» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 62-63
Zoals in de inleiding reeds werd aangegeven, is de bedoeling van dit geschrift
niet om een moreel oordeel uit te spreken over de houding van mensen in de oorlogsjaren.
Dit is soms moeilijk omdat een bepaalde houding, zich uitend in gedrag, op zichzelf
soms een waardeoordeel kan inhouden.
Bovendien is men in het beschrijven van houdingen van mensen ook gauw onbillijk,
omdat vaak enkelingen worden genoemd of bedoeld die, b.v. vanwege hun bijzondere
positie, in feite altijd representant zijn van een bepaalde groep.
We spraken daarover reeds bij het beschrijven van de persoon van burgemeester
Groot. Een conclusie trekken uit de houding van mensen is ook moeilijk, omdat
die houding tevens te maken heeft met iemands karakterstructuur (ook evt. fysieke
onmacht).
In ieder geval zijn er mensen die, om zo te zeggen, van nature bang zijn. Er
zijn mensen die dit van zichzelf weten, en zij ondervinden meestal geen strenge
afkeuring van hun omgeving.
Vanuit het verzet heeft men dan ook vrijwel nooit verwijten gericht aan mensen
die bang waren, passief bleven, omdat het hun gewoonweg ontbrak aan menselijke
mogelijkheden bepaalde daden te stellen.
Wel vond men het afkeurenswaardig wanneer bange mensen 'een grote mond' over
anderen hadden, b.v. door hen in een twijfelachtig of kwaad daglicht te stellen.
Deze mensen vond men laf!
We willen hier nog enkele opmerkingen aan toevoegen, omdat er vaak veel misvatting
blijkt te bestaan over wat als bangheid en wat als lafheid moet worden beschouwd.
Naar onze gedachte is bangheid nl. geen lafheid, maar eerder een bewijs van
intelligentie.
Bij lafheid gaat het vooral om gebrek aan moed en/of eerlijkheid. Men kan echter
bang zijn maar toch moedig en eerlijk handelen. Verzetsmensen hoor je nooit
zeggen: 'Ik was nooit bang'.
Uit hun uitspraken menen we te kunnen opmaken dat verzetsmensen wel weet hadden
van bangheid, maar dat zij op een of andere manier, b.v. door karakterstructuur
of overtuiging hun bangheid konden overwinnen.
Bangheid ofwel angst ontkennen betekent angst voor angst, en dat gaat zich psychisch
steeds hoger opstapelen.
Angst als lafheid ervaren zal tenslotte het gevaar opleveren dat er onaanvaardbare
risico's worden gelopen.
'In de tweede wereldoorlog werden 380.000 Amerikaanse soldaten op neuropsychiatrische
gronden ontslagen. Miljarden dollars werden uitgegeven voor oud-strijders, die
ongeschikt waren geworden door psychische stoornissen.
Bij een zeer groot aantal van hen vond men een patroon, dat gecentreerd was
rond het onderwerp: vrees voor vrees en de verwarring tussen vrees en lafheid'.
(6)
Hier was dus sprake van opgelopen schuldgevoelens omdat zij bangheid als lafheid
hadden ervaren. Omdat zij niet konden toegeven laf te zijn, konden zij ook niet
toegeven bang te zijn.
Zij hadden bij gevaarlijke acties moeten zeggen (en ervaren): 'Ik ben bang,
doodsbang, maar toch doe ik het. . .!'
Na deze vooropmerkingen willen we trachten een globale indeling te maken van
de houding van de Andijkers tijdens de oorlog.