» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 5 » Pagina 34-44
Waar handel is moet ook verkeer zijn, niet waar anders kunnen de artikelen
niet ter bestemder plaatse komen. En handel is er van oudsher in Andijk
geweest; denk aan de handel met “de Streek” in vee en
landbouwgewassen. Toen alles natuurlijk per schuit of lopende moest
geschieden. Echter gingen nog tot in de loop van de 19e eeuw niet alleen
handel en verkeer, maar ook persoonlijke uitstapjes, voor zover men die
toen kende, zoals te gast en ter kerke gaan, nog te voet of per schuit.
De boer, hieronder verstaat men in West-Friesland de veehouder, had
vanzelf paard en rijtuig. Daar de boerderijen echter tamelijk ver
landinwaarts lagen, hadden de veeboeren meestal een wagenschuur aan de
voet van de dijk staan. Hun zogenaamd kleiner vee (als varkens, biggen,
geiten en kippen) ging eerst in de schuit, die door een “kloet”
(vaarboom) werd voortbewogen, naar de wagenschuur om dan per wagen
vervoerd te worden naar de markten in Medamblik, Enkhuizen en Hoorn, die
in april en november gehouden werden. In juli was er een grote veemarkt in
de Beemster. Het grotere vee werd steeds lopende naar en van de markt
gebracht. Na de opening van het spoor, waardoor Hoorn en Enkhuizen aan het
grote spoorwegnet verbonden werden, is hierin verandering gekomen en
bestond er geregeld dinsdags gelegenheid om het vee vanaf Hoogkarspel of
Westwoud per trein naar Purmerend te vervoeren. De veemarkten in Enkhuizen
en Medemblik zijn evenals de kaasmarkten aldaar zachtjes aan verdwenen, de
veemarkten in de Beemster zijn van weinig betekenis meer evenals de
zogenaamde grote markt in Hoorn. Even nog een leuk staaltje, hoe men
vroeger, toen er nog geen papiergeld bestond, een grote rekening moest
voldoen. In 1828 kocht J. Groot te Andijk een boerderij van iemand uit
Amsterdam. Die boerderij stond in de Beemster, doch moest in Amsterdam
betaald worden. Groot besloot het geld in manden te doen en deze zelf per
wagen (natuurlijk nog zonder veren) met zijn zoon naar Amsterdam te
brengen. Als er onderweg werd “opgestoken” (iets in een herberg
gebruiken) en ook om het paard te laten rusten, bleven vader en zoon om
beurten op de wagen. Wie geen paard en wagen had, was op het vervoer per
schuit aangewezen; hiertoe behoorde in later jaren veelal de winkelstand.
Later kwamen er algemeen wagens met veren en werden ook overdekte wagens gemaakt.
En wat deden de bouwers? Zij gingen als de oogst was binnengehaald met
monsters daarvan 's woensdags naar de Oranjezaal te Enkhuizen. De
verkochte produkten werden dan enkele dagen later per schuit naar
bovengenoemde plaats gebracht. Aan de losplaats aldaar stonden zogenaamde “slepers” met hun wagens klaar om de diverse landbouwprodukten
naar de koper of de verschillende pakhuizen te brengen. Later kwam voor de
kleinere bedrijven de “fiets” en nog later de “bakfiets” als enorme tijdbesparing voor vervoer. De zaadmarkt
werd aanvankelijk in het zaadhuis te Hoorn gehouden doch is later jaren
verplaatst naar de Parkzaal aldaar. De laatste tijd leveren de bouwers of
kwekers uit Andijk hun zeden meestal direct af aan de grote zaadhandelaren
in Enkhuizen, zoals Sluis en Groot, Gebr. Sluis, de firma P. Rood en Zn. en kleinere zaken.
Het zielental van Andijk groeide; vanzelfsprekend kwamen er meer kwekers
wier goederen vervoerd moesten worden; ook particulieren gingen niet meer
hun grote pakketten per schuit wegbrengen en ziet: vraag en aanbod vonden
elkaar. Er kwamen vrachtvaarders op Hoorn en Enkhuizen en toen later de
auto haar intrede ook in Andijk had gedaan, wedijverden de vrachtmensen
met elkaar wie voor het snelverkeer de beste auto had. Teunis Tensen is de
man die nog lang in de 20ste eeuw een vrachtvaart op Enkhuizen heeft
onderhouden. Naar Hoorn vervoerde men veel van de eens beroemde “Andijker muisjes”, later gevolgd door tal van andere soorten
aardappels. De vrachtvaarders gebruikten vaak een grote hond om, als er
geen wind was en dus niet gezeild kon worden, de schuit te trekken. Zij
vertrokken meestal 's nachts, om 's morgens vroeg op de plaats van
bestemming te wezen en gingen 's middags weer huiswaarts.
Het schrijven over de vrachtvaart brengt ons in herinnering de komst van
de “Pottenschuit”. Die schuit droeg haar naam vanwege de inhoud
die zij vervoerde. Ze was inwendig in verschillende vakken verdeeld en
hierin lagen allerlei potten en andere voor huishoudelijk gebruik
benodigde stenen voorwerpen, als kannen, kruiken enz. Kwam de pottenschuit
voor de “stoep” (een aanlegsteigertje achter het huis), dan
vlogen de vrouwtjes naar buiten om wat van gading was te kopen. Maar de
winkelier in glas en aardewerk vestigde zich in Andijk en de pottenschuit ging ter ziele.
En nu iets over het personenvervoer. Natuurlijk ging dit tot diep in de
vorige eeuw in de dorpen nog lang per rijtuig, per schuit, doch bovenal te
voet. We weten toch dat onze voorzaten flinke tippelaars waren, dus wat
betekende voor hen een wandeling van 4 à 6 uren? De trouwe kerkgangers
van die tijd (omstreeks 1900) hadden er graag zulk een tocht voor over.
Maar nog vroeger? Het tegenwoordige Oosterdijk behoorde immers in de
Middeleeuwen kerkelijk tot Grootebroek, en midden en west Andijk tot
Lutjebroek. Denk U zo iets eens in! De toen levende mensheid echter had
heel wat meer voor de kerk over dan wij, nuchtere schepselen van de 20ste
eeuw. Wat zo'n tocht betekende in het barre jaargetijde, bovenop de dijk
als speelbal van wind en regen, kunnen wij ons nauwelijks indenken.
Degenen die slecht konden lopen gingen ook toen reeds, als het even kon
per schuit. Geen wonder dan ook, dat men reikhalzend uitzag naar een eigen
kerkgebouw, dat in 1667 in Andijk-west werd ingewijd. Die tijden liggen
echter zo ver achter ons; wij bepalen ons liever tot de 19e en 20ste eeuw.
De boerenkar zonder veren werd een gesloten wagen mét veren; later kwam
een lichter karretje dat in allerlei vorm en naam tot het begin van de
20ste eeuw heeft dienst gedaan. Intermezzo. Een -eigenaardig- teken van de
tijdsomstandigheden (1944); ook nu nog komen 's zondags, omdat de
autobussen op die dag niet meer mogen rijden, de zogenaamde boerenkarretjes naar de steden om kerkgangers of visiteklanten naar de stad te rijden.
In 1885 opende S. Knip per paard en wagen de eerste vrachtdienst op Hoorn.
In 1888 werd er door “Impeta” te Medemblik een dagelijkse
dienst geopend vanaf die plaats naar het “Buurtje” (Andijk-West)
en vandaar over Wervershoof naar het spoorwegstation te Hoogkarspel. Deze
dienst was enige jaren voor Andijk-West van groot belang, doch is toch
later weer opgeheven. Daarna kwam de eerste autodienst West-Friesland. In
de Bakkershoek werd een terrein aangekocht en daarop een garage gebouwd.
De “West-Friesche” onderhield geregelde diensten op Medemblik,
naar het station Hoogkarspel en Enkhuizen. Zodoende was Andijk uit haar
isolement verlost. Ten gevolge van de storm van 13 op 14 januari 1916 zou
het langere tijd onmogelijk zijn de dienst te onderhouden, omdat -zoals u
uit voorgaande beschrijving heeft kunnen leren- de gehele dijkberm was
ontzet. De autobussen werden verkocht, de garage moest voor de
dijkverzwaring worden opgeruimd, aangezien dit terrein onteigend moest
worden, en Andijk lag weer buiten het verkeer. Inmiddels was er een
motorbootje in de vaart gekomen om passagiers te vervoeren, toen dit door
de werkzaamheden aan de dijk, langs die weg niet meer ging. Dit hielp natuurlijk wat in de nood, maar uitkomst voor goed kwam eerst, toen de dijk was hersteld.
Toen opende L. Kors uit Hoogkarspel een geregelde autodienst vanaf zijn
woonplaats naar Andijk vise-versa. Met deze autodienst was men van
weerskanten gelukkiger. Kors breidde de diensten uit naar Hoorn en
Enkhuizen en Andijk kreeg als vaste garage de oude “meestoof” (hierover later nog meer), waarin de ondernemer zelf ging wonen. Na enkele
jaren is 't autobedrijf door de West-Friesche Auto Car Onderneming, bij
verkorting W.A.C.O. genoemd, overgenomen. en vanaf die tijd woonde er een
chauffeur in de meestoof-garage. De dienst van de W.A.C.O. werden
aangesloten op het net dat die n.v. door een groot deel van
West-Friesland heeft en -al is door de tijdsomstandigheden de garage in
Andijk opgeheven en al zijn daardoor de diensten ook wat ingekort, toch
kan men nog 5 keer per dag van en naar Enkhuizen en Hoorn komen. Hoera
Andijk is uit zijn isolement verlost; laat ons hopen: Nu voor altoos.