Kistemaker

Thuis » Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 122-126

De voedselhulp aan een illegale drukkerij in Amsterdam

Dat het verzet in Andijk ook een belangrijke uitstraling had tot over de grenzen van het eigen dorp is wel heel sprekend tot uiting gekomen door de voedselhulp aan een illegale drukkerij in Amsterdam.
Na de oorlog heeft een verzekeringsmaatschappij een boekje uitgegeven, waarin een hoofdstuk werd gewijd aan bedoelde drukkerij. Bijzonderheden over dit boekje zijn niet bekend, maar we kwamen wel in het bezit van enkele losse pagina's daaruit die op deze drukkerij betrekking hadden.
Om een beeld te geven van een illegale drukkerij in oorlogstijd, nemen we een fragment uit deze pagina's over:

'VAN DAVID DIE GOLIATH HIELP VERSLAAN'

Een steen is maar een steen en een riem is een nuttig voorwerp, doch wat begint men ermee tegen een reus die zwaar gewapend en gepantserd is?
Niettemin heeft David Goliath verslagen met een zo primitief wapen als een riem met een steen erin, waaruit we nog altijd kunnen leren dat vernuft en bekwaamheid meer waard zijn dan macht en bruut geweld.
Mei 1944. De ondergrondse strijd tegen de overweldiger wordt steeds gevaarlijker, steeds moeilijker, maar ook steeds feller. Het voornaamste wapen is de drukpers. Veel moet worden gedrukt.
In de eerste plaats de illegale krant, die de waarheid onder het volk moet brengen en een tegengif vormen tegen de dagelijkse leugens van Goebbels en zijn trawanten; het mag dan waar zijn dat niemand ze gelooft, maar wie niets anders te horen krijgt, ondergaat er, tegen wil en dank, op den duur toch de invloed van.
Maar ook bonkaarten moeten er worden gedrukt en valse persoonsbewijzen, stamkaarten en 'Ausweise' van allerlei soort, en nog veel meer.
Maar het wordt hoe langer hoe moeilijker. De ene drukkerij na de andere wordt ontdekt, en hoe groter het karwei, hoe groter het risico.

Op deze tekening stelt de 'ik'-figuur Sieb van de Wateren voor.
Op deze tekening stelt de 'ik'-figuur Sieb van de Wateren voor.

Dan besluit een stel jonge kerels in Amsterdam: we gaan een eigen drukkerij inrichten. Een drukkerij uitsluitend voor ondergronds werk, waar alle verzetsgroepen terecht kunnen.
Ze noemen hun onderneming D.A.V.I.D. (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij).
Hoe doe je zo iets? Hoe brutaler hoe beter.
Ze huren een pand in de Spuistraat, een van de drukste verkeersaders. Het is geen rustige buurt en zelfs geen nette buurt, maar dat is des te beter: alleen nette mensen hebben spionnetjes en zijn nieuwsgierig naar wat er bij de buren gebeurt.
Op de deur komt te staan: Hulpstudio Marten Toonder.
Als er soms eens wat dreunt en rammelt, mogen de buren denken dat dit een noodzakelijk begeleidend verschijnsel is bij het verfilmen van Tom Poes.
De eerste machines en het zetmateriaal zijn afkomstig uit een drukkerij die door de Duitsers is gevorderd; de eigenaar geeft er de voorkeur aan dat zijn inventaris een nuttige bestemming krijgt.
Met twee degelpersen en een hoogst antieke snelpers begint het bedrijf.
Het ziet er zo onschuldig uit: Hulpstudio Marten Toonder, Spuistraat 28, Amsterdam-centrum. Maar in het souterrain, met een trapje zó van de straat te bereiken, draaien de persen.
Duizenden Amsterdammers en Duitsers zijn er langs gekomen. In de kamer aan de straat, zo maar achter de ramen, zaten kantoormeneren proeven van ondergrondse krantjes te corrigeren, of rijmprenten waarvan elk couplet een doodvonnis waard was.
Er zijn weinig ondergrondse krantjes in Amsterdam (en ook elders) verschenen, die niet wel eens bij D.A.V.I.D. zijn gedrukt. Vrij Nederland, Trouw, Ons Volk, Radio Oranje — ze kwamen vele malen daar van de pers.
'De stilte der zee' van Vercors is daar gedrukt, evenals veel rijmprenten. De ondergrondse uitgeverij De Bezige Bij was een vaste klant, zo ook de Persoonsbewijzen-centrale en de Binnenlandse Strijdkrachten. Toen het werk zich uitbreidde, was de oorspronkelijke inrichting niet meer voldoende. Geen nood: een paar van de oude persen werden opgeruimd en drie nieuwe snelpersen kwamen er voor in de plaats.
Ze werden geleverd door een grafische machinehandel waarvan de directeur N.S.B.-er was, een dikke vriend van de beruchte S.D.-man Viebahn.
Dat lijkt fantastisch, maar het ging heel eenvoudig: de chef van een grote drukkerij kwam te hulp en verklaarde dat hij na de oorlog een eigen bedrijf wou beginnen en nu alvast machines kocht, die hij zo lang ergens liet opslaan.
'Ergens', dat was het souterrain van Spuistraat 28, Hulpstudio Marten Toonder.' (14)

