» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 111-115
Gezien de persoonlijke betrokkenheid van Hovenga bij deze gebeurtenis, geven
wij zijn verhaal woordelijk weer:
'Op 25 januari 1945 ben ik op wonderbaarlijke wijze ternauwernood aan de dood
ontsnapt.
Kort voor deze datum had ik enkele gesprekken gevoerd met de heer Langedijk,
voor zover mij bekend de plaatselijke L.O.-leider in Wervershoof.
Hij benaderde mij met het dringende verzoek om voor geld en bonkaarten te zorgen.
Langedijk was van beroep verzekeringsagent, kende veel mensen en heeft velen
met een geweldige inzet overtuigd van de noodzaak onderduikers in hun huis op
te nemen.
Dat is hem, samen met anderen, gelukt. Waarschijnlijk heeft men in Wervershoof
wel tegen de 400 onderduikers geherbergd.
Langedijk zat met het probleem, dat er nogal wat gezinnen in Wervershoof waren
die de kosten, verbonden aan het opnemen van een onderduiker, niet of nauwelijks
konden betalen.
Ook konden veel mensen het beslist niet zonder bonkaarten voor voedsel stellen.
Langedijk kwam hierdoor in grote problemen en in gesprek met hem bij ons thuis
was hij bijzonder geëmotioneerd. Ik beloofde hem te zullen helpen door er
tenminste met dokter v. d. Weg over te spreken, die tenslotte districtsleider
was.
Dokter en ik besloten Langedijk voor te stellen zelf mee te gaan naar een vergadering
van de Provinciale L.O. te Spanbroek.
Daar kon hij dan zelf het beste zijn moeilijkheden kenbaar maken.
Langedijk was blij met dit voorstel en zei er graag gebruik van te willen maken.
Omdat dokter v. d. Weg verhinderd was de eerstvolgende vergadering van de Provinciale
L.O. bij te wonen, maakte ik met Langedijk de afspraak om samen met hem, per
fiets, naar genoemde vergadering te gaan.
De reis erheen was niet zonder gevaar omdat ik ƒ 3000 (van Ruiter
gekregen), enkele honderden persoonsbewijzen en een lijst met adressen naar
die vergadering mee moest nemen.
lk weet nog dat wij hebben overwogen deze spullen te laten overbrengen door
onze koeriers Ben Lenters en Arie Pilon, maar we besloten, gezien het risico,
dat ik het zelf zou meenemen.
Behalve het feit dat deze koeriers al vaak gevaarlijke opdrachten moesten uitvoeren,
was een andere overweging bij dit besluit dat wij, als mensen met een wat grotere
verantwoordelijkheid in het verzet, er voor onszelf rotsvast van overtuigd waren
te kunnen zwijgen, indien we bij een arrestatie zouden worden verhoord. Dat hadden
we elkaar ook vaak beloofd. In hoeverre we dat ooit hadden kunnen waarmaken
was voor ons toen geen punt, wij handelden vanuit die overtuiging.
Op de afgesproken tijd kwam ik bij Langedijk aan. Ik had een tasje bij me met
daarin het geld, de persoonsbewijzen en de adressen.
Ik was nog maar juist bij Langedijk binnen, toen dokter v. d. Weg ook nog even
langskwam. Ik weet nog dat hij met de auto was, met enkele passagiers, onder
wie een paar kinderen.
Met z'n drieën hebben we nog enkele zaken kunnen doorspreken, waarna dokter
v. d. Weg het huis verliet.
Nadat hij nog maar enkele minuten was vertrokken, stopten plotseling twee Duitse
overvalwagens voor het huis van de buurman van Langedijk, de heer Lodder van
de rijkspolitie.
Even stonden we als aan de grond genageld en ik zei tegen Langedijk: 'Dat is
het besluit, jongen!'
Ik wist mij vervolgens wat te herstellen en heb de persoonsbewijzen in de kachel
gegooid en het geld en de adressenlijst onder de kamermat gelegd.
Ik zei tegen de vrouw van Langedijk (een geweldig flinke vrouw):
'Als het te gevaarlijk wordt mag je dat geld ook wel verbranden, dat komt er
wel weer.'
Inmiddels hoorden we dat er geschoten werd. Dat bleek gericht te zijn op een
onderduiker die bij de familie Lodder in huis verbleef.
Hij was het huis uitgevlucht en vervolgens in een sloot gesprongen.
Ik zei tegen Langedijk: 'Pak je fiets, neem je verzekeringsboekje mee, blijf
zo rustig mogelijk en fiets weg!'
Ik zag inmiddels dat Langedijk van angst en ontzetting volkomen van de kaart
was.
Hij is inderdaad het huis uitgelopen en. . . ja, ik heb hem nooit weer gezien.
Inmiddels stonden er al twee Duitse soldaten voor de woning van Langedijk.
