenis van de tweede wereldoorlog
te verdiepen om een verlammend gevoel op te lopen als het om joden gaat.
Volgens de bekende schrijver Abel Herzberg zijn er 100.000 joden uit Nederland
weggevoerd en zijn er slechts 8000 ondergedoken. Het is waar, een jood moest
veel innerlijke weerstand overwinnen voordat hij besloot tot onderduiken.
'Men miste de energie, de relaties, het geld, onderschatte de gevaren van wegvoering,
overschatte die van het onderduiken; men was bang, men wantrouwde de eigen kracht,
men wilde solidair blijven met de vertrekkende familieleden, onafhankelijk van
anderen; men wilde anderen niet in gevaar brengen. . .' (2).
Maar toch!
In ieder geval is het werk van de L.O., voor wat de hulp aan joden betreft, te
laat op gang gekomen (startdatum: Kerstmis 1942). De L.O. heeft toen nog aan
veel joden de helpende hand geboden, maar voor velen van hen was het al te laat.
Presser schrijft: 'Wij hebben de indruk dat men hier en daar niet al te gelukkig
is over de schaal, waarop de joden zijn geholpen. Iemand als Dr. Drees gewaagt
van 'het gevoel' dat het Nederlandse volk in dit opzicht in zijn geheel te kort
geschoten is; Ds. Touw van 'het diep beschamende feit' dat de gemeente van Christus
deze deportaties van meer dan 100.000 joden heeft aangezien en niet verhinderd.'
(3)
Op 21 maart 1943, de dag van het joodse Poerimfeest, hield Rauter, de Höhere
Polizei-führer in ons land, in Amsterdam een redevoering voor de SS.
Daarin deelde hij o.m. mede dat er vanaf 2 april d.a.v. tweemaal per week een
trein met 12.000 joden oostwaarts zou rijden. Hij zei toen: Dies ist keine sch&oml;ne
Aufgabe, es ist schmutzige Arbeit' (dit is geen mooie opdracht, het is smerig
werk).
En tot slot verklaarde hij, en daar heeft zijn gehoor om gelachen: 'Ich will
gerne mit meiner Seele im Himmel büssen für was ich gegen die Juden
verbrochen habe' (ik wil graag in de hemel boeten voor wat ik de joden heb misdaan).
Zes jaar later, op bijna dezelfde datum, stond deze spreker, aldus Presser, voor
het Nederlandse vuurpeloton (4).
We noemen deze dingen omdat we menen, dat wie de geschiedenis van de joden in
de tweede wereldoorlog ter sprake wil brengen, steeds weer de onmenselijke misdaden
jegens dit volk begaan, in herinnering moet roepen.
Plaatselijk zijn er soms op bewonderenswaardige wijze joden geholpen.
Ook in Andijk zaten er naar schatting ongeveer 40 ondergedoken. Bekend mag worden
verondersteld, dat wie in die tijd joden als onderduikers in huis nam, een bijzonder
groot risico liep.
Volstrekte geheimhouding was meestal geboden en deze mensen waren, in tegenstelling
tot andere onderduikers, vrijwel uitsluitend op hun schuilplaats aangewezen.
Voor wat Andijk betreft willen wij één geschiedenis vertellen;
we kozen daarvoor die van het gezin van Pieter Vriend Pzn. Extra bijzonderheid
hierbij was, dat het ging om een heel gezin, vader, moeder en twee kinderen.
Voorts was het een voorbeeld van het onderbrengen van onderduikers buiten een
organisatie om, hetgeen nogal uitzonderlijk was. Maar men kon immers ook door
persoonlijke contacten met mensen in aanraking komen die hulp nodig hadden bij
het onderduiken. Pop Vriend Pzn. vertelt ons hierover het volgende:
'Vanaf 2 september 1942 tot aan het einde van de oorlog was het joodse gezin
van Isaäk v. d. Velde uit Medemblik bij ons ondergedoken. De familie v.
d. Velde was ons goed bekend. Mijn grootvader deed zelfs al zaken met de vader
van Isaäk.
Zelf leerde ik dit gezin kennen toen ik enkele malen een koe, te voet, van Andijk
naar v. d. Velde in Medemblik moest brengen; v. d. Velde was nl. slager en kocht
veelal koeien van ons.
In 1942 kreeg ik bezoek van een zekere Schra uit Medemblik. Voor zover mij bekend
gaf hij mede leiding aan het verzet aldaar.
Hij vertelde dat het gezin v. d. Velde was opgeroepen om naar Amsterdam te gaan.
In die tijd werden de joden uit het hele land opgeroepen om naar Amsterdam te
komen. Daar werden zij in bepaalde wijken in leegstaande woningen ondergebracht,
om vandaar verder te worden getransporteerd.
