» Boeken » WO II » Andijkers in verzet » Pagina 100-102
Blijkens verslagen (12) werd door de knokploeg van Flip Fluitman uit Enkhuizen
en een zgn. overvalgroep o.l.v. Roel (Klaas Groenveld) uit Opperdoes de zuivelfabriek
in Twisk gekraakt.
Dit gebeurde in de zomer van 1944, toen bekend werd dat er in die zuivelfabriek
duizenden kazen gereed lagen voor verzending naar Duitsland.
De L.O. meende dat deze verzending moest worden voorkomen en gaf een van haar
knokploegen, in dit geval de Enkhuizer, opdracht de fabriek te kraken.
De kraak werd uitgevoerd en de buit werd in schuiten afgevoerd.
De directeur van de zuivelfabriek zou men in de fabriek hebben vastgebonden
om de verdenking niet op hem te laten vallen, en de burgemeester zou tijdens
de kraak door twee pseudo-Duitsers langdurig aan de praat zijn gehouden.
Er waren geen Andijkers bij betrokken, maar een schriftelijk verslag van de
geëmigreerde Piet Prins Jzn. (Piet Honk) vermeldt, dat de gekraakte buit
zeer waarschijnlijk aanvankelijk werd ondergebracht in de zuurkoolfabriek in
Opperdoes en eerst in de herfst van dat jaar verder werd getransporteerd. Daar
blijken wel Andijkers bij betrokken geweest te zijn, onder wie Piet Prins.
Hij vertelt daarover (13):
'Op een gure najaarsdag werd ik gevraagd bij de plaatselijke L.O.-leider, de
heer Ruiter, te komen.
Hij vertelde dat er een vracht levensmiddelen uit Opperdoes gehaald moest worden
en dat het de aangewezen weg was dit per schuit te doen.
Ruiter vroeg mij of ik samen met nog iemand dat die dag nog kon doen. Er waren nl.
twee schuiten voor nodig. Ik nam het verzoek aan en heb samen met Piet Doef Wzn.
de tocht ondernomen.
We gingen in de namiddag van huis. Het weer was koud en het regende. De wind w
as west en we hadden dus tegenwind tot aan het café 'Het Arkje'.
Vanaf daar kregen we de wind van opzij en zaten we lekker met de wind in de rug.
Zo kwamen we ongeveer om 5 uur bij de zuurkoolfabriek in Opperdoes aan, waar
we ons moesten melden. We werden door de heer Jan Rustenburg ontvangen, die
ons vertelde dat we eerst laat in de avond konden laden.
We hebben door zijn bemiddeling zolang kunnen wachten bij een oud-Andijker in
Opperdoes, onder het genot van een kopje surrogaat-koffie en een eigen-teelt-sigaret;
de avond was zo om.
Toen we ongeveer om 10 uur weer naar de zuurkoolfabriek gingen, werden we door
Rustenburg aan zes andere mensen voorgesteld, zonder dat er namen werden genoemd.
Hij vertelde dat er goederen vervoerd moesten worden die afkomstig waren uit
de zuivelfabriek in Twisk.
In die zuurkoolfabriek stonden tientallen cementen kuipen, speciaal gemaakt
om de zuurkool in te bereiden. De kazen, afkomstig uit genoemde zuivelfabriek,
waren erin opgestapeld; ze waren bedekt met een laagje zuurkool.
Vervolgens waren deze kuipen afgedekt met een deksel.
Deze kazen moesten dus door ons verder worden vervoerd. Rustenburg drong erop
aan vooral geen lawaai te maken, omdat de Duitsers in Medemblik maar slechts
enkele kilometers van ons verwijderd waren.
Uit voorzorg waren er wachtposten uitgezet bij de toegangswegen naar Opperdoes,
zodat mogelijk gevaar onmiddellijk kon worden doorgegeven.
Ongeveer 12 uur in de nacht begonnen we te laden. Enkele mensen vulden de manden
met kazen en vier mannen brachten ze in de schuiten.
De kazen werden netjes opgestapeld en afgedekt met een laagje witte kool. Daar
werd vervolgens een dekzeil overheen gespannen.
Ongeveer 2 uur in de nacht waren de schuiten geladen en omstreeks 4 uur vertrokken
we, eerst zonder de motor te gebruiken. Motorgeronk zou immers de aandacht kunnen
trekken.
Na enkele kilometers te hebben gevaren, hebben we de motoren aangezet. Het was
eigenlijk een barre reis, het was donker en regenachtig. Voor dit doel hadden
we ons echter geen beter weer kunnen wensen.
Ongeveer 8.30 uur in de ochtend kwamen we thuis aan. Na de huisgenoten verteld
te hebben geen aandacht aan de volgeladen schuiten te schenken, konden we overdag
slapen.
's Avonds gingen we weer verder met de schuiten. Het was nog steeds slecht weer.
We brachten ze naar een schuur in de Horn, eigendom van Meindert Zee (kaasfirma).
In die schuur, genaamd 'Deo Juvante' (met Gods hulp), bevond zich een zgn. kaaskamer;
daar konden we de kazen prachtig in rekken zetten.
Het lossen duurde niet lang, want we hadden van wel acht of negen mensen hulp.
Na afloop zei de oude L.O.-commandant: 'Mannen, ik had zo gedacht dat we allemaal
wel een kaasje hebben verdiend'.
Dat idee werd natuurlijk met algemene stemmen aangenomen.'
Blijkens het verslag van Piet Prins werd hij wel vaker bij voedseltransporten
betrokken. Bekend is dat veel van die transporten via Broekerhaven plaasvonden.
Via het 'Broekerhavender rad', een overhaal, werden de met schuiten aangevoerde
goederen meestal overgeladen in een tjalk en verder vervoerd naar Amsterdam
of het Gooi. We spraken er al over dat dan onder in het schip, of op andere
speciale schuilplaatsen, wapens werden meegevoerd, meestal afkomstig uit Venhuizen,
waar ze door geallieerden regelmatig werden gedropt.