Op een gegeven moment zag ik dat de kletsnatte onderduiker door Duitse soldaten
naar een van de overvalwagens werd gebracht en daar als oud vuil in werd gegooid.
De twee Duitse soldaten die voor het huis van Langedijk stonden, vonden dit
blijkbaar komisch; ze keken een ogenblik niet in de richting van het huis van
Langedijk, maar in die van de overvalwagens.
Ik zag dat, en het flitste door mij heen: dit is misschien mijn kans.
Ik stapte de deur uit, pakte mijn fiets, die ik als altijd in de rijrichting
had gezet, sprong erop en (wat normaal nooit gebeurt) had gelukkig direct mijn
voeten goed op de trappers.
Ik had net voldoende seconden om enkele tientallen meters weg te fietsen naar
het punt waar de weg een vrij scherpe bocht naar links maakt.
Toen ik nog in de bocht was werd ik kennelijk opgemerkt, want enkele kogels
suisden rakelings langs mijn hoofd.
Zo snel mogelijk ben ik verder het dorp in gefietst. Ik wist dat de overvalwagens
niet in mijn rijrichting stonden en dat de weg glad was vanwege sneeuwval. Waarschijnlijk
zouden zij hun overvalwagens niet gemakkelijk kunnen keren, maar zeker wist
je dat natuurlijk niet.
Dicht bij de Rooms-Katholieke kerk kwam ik de pastoor nog tegen. Het enige dat
ik hem, al fietsend, nog kon toeroepen was: 'Pastoor, als de bliksem. . .!'
Later heb ik gehoord dat hij het huis van de familie Koopmans, een boer die
midden in het dorp woonde, is binnengevlucht.
In een dergelijke vlucht denk je eigenlijk niet meer, dat proces staat a.h.w.
stil, je handelt intuïtief. Zo moet het wel ongeveer geweest zijn toen
ik aan het einde van het dorp, dicht bij de molen, twee Duitse soldaten en twee
landwachters zag staan.
Toen dacht ik: nu is het echt met je gebeurd.
Teruggaan kon ook niet meer, want dan maakte ik mij natuurlijk verdacht.
Ik reed door en stapte af, greep in mijn binnenzak en liet ze mijn legitimatiebewijs
van de C.C.D. (Crisis Controle Dienst) zien, met daarop een stempel voorzien
van de bekende Duitse adelaar.
Op zo'n moment geloof je onvoorwaardelijk in de echtheid van je valse legitimatiebewijs
en het is waarschijnlijk daarom dat ik intuïtief, zonder nadenken en tamelijk
bevelend zei: 'En gauw een beetje'.
Achteraf is het voor mij onbegrijpelijk dat ik dit op deze manier heb durven
zeggen.
Tot mijn grote verbazing gaven ze mij het legitimatiebewijs terug en salueerden.
Wat er toen allemaal in mij omging weet ik niet meer, maar volkomen nat van
het zweet kwam ik in Zwaagdijk aan bij een familie die ik kende. De vrouw was
alleen thuis en ik weet nog dat ik zei: 'Nu moet ik een kop koffie en een sigaret'.
Na korte tijd ben ik weer op de fiets gestapt en naar de Zomerdijk gereden.
De ontmoeting daar is zowel indrukwekkend als ontroerend geweest.
'Oom Koos' (districtsleider L.O. Hoorn) kwam op mij toe en zei: 'Ben jij het?'
Toen sloeg hij zijn armen om mij heen en zoende me.
De gevoelens die bij mij opkomen bij deze herinnering, om zo te worden begroet
door een verzetsvriend, die toen waarschijnlijk al bijna 70 jaar oud was, kan
ik niet in woorden uitdrukken.
Het bleek mij dat ze inmiddels aan de Zomerdijk hadden vernomen, dat dokter v.
d. Weg en ik waren gearresteerd. Dit was voor hen zeer beangstigend.
Later heb ik vernomen dat er op deze dag in Wervershoof meerdere mensen zijn
gearresteerd.
Behalve Langedijk en Lodder ook Akkerman en de plaatselijke B.S.-commandant
Stokhof.
Op 8 maart 1945 werden ze alle vier gefusilleerd.
Ik heb in de jaren na de oorlog vaak aan de vrouw van Langedijk gedacht. Ik
heb diepe bewondering voor haar, vooral door haar optreden op het moment van
de overval.
25 januari 1945 was een zwarte dag.
Maar wat hierbij vooral uiterst schrijnend was bleek later, toen bekend werd
dat de arrestaties het gevolg waren van verraad. Verraad door medeburgers!
Er waren ook verdachten, die na de oorlog justitieel zijn verhoord.
Maar er zijn tevens aanwijzingen dat van bepaalde zijde de procesgang is belemmerd,
zodat het recht zijn loop niet kon nemen. Verder zwijg ik hierover, het is nu
onbewijsbaar en onverdraaglijk.
Een zwarte dag en een zwarte geschiedenis!