» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 102-107
De kraak in de ijsfabriek in Enkhuizen is uitgevoerd door de Enkhuizer knokploeg
van de L.O., onder leiding van Flip Fluitman.
Eigenlijk was dit al de tweede knokploeg in Enkhuizen. De eerste, onder leiding
van Han de Vries, was al in oktober 1943 door de Duitsers opgerold.
Vijf van de zeven jongens werden in 1943 dus gearresteerd; de twee overblijvenden
waren Han de Vries en een zekere Laagland.
Er werd echter al spoedig een nieuwe knokploeg gevormd onder
leiding van genoemde Flip Fluitman, welke ploeg op de late avond van 29 oktober
1944 de ijsfabriek kraakte.
Insiders zijn unaniem van oordeel, dat dit een staaltje van moed en zeer knappe
timing was; alles moest wel op de minuut nauwkeurig uitgevoerd zijn.
Het ging hier om de gehele levensmiddelenvoorraad van de in Enkhuizen gelegen
Wasserschutzpolizei.
Wat de buit precies heeft ingehouden zal nu nog moeilijk zijn vast te stellen,
maar in ieder geval bestond hij uit een grote hoeveelheid bevroren vlees en voor
zover bekend uit 500 kilogram droge worst, 80 kisten boter en 20 kisten eieren.
Hovenga vertelt over deze kraak: 'Hoe de knokploeg van Flip Fluitman heeft gewerkt
weet ik niet, dat was een zaak waar die knokploeg voor stond. Je praatte daarover
verder niet, en ook deed je geen navraag.
Wèl weet ik, dat de goederen moesten worden overgebracht naar onze boerderij
(Knokkel 59). Zelf heb ik vanaf het land van Frans Lieuwen de jongens nog kunnen
zeggen dat alles veilig was.
Omdat ze vandaar nog ongeveer een kilometer moesten varen tot de bebouwde kom,
stonden op verschillende bruggen ook Andijkers (zgn. L.O.-helpers), die met
zaklantaarns signalen gaven ten teken dat de kust veilig was.
Gelukkig kon alles zonder moeilijkheden in de boerderij worden ondergebracht.
Toch heeft deze kraak in die tijd nogal wat onrust verwekt. Dat signaleerde
vooral Ruiter, die in Enkhuizen geweest was en daar door enkele 'vooraanstaande'
burgers was benaderd met het verzoek om, als het mogelijk was, te zorgen dat
de goederen zouden worden teruggegeven aan de Duitsers. Het was duidelijk dat
deze lieden bang waren en dachten dat de Duitsers, als represaille, een aantal
burgers in gijzeling zouden nemen, om zo de teruggave van de goederen af te
dwingen.
Toen wij 's avonds als 'Plaatselijke Commissie L.O.' bijeenkwamen (ik geloof
dat ik wat later kwam) vertelde Ruiter over zijn bevindingen in Enkhuizen en
vroeg of het wellicht, met het oog op een mogelijke gijzeling, toch niet verstandig
zou zijn de goederen terug te brengen en evt. op een stuk grasland onder Enkhuizen
neer te leggen.
Dit was een typerende benadering van Ruiter, die nooit verzuimde alle overwegingen
serieus te nemen en ze in ieder geval aan de orde te stellen.
In antwoord op zijn voorstel heb ik toen gezegd: 'Als jullie dat besluiten krijgt
niemand de kans dat uit te voeren, want dan ga ik naar huis en steek de boerderij
in brand'.
Ik herinner mij nog dat Frans Lieuwen toen zei: 'En dan neem ik wel petroleum mee'.
Uiteraard zagen wij toen wel gezamenlijk in dat deze zaak niet ongedaan gemaakt
kon worden, vooral omdat tientallen jongens voor deze zaak hun leven op het spel
hadden gezet. Gelukkig is alles goed gegaan en hebben de Duitsers niemand in
gijzeling genomen.
Een dag na deze kraak kwam er echter plotseling bericht dat de Duitsers met
speurhonden bezig waren de goederen op te sporen.
Alle sporen van deze kraak waren zo goed mogelijk uitgewist, o.m. door de beide
koeriers Ben Lenters en Arie Pilon, maar dit zou toch een gevaarlijke toestand
kunnen worden.
Wij besloten de goederen uit de boerderij te halen en ze onder te brengen in
een aantal veldersboetjes.
Maar ook dat gaf problemen.
Nadat de goederen in de veldersboetjes waren ondergebracht, bleek kort daarna
dat een Andijker, laten we hem X noemen, in de nabijheid was geweest van de
veldersboet op het land van Frans Lieuwen.
Hij zag daar, uiteraard tot zijn verbazing, kisten vol eieren staan.
De man zal daar niets van hebben begrepen en nam wat eieren mee, waarschijnlijk
maar enkele.
Toen hij thuiskwam vertelde hij dit aan zijn buurman. Die begreep onmiddellijk
dat hier iets niet klopte en kwam bij ons aan huis om het mij te vertellen.
Ik zei dat ik van die spullen in de boet van Frans Lieuwen niets afwist, maar
hij wist natuurlijk wel dat hij aan het goede adres was.
De 'vinder' was iemand met een klein hart, maar ook met een 'vlotte mond', zodat
er reëel gevaar bestond dat binnen zeer korte tijd veel mensen van deze
zaak op de hoogte zouden zijn.
We konden niet anders dan de goederen zo snel mogelijk uit de veldersboetjes
halen en ze naar verschillende andere plaatsen overbrengen, o.m. in een schuur
van de heer Jb. Bloemendaal Czn., aan de noordkant van de zgn. putten Brouwer.
Bij deze overbrenging waren o.m. aanwezig Zandbergen (politie), Bultsma en Jan
Ruiter.
Inmiddels moest ervoor gezorgd worden dat X gedurende de overbrenging van de
goederen niet de straat op ging, maar in huis bleef.
Ruiter zou dit regelen en stuurde toen zijn schoonzoon, de onderwijzer J. Wijlage,
naar X toe om hem minstens de stuipen op het lijf te jagen voor wat hij gedaan
had.
We hebben later vaak gelachen om het verslag dat Wijlage erover uitbracht. Hij
zou in het huis van X blijven totdat alles geregeld was, waarna hij wel een
seintje zou krijgen.
In de loop van de avond wilde de vrouw van X naar bed, waarop Wijlage tegen
X zei: 'Ga jij ook maar naar bed, maar als er iets fout gaat vannacht, dan ben
je er geweest'.
X had toen bevend van angst en met de grootste ernst naar zijn vrouw in de slaapkamer
geroepen: 'Moeder, als ik sterven moet vannacht, dan sterf ik voor het vaderland'.
De goederen uit de ijsfabriek zijn tenslotte naar allerlei plaatsen gegaan,
o.a. naar regionale zieken- en verpleeghuizen en naar een zuurkoolfabriek in
Opperdoes.
Ook via Broekerhaven werden er levensmiddelen per vrachtboot naar het Gooi vervoerd.
Voor deze instellingen is deze kraak natuurlijk belangrijk geweest omdat we
in die tijd aan de vooravond stonden van de bekende hongerwinter.
Voor wat de levering t.b.v. enkele ziekenhuizen in het Gooi betreft, is later
gebleken dat enkele doktoren van deze ontvangen levensmiddelen eieren hadden
doorverkocht voor één gulden per stuk. Ze hebben zich na de oorlog
voor de rechter moeten verantwoorden en zijn prompt veroordeeld'.
Hielke Bultsma vertelt:
'Ik was de enige Andijker die bij de kraak in Enkhuizen direct betrokken was.
Van de 'Plaatselijke Commissie L.O.' kreeg ik het verzoek om zoveel mogelijk
informatie in te winnen over de ijsfabriek.
Wie was b.v. de beheerder en wat lag er in deze fabriek opgeslagen?
Ik ben drie keer op de fiets naar Enkhuizen geweest om antwoord op deze vragen
te krijgen.
Toen ik alles precies wist heb ik de vaarroute verkend. Vanaf de boerderij waar
Hovenga woonde ben ik naar Enkhuizen gevaren en zette de route uit door het
plaatsen van stullenstokken op de hoeken van sloten waar ik links- of rechtsaf
moest slaan. Ik gaf dit nog extra aan door bosjes stro aan die stullenstokken
vast te binden. Het aantal bosjes gaf aan of ik links- of rechtsaf moest slaan.
Deze tekens had ik nodig om 's nachts in het donker te weten dat ik de goede
route volgde.
Toen ik op de avond van de kraak in Enkhuizen kwam, moesten we tot 12 uur wachten
in de woning van de heer Appelhof. Daar was ook Flip Fluitman met z'n knokploeg.
Nadat Flip Fluitman nog een aantal korte instructies had gegeven, begaven we
ons in de richting van de ijsfabriek. Op verschillende punten in de omgeving
van de ijsfabriek stelden de knokploegleden
zich op. Ik stond bij de gereformeerde kerk, op enkele honderden meters van
de ijsfabriek verwijderd.
Plotseling hoorde ik een enorme klap. Het bleek dat Flip Fluitman en Piet alias
Pierre Duding de deur van de ijsfabriek hadden ingetrapt. Even bleef het stil
en toen snelden we op de ijsfabriek af. We lagen daar met twee motorschuiten.
Het inladen ging snel, want ik wist precies waar alles stond. Nadat alles was
ingeladen, voeren we zo snel mogelijk weg in de richting van de Vest.
We moesten tot zover kloeten (varen met een vaarboom) want de motoren zouden
te veel lawaai maken.
De knokploeg had overigens een goed tijdstip uitgekozen, want het was hun bekend
dat op die avond de in Enkhuizen gelegerde Duitsers een feestje hadden.
Bovendien werd er voor ons een oogje in het zeil gehouden door de (Nederlandse)
rivierpolitie, want ik heb Jentje Dijkstra en een aantal collega's daar 's nachts
gezien'.