We spraken over deze drukkerij met Sieb v. d. Wateren, thans woonachtig in 's-Hertogenbosch.

Hij vertelde:
'In de oorlogsjaren woonde ik in Amsterdam (Watergraafsmeer). Door bemiddeling van de toenmalige gereformeerde predikant G. C. Berkouwer (later hoogleraar aan de Vrije Universiteit), mochten twee nichtjes van ons een aantal weken naar Andijk. Daar konden ze aansterken; veel kinderen leden in die tijd onder een chronisch voedselgebrek.
Een van de nichtjes, Loes, verbleef tijdelijk bij de familie Hovenga.
Toen de meisjes alweer in Amsterdam waren teruggekeerd, nam het voedselgebrek zo ernstig toe, dat we op het idee kwamen contact te zoeken met de familie Hovenga om te bezien of we daar wat voedsel konden bemachtigen.
Toen dat lukte kwamen we meermalen terug en tijdens een van deze bezoeken kwam het verzet ter sprake. Ik ontdekte dat Hovenga daar tot over zijn oren in zat, en toen kon ik hem vertellen over de illegale drukkerij D.A.V.I.D. waarover ik mij grote zorgen maakte vanwege voedselgebrek.
Deze drukkerij was eigenlijk het eigendom van mijn vader. Hij stond echter onder verdenking en moest zijn drukkerij sluiten, waarna we de machines hebben overgebracht naar Spuistraat 28, waar de illegale drukkerij D.A.V.I.D. startte.
Ik vertelde Hovenga dat wij daar met negen mensen werkten (achter wie negen gezinnen), maar dat we het niet lang meer konden volhouden. Door voedselgebrek waren sommigen vrijwel uitgeput.
Hovenga zei toen dat we maar met een vrachtauto moesten komen om voedsel te halen. Dat konden we regelen via een bevriend vrachtbedrijf en nadat we zelf vrachtbrieven hadden gemaakt en vervalst.
Op deze wijze hebben we herhaalde malen voedsel gehaald, zoals aardappelen, bonen en soms zelfs wat vlees.
Later hebben we ook de zorgen van het Emma Kinderziekenhuis onder de aandacht van Hovenga gebracht. Het voedselgebrek bleek daar zeer ernstig te zijn.
Hovenga heeft toen voor babyvoeding gezorgd en we hebben zelfs nog voedsel kunnen leveren aan het Wilhelmina- en Binnengasthuis.
Bij herhaling heb ik aan Hovenga gevraagd hoe wij al dat voedsel moesten betalen.
Hij deed dit steeds af met de vraag: 'Word jij ook betaald?'
Het ontvangen voedsel heeft geen cent gekost.
Wanneer ik achteraf nadenk over de betekenis van deze voedselhulp is het niet te veel gezegd wanneer ik beweer, dat dit dé overleving van onze drukkerij heeft betekend'.

Over deze zaak vertelt Hovenga:

'Deze voedselhulp is natuurlijk niet iets geweest waarover ik alleen kon beslissen.
De problemen van deze illegale drukkerij zijn uitvoerig besproken in de 'Plaatselijke Commissie L.O.' en door die commissie is besloten hulp te bieden'.

Behalve de door ons vertelde gebeurtenissen, zijn er natuurlijk nog veel meer onbekende en onvertelde verhalen.
Ook zijn er geschiedenissen waarvan we de juiste toedracht niet meer konden achterhalen. Op sommige onderdelen was de herinnering vervaagd.
Twee verhalen van deze categorie willen we, hoe onaf ook, toch even memoreren.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk