Kistemaker

Thuis » Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » Voorwoord » Pagina 1-7

Voorwoord

„Een woord vooraf”, hoor ik U al zeggen, is dat nu voor zulk een eenvoudig kroniekje nodig? Ja, geachte Lezer(es) en wel om twee redenen; ten eerste wijl ik U wil vertellen dat een enkele vraag eigenlijk oorzaak is van het samenstellen van dit boekske en verder omdat ik in dit voorwoord gelegenheid krijg, mijn zeer geachte medewerkers te kunnen bedanken.
Dus nu 't eerst over de “Vraag”. Op een stormachtige winteravond zaten enige Andijker jongelui bij mij in de kamer. Toen er een ogenblikje niet gesproken werd en 't dus stil om ons heen was, hoorden we te duidelijker de storm om het huis loeien.
“Br” zegt toen een hunner, “'t stormt bijna net zo hard als op die 13e januari 1916 toen de dijk bijna doorgebroken is.” En hij vertelde in korte trekken van de angst die men in die nacht in Andijk had uitgestaan . omdat men elke minuut verwachtte dat de dijk het zou begeven. “Ja” zegt hij, als leeuwen hebben de wachters en hun helpers tegen storm en zee gevochten en — 't klinkt misschien niet mooi, want voor die arme mensen in Durgerdam was het vreselijk, maar een zucht van verlichting ging uit de boezem onzer mensen op, toen zij vernamen dat in voornoemde plaats de dijk was doorgebroken.
Het water liep nu van onze kust langzaam weg en toen in de morgen ook de storm iets ging liggen was, althans voor ons het eerste gevaar geweken.
“Was U toen ook in Andijk?” vroeg hij verder. Ik antwoordde ontkennend, doch zei: “dat zulk een angstnacht waard was om in de annalen van de gemeente te worden vermeld.”
Ik kreeg echter te horen dat er geen kroniekje over Andijk bestond. “Zou U het niet eens willen proberen” zo kwam nu de vraag. “Dat lijkt me wel een heel aardig werkje, jongelui” zei ik, “maar dat kost veel tijd en van dat kostbare artikel bezit ik weinig.” Daarbij bleef het gesprek. Later dacht ik “zou ik het eens wagen te doen?”
Ik ging naar Uwen burgemeester die mij zeer welwillend toegang tot het gemeente-archief verleende. Hierin heb ik naar hartelust gesnuffeld. Mijn hartelijke dank hierbij aan burgemeester P. Groot Jzn. Velerlei omstandigheden zijn oorzaak dat ik niet eerder met mijn beschrijving ben gereed gekomen. Doch nu kwam er een reden mijn eenvoudig werkje af te maken, namelijk het zilveren ambtsjubileum van het hoofd van Uwer gemeente.
Hem, die met vaste hand op zoo waardige en succesvolle wijze de belangen van Andijk gedurende een kwart eeuw heeft behartigd, breng ik ook gaarne mijn hulde en voeg mijne oprechte zegenwenschen bij de tallooze die op 24 April 1944 op het Raadhuis Uwer inwoning zullen worden uitgesproken.
Verder dank ik mijn neef F.P.J. Battink die uit het Centraal archief te Amsterdam alle gegevens uit de vroegste geschiedenis van Andijk voor mij heeft genoteerd en breng verder hartelijk dank aan de heren W. Tensen Dzn. en V. Veer, die mij de door hen zelf verzamelde aantekeningen over het nieuwe Andijk zo belangeloos afstonden, benevens aan de heer D. van der Molen te Velsen-noord die het calligrafische deel voor mij verzorgde. Voor welwillende aan- en opmerkingen houd ik mij ten zeerste aanbevolen.

de Schrijfster.

Andijk in 1812

Met voorbijgaan van de vroegste geschiedenis van de plaats uwer inwoning, die toch grotendeels met die der randgemeenten is saamgeweven, beginnen we met het Andijk van 1812, want uit de troebelen die wezen op het naderende einde van het Napoleontische tijdvak kwam in dat jaar, als een bruid die even op zich heeft laten wachten doch dan plotseling in volle frisheid voor ons staat, Andijk als “vrije gemeente” te voor schijn.

Hoe is dit mogelijk?, vraagt ge. Het Franse bewind had in dat jaar de bestuurstouwtjes toch heus nog stevig in handen. Volmondig geven we dit toe, maar we stellen de wedervraag: “Wat kunnen fiere West-Friezen met hun vaste wil niét bereiken? “Enige vroede vaderen met het behartigen van de interne aangelegenheden van Andijk belast, hadden zich in verbinding gesteld met de heer C. Veer, de adjunct-maire van Andijk-Wervershoof; en deze heeft hen geleid en werd spoedig hun eerste burgemeester. Even moeten we hier opmerken, dat het Franse bewind een paar jaren tevoren bovengenoemde gemeenten had samengesmeed met twee Andijkers aan het hoofd, namelijk de heer P. Kooiman als maire (burgemeester) en de heer C. Veer als adjunct-maire; wel dus een bewijs dat de overheersers Andijk als hoofdgemeente erkenden.

Aan het beeld der bruid vasthoudend zouden we verder kunnen zeggen: “We heten haar welkom en aanvaarden haar.” Met deze woorden zouden we dus Andijk in ons kunnen opnemen en daarmee uit. Maar geachte lezer(es) zo gaat het in het leven niet. Wie een bruid aanvaardt heeft toch eerst onderzocht van welke familie, van welke bodem zij komt en hoe haar levenswandel is.

Welnu, dat is ook onze bedoeling met Andijk. We willen ten eerste zien op welke bodem het rust en verder hoe de levensloop der plaats zich heeft ontwikkeld.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk