Kistemaker

Thuis » Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 107-111

Het contact met Ortskommandanten

De Duitse militairen in de regio stonden onder bevel van een Ortskommandant. Wie een Ortskommandant wilde benaderen, begaf zich in het hol van de leeuw.
Het verzet in Andijk heeft soms persoonlijk contact gehad met de Ortskommandant in Enkhuizen, maar niet met die uit Medemblik.
De eerste was aanspreekbaar, de laatste levensgevaarlijk.
Zoals gezegd stond de Ortskommandant in Enkhuizen beter bekend dan zijn collega in Medemblik, maar in het algemeen was er natuurlijk niemand die het in zijn hoofd haalde brutaalweg een Ortskommandant te gaan opzoeken.
Dokter v. d. Weg dacht daar echter anders over en vertelt:
'Ik moest naar de Ortskommandant in Enkhuizen om een extra vergunning voor mijn auto. In feite mocht ik mijn auto alleen voor mijn huisartsenpraktijk in Andijk gebruiken.
Voor gebruik buiten Andijk was er een aparte vergunning nodig, die alleen kon worden afgegeven door een Ortskommandant.
Wat voor verhaal ik daar bij de man heb opgehangen weet ik niet meer, maar ik had die extra vergunning nodig voor het verzet, b.v. het ophalen van bonkaarten uit Amsterdam e.d.
Ik vroeg Hovenga, die nergens bang voor was, of hij met mij wilde meegaan, en zo hebben we beiden genoemde Ortskommandant bezocht. Bij binnenkomst gedroeg hij zich zeer luidruchtig en schold ons uit voor partisanen.
Op bevel of door omstandigheden verlieten toen andere aanwezige Duitse soldaten het vertrek.
Deze onderneming was in zoverre riskant dat deze Ortskommandant bekend was met alle namen van de leiders van het verzet in Andijk, en waarschijnlijk ook met die uit omliggende gemeenten. Dat hij die wist, heeft hij mij zelf verteld. Hij wist zelfs dat het Provinciaal L.O.-verzet aan de Zomerdijk in Spanbroek vergaderde.
Wij hebben dat natuurlijk met de provinciale verzetsmensen in Spanbroek besproken, maar we zijn daar rustig blijven vergaderen, eigenlijk in de overtuiging dat er niets zou gebeuren.
Immers, gebleken was dat deze Ortskommandant niet op verraad reageerde'.
Het bezoek van dokter v. d. Weg en Hovenga liep tenslotte uit op een nogal persoonlijk gesprek. Misschien dat enkele omstandigheden deels een verklaring zouden kunnen zijn voor het optreden van deze Ortskommandant:
— de man was geen Duitser maar een Oostenrijker, wat zijn 'gemoedelijkheid' wat kan verklaren;
— het Duitse Rijk begon te wankelen (1944) en dat kan mede zijn houding hebben bepaald.

In ieder geval kregen dokter v. d. Weg en Hovenga de indruk dat hij wel vertrouwelijk wilde praten. Ze hebben hem toen het aanbod gedaan dat, wanneer hij in de naaste toekomst moeilijkheden zou krijgen, hij op hulp van het verzet kon rekenen.
Hij aanvaardde dat aanbod!
De poging om tijdens dit bezoek erachter te komen welke Andijker verraad pleegde door hem als Ortskommandant brieven met namen te sturen, mislukte echter.
Na de oorlog heeft hij laten weten dat hij de aangeboden hulp niet nodig had. Volgens bepaalde informatie is hij niet tot het einde van de oorlog Ortskommandant gebleven, maar daarvoor al uit zijn functie ontheven. Hij zou geprotesteerd hebben tegen het voornemen de Wieringermeer onder water te zetten.
Op onze vraag aan dokter v. d. Weg of hij bang was geweest (de goede afloop van het gesprek was immers niet voorspelbaar), zei hij:
'Ik had geen angst. Achteraf was dat ook een soort geloofskwestie. Ik was er rotsvast van overtuigd dat ik het zou redden in de oorlog, dat ze mij niet nodig hadden en dat ik vrij zou blijven. Er zou mij niets overkomen. Door die overtuiging kon ik dit soort dingen doen'.