De heer Schra vertelde dat hij al een lijstje adressen had afgewerkt met namen
van mensen die het gezin van Isaäk v. d. Velde misschien zouden kunnen helpen.
Niemand bleek echter hiertoe in staat of bereid te zijn. Hij vroeg of ik raad
kon verschaffen.
Omdat het natuurlijk levensgevaarlijk was joden in huis op te nemen, heb ik tegen
de heer Schra gezegd dat er eerst familieberaad vereist was.
Nadat ik enkele malen door de heer Schra gevraagd was of ik al een oplossing
zag, hoorde ik lange tijd niets meer.
Toen werd ik onverwacht bezocht door iemand uit Amsterdam, een zekere Klaas Lak,
een vroegere vriend van Isaäk v. d. Velde. Hij vertelde dat het gezin v.
d. Velde inmiddels in Amsterdam verbleef, dicht bij het Stadionplein, ergens
3-hoog, en zeer binnenkort op transport zou worden gesteld.
Ik heb deze Klaas Lak toen gevraagd of hij mij wilde waarschuwen wanneer dit
transport vermoedelijk zou plaatsvinden. Kort daarna gaf hij het bericht door
dat het gezin v. d. Velde waarschijnlijk binnen een week naar Duitsland zou worden
afgevoerd.
Ik heb toen langdurig met mijn vader gesproken, die moeilijk kon begrijpen dat
er mensen massaal naar concentratiekampen werden getransporteerd. Wel vond hij
dat er geholpen moest worden, maar ik moest dat dan maar regelen.
Samen met mijn broer Piet ben ik toen naar Amsterdam gegaan om de familie v.
d. Velde te bezoeken.
Deze ontmoeting was natuurlijk hartelijk als altijd, maar hen in deze omstandigheden
aan te treffen gaf een troosteloze aanblik. We maakten een afspraak die inhield
dat het gezin, op een bepaalde dag, zo onopvallend mogelijk, één
voor één de woning zou verlaten en moest zorgen op een bepaald
tijdstip aan de overkant van het IJ te
zijn. Daar, bij een bushalte, zouden ze door iemand met een auto worden afgehaald.
Inmiddels had ik Tjerk de Geus uit Twisk, een vriend van v. d. Velde, gevraagd
voor het vervoer van Amsterdam naar Andijk te zorgen.
Deze man had een expeditiebedrijf. Hij kon echter daartoe de moed niet opbrengen
en vond dit een te gevaarlijke onderneming. Uiteindelijk heb ik een zekere Klaas
Visser, een knecht van De Geus, gevraagd het te willen doen. Deze man gaf heel
resoluut zijn medewerking.
Zo werd het gezin v. d. Velde op 2 september 1942 bij ons ondergebracht. Het
was aanvankelijk de bedoeling dat mevrouw v. d. Velde en een kind (Hans) bij
mijn ouders, en Isaäk v. d. Velde en een kind (Max) bij mij thuis zouden
onderduiken.
Dit is ook wel gebeurd, maar na enkele dagen had ik met deze situatie geen vrede,
omdat ze op deze wijze op twee plaatsen zouden kunnen worden gevonden. Ik vond
het veiliger dat ze op één plaats zaten en heb ze toen alle vier
in ons gezin opgenomen.
Dat ging tijdelijk goed, maar langzamerhand werd het toch een probleem. De kinderen
waren 7 en 9 jaar oud. Ze mochten door niemand gezien worden en speelden altijd
in een hoek van de kamer op de grond. Ze konden dan wel leuk met blokken spelen,
maar na een poosje werd het toch ruzie. Zelf kon ik nog wel eens de deur uit,
maar mijn vrouw was er meer door aan huis gebonden en kreeg het steeds moeilijker
met deze situatie.
In die tijd heeft dokter v. d. Weg veel voor ons betekend. Hij gaf medicijnen,
waardoor de spanningen in het gezin verminderden en wij wat kalmeerden.
Ook van Ds. Morsink ontvingen we steun. Naar aanleiding van het bijbellezen aan
tafel begon een van de kinderen v. d. Velde allerlei vragen te stellen. Die
belangstelling was zo groot, dat ik er tenslotte geen raad meer mee wist en hem
niet voldoende informatie kon geven. Ik heb toen gevraagd of ze het goed vonden
dat ik Ds. Morsink eens zou uitnodigen om over deze dingen te spreken. Dat vonden
ze een prima voorstel, en zo heeft Ds. Morsink lange tijd, iedere week een avond,
gesprekken met hen gevoerd over zaken die met bijbel en geloof te maken hadden.
Inmiddels liepen de spanningen in het gezin toch zó hoog op, dat er naar
een andere oplossing gezocht moest worden.
We kwamen toen op het idee de familie v. d. Velde onder te brengen in een op
50 meter afstand achter ons huis gelegen boerderij van mijn vader. Voor normale
bewoning was deze boerderij niet meer geschikt. Mijn vader hield daar nog wel
wat koeien.
We hebben daar een kamer voor bewoning ingericht. De ramen werden dichtgemaakt
en alles werd omsloten door stapels bakken. Men kon slapen in bedsteden, en omdat
we er een kacheltje plaatsten kon men nu ook zelf het eten en de was verzorgen.
Iedereen was uiteraard opgelucht. We onderhielden natuurlijk een intensief contact
en op de zondagen was de familie v. d. Velde bij ons in huis.
Dat moest zeer omzichtig gebeuren, want ze mochten door niemand worden gezien.
Er bleven natuurlijk zorgen, b.v. het ontbreken van bonkaarten
zonder welke je bepaalde produkten niet kon krijgen. Toch hebben we ons gered.
Its Haaksma heeft nog eens een koe voor ons geslacht in de schuur van Cor Zee,
en verder wil ik graag de naam noemen van Gerrit Roos, onze slager. Hij had
vroeger bij v. d. Velde als knecht gewerkt, had veel aan hem te danken en het
zal vooral daarom zijn geweest, dat hij ons altijd vlees heeft geleverd zonder
de vereiste bonnen.
Er is een keer iets voorgevallen waarover ik nog nooit met iemand heb gesproken,
zelfs niet met dokter v. d. Weg of Hovenga.
Een nacht voordat de Wieringermeer door de Duitsers onder water werd gezet (17
april 1945), is er een overval geweest in de boerderij waar de familie v. d.
Velde zat ondergedoken.
In die nacht heeft een groep gewapende Andijkers die boerderij doorzocht omdat
men meende, dat van daaruit zwarte handel, van welke aard ook, bedreven werd.
Ze vonden toen de familie v. d. Velde, wisten overigens niet dat het joden waren,
maar bedreigden deze mensen met de woorden: 'Als jullie je verroeren schieten
we je neer'.
Uiteraard vond men niets en vertrok men weer, de familie v. d. Velde in dodelijke
angst achterlatend.
Voor mij is het altijd een raadsel gebleven hoe de ondergrondse van Andijk het
in zijn hoofd haalde dit te doen. Ik heb later één Andijker gesproken
die hier bij geweest is, die deel uitmaakte van die ondergrondse groep. Hij zei
zich achteraf diep geschaamd te hebben omdat hij joden 'onder vuur' had gehouden.
Om uit een oogpunt van geschiedschrijving althans enigermate volledig te zijn,
hebben we deze gebeurtenis in dit geschrift opgenomen.
Ten aanzien van dit betreurenswaardige voorval valt op te merken dat overvallen,
kraken e.d. meestal werden verricht door de knokploegen van de L.O.
In de laatste periode van de oorlog deed de L.O. wel eens een beroep op plaatselijke
B.S.-groepen voor het verrichten van dit soort acties. Uit gesprekken blijkt dat,
althans wat Andijk betreft, de L.O. zich hier wel steeds zorgen over maakte,
omdat men bij de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten) niet op dezelfde discipline
en ervaring kon rekenen als bij de knokploegen van de L.O.
Zoveel is inmiddels zeker, dat de 'overval' in de boerderij van Pieter Vriend
is verricht door de plaatselijke B.S.
Ook staat vast dat de plaatselijke L.O. met deze actie tot op heden volstrekt
onbekend was.
Blijkens verklaringen van dokter v. d. Weg en Hovenga moet hier sprake zijn geweest
van een uiterst onzorgvuldige en misplaatste opdracht.
Een ander gegeven rondom deze gebeurtenis is, dat de organisatie van het verzet
niet bij alle burgers bekend bleek te zijn.
Pop Vriend zegt: 'Ik wist toen niet hoe het verzet georganiseerd was en ik heb
over deze zaak nooit willen praten omdat ik 'de ondergrondse' wilde sparen'.
Deze verklaring is des te begrijpelijker, omdat de familie Vriend haar onderduikers
immers niet via de plaatselijke L.O. had opgenomen. Voor haar was er alleen 'de
Andijker ondergrondse', ongeacht of iets gebeurde vanuit de L.O. of de B.S.
We hebben er geen aanleiding toe gevonden de beschreven gebeurtenis nader te
onderzoeken. Het zou te ver voeren na te gaan wie de opdrachtgever geweest is
en wie de uitvoerders. Van belang is wel om vast te stellen dat wat gebeurd is
niet tot de verantwoordelijkheid van de plaatselijke L.O. mag worden gerekend.
Inmiddels namen we er wel ruim kennis van wat het betekende om joodse medeburgers
als onderduikers op te nemen.
De spanningen en emoties, de wil om te overleven en het uithoudingsvermogen zijn
zaken die nauwelijks met woorden zijn te beschrijven en ten diepste alleen zijn
te verstaan door hen die dit alles hebben ervaren.