» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 74-76
Het georganiseerde verzet heeft een geheel zelfstandig beleid gevoerd.
Achteraf gezien is dit eigenlijk een belangwekkend sociologisch feit, dat hier
overigens goeddeels onbesproken moet blijven. Wij bedoelen er in het kort mee
te zeggen, dat het verzet geen specifieke bindingen had met b.v. vakbonden,
politieke partijen of kerken.
Het verzet werd niet door bestaande organisaties georganiseerd, opgezet of gevormd,
maar het ontstond spontaan. Het communistisch verzet maakte hierop een uitzondering
en was sterk met de eigen politieke partij verbonden (zie hoofdstuk 3).
Ruiter en Lieuwen vroegen Hovenga mee te doen in het verzet. Dat gebeurde langs
de weg toen Hovenga hen op de fiets voorbijreed.
Eigenlijk was het een opstapje naar een nieuwe tijd; het voltrok zich min of
meer buiten de toen bestaande samenlevingsorde.
Veel, zo niet ongeveer alles, ging van 'iets' uit en de leiders gaven de marsroute
aan.
Maar het verzet gedroeg zich autonoom, zelfstandig en was daarmee iets 'van een
andere orde'.
Zet verzet was ook uiterst concreet, en daarom lieten veel mensen anderen graag
het voortouw nemen.
In het verzet gaan betekende immers meer dan ontroerende verhalen houden over
een marsroute, want het was nu de bedoeling die marsroute ook zelf te volgen.
Maar men liep dan wel het risico om in grote problemen te komen of zelfs z'n
leven in de waagschaal te moeten stellen.
De verzetsmensen hebben natuurlijk vanaf het begin geweten, dat die concrete
levenshouding niet massaal 'te koop' was bij bestaande organisaties of kerken.
Je moest enkelingen rekruteren, mensen die wisten dat woord en daad moesten
samenvallen.
En het is vanuit die invalshoek, die 'andere orde' dat mensen uit organisaties
en kerken elkaar opnieuw ontmoetten.
Maar behalve autonoom en concreet was het verzet ook zelfbewust. Uitgangspunt
was: verzet tegen de bezetter, en alles diende aan die doelstelling ondergeschikt
te zijn.
Als voorbeeld van deze zelfbewustheid kunnen we wijzen op de beide gereformeerde
predikanten, Ds. H. H. Grosheide en Ds. G. Morsink.
Ds. Morsink was een van de eersten die een onderduiker in huis nam, terwijl Ds.
Grosheide wel op een vitaal punt in het verzet had willen meedoen.
Beiden hebben ze in het gereformeerde volksdeel stellig een voorbeeldfunctie
vervuld.
Maar de 'Plaatselijke Commissie L.O.', vooral Ruiter, gaf hun te kennen dat
het georganiseerde verzet van oordeel was dat de predikanten zich beter niet
konden inlaten met al te directe verzetsdaden. Zij zouden vooral in prediking
en pastoraat de mensen moeten aanzetten tot een goede houding.
Nu waren beide predikanten geen mensen die met een beroep op hun
ambt of vanwege een wat autoritaire karakterstructuur over hun gemeenteleden
wilden heersen, maar het was toch, achteraf gezien, wel 'van een andere orde'
dat een (verzets)organisatie hun een wenselijke leefregel voorhield.
Het omgekeerde werd in het algemeen als vanzelfsprekender ervaren. Zo gezien
hebben de verzetsmensen in die jaren a.h.w. een 'voorschotje' genomen op wat
we in onze tijd 'het moderne bewustzijn' noemen.
Ze namen het uitgangspunt niet in het verleden of in het bestaande, wachtten
niet op anderen die wel leiding zouden geven, maar gaven zelf vorm aan wat er
aan overtuiging leefde.
Er was het besef dat verzet 'van een andere orde' was, waarbij geen betutteling
van bovenaf geduld kon worden of een volgzaamheid t.a.v. mensen die, vanuit
welke organisatie ook, het monopolie zouden willen opeisen om uit te maken hoe
men zich als een ordentelijk mens in oorlogstijd diende te gedragen.
Het verzet was voorloper van de vrijheidszin die onze tijd eigen is!