Het contact met de Ortskommandant in Medemblik is slechts 'zijdelings' te noemen.
In het verzet kende men koeriers (we spraken daarover reeds); het waren mensen die allerlei contacten onderhielden en zich belastten met het overbrengen van boodschappen en berichten. Ook verrichtten zij wel hand- en spandiensten bij allerlei ander verzetswerk.
In het algemeen ontvingen zij hun opdrachten van hun districtsleider, een functie die, zoals bekend, door Hovenga en later door dokter v. d. Weg is vervuld.
Een van de koeriers, Ben Lenters (over zijn vader spraken we reeds), werd begin 1945 in Medemblik door de Duitsers opgepakt. Dat gebeurde tijdens een grote razzia in Medemblik, waarbij hij geen kans meer zag een vluchtweg te kiezen en na al veel Duitse soldaten te zijn gepasseerd, tenslotte werd aangehouden door de Ortskommandant van Medemblik, die zich ophield ter hoogte van de zgn. grote brug.
Deze arrestatie was uiterst riskant, omdat Ben Lenters veel belastend materiaal bij zich had zoals:
— ƒ 25.000,-;
— stamkaarten;
— een bericht voor Sicco Mansholt (destijds boer in de Wieringermeer, later o.m, minister van Landbouw);
— waarschijnlijk een aantal foto's.
Over de manier waarop Ben Lenters uit zijn benarde positie werd bevrijd, vertelt hij het volgende:
'Ik moest plaatsnemen in een vertrek waar al 12 of 13 mensen verbleven. Wat zij hadden misdaan weet ik niet precies, maar zo te zien waren er nogal wat mensen uit de grote steden bij, die onderweg geweest waren om wat voedsel te bemachtigen.
In het vertrek tegenover ons zaten ook mensen, van wie ik aannam dat daar verzetsmensen bij waren. Ik zag in ieder geval de heer Brittijn uit Medemblik, die ik kende.
In de ruimte waarin ik mij bevond brandde een kacheltje waar ik al het belastende materiaal in heb gegooid, uitgezonderd de ƒ 25.000.
Na enige tijd hoorde ik buiten het vertrek een gesprek voeren, waaruit ik opmaakte dat een Andijker, een zekere Riek Vink, ook was aangehouden.
Het bleek dat zijn vrouw pogingen ondernam om hem vrij te krijgen, hetgeen kennelijk nog niet was gelukt. Wel had ze blijkbaar toestemming gekregen even met haar man te praten.
Ik begreep dat zij naar Andijk terug zou gaan, waarop ik aan een van de aanwezige Duitse soldaten vroeg of zij iets van mij mocht meenemen naar Andijk. Daar was geen bezwaar tegen, en zo kon ik haar de ƒnbsp;25.000, opgeborgen in een leren etui, ter hand stellen.
Zij heeft dit geld meegenomen en bij Ruiter gebracht.
Enkele dagen later werd mij op een middag door de Duitsers medegedeeld, dat ik 's avonds zou worden afgehaald. Uiteraard was ik verbaasd en verrast!
Die avond werd ik inderdaad vrijgelaten. In de hal van het gebouw zag ik Hovenga staan.
Hij was met een auto gekomen, samen met Bram Sluis (zoon van Abraham Sluis uit Enkhuizen), die in de auto was gebleven.
Nadat ik mij nog de woede van Hovenga op de hals had gehaald omdat ik mijn fiets die ik niet kon vinden, terug wilde hebben, zijn we vertrokken'.
Na informatie en gesprekken hierover is het niet helemaal duidelijk geworden hoe deze vrijlating is bewerkt en door wie.
We geven daarom de verklaring die Hovenga, dokter v. d. Weg en vooral Ben Lenters zeer aannemelijk achten.
Op een of andere manier is Bram Sluis ingeschakeld om iets te ondernemen voor de vrijlating van Ben Lenters. Nu was Bram Sluis vanwege zaken rondom de voedselvoorziening, waarvan ook de Duitsers afhankelijk waren, in de positie de Ortskommandant in Enkhuizen te benaderen.
Hij heeft waarschijnlijk bij deze Ortskommandant bepleit dat hij zijn collega in Medemblik zou verzoeken Ben Lenters vrij te laten.
De Enkhuizer Ortskommdant heeft er kennelijk een belang in gezien Bram Sluis een dienst te bewijzen en heeft aan dat verzoek voldaan.
Hovenga heeft hierbij een rol gespeeld, maar weet niet meer precies welke.
Zeer waarschijnlijk is hij met Bram Sluis meegegaan naar de Ortskomnaandant in Enkhuizen, maar is daar in de auto gebleven.
Bram Sluis, die vermoedelijk geen persoonlijke relatie had met de Ortskommandant in Medemblik, is daar 's avonds in de auto gebleven, terwijl Hovenga daar is binnengestapt.
Onderwijl dit allemaal plaatsvond is dokter v. d. Weg nog telefonisch benaderd met de mededeling dat vrijlating van Ben Lenters mogelijk was indien er twee flessen jenever (in die tijd uiterst schaars, zelfs bij de bezetters) bij de Duitsers zouden terechtkomen.
Hij weet zich niet te herinneren wie deze mededeling heeft gedaan.
De flessen drank zijn waarschijnlijk wel terechtgekomen bij de beide Ortskommandanten.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk