De vroede vaderen van Andijk hadden, na het vertrek van de Fransen, door de liefde voor hun geboortedorp
natuurlijk nog veel ernstiger zorgen voor haar dan een vreemde overheerser hebben kon. Dat blijkt zeker
uit het onderstaande.
Uit 1818 dateert een keur van 28 artikelen bevattende bepalingen die in hoofdzaak ook thans nog moeten
worden nageleefd. Wij doen een greep uit deze 28 stuks. Bijvoorbeeld:
men mocht geen vuil op de wegen gooien of afval in de sloten;
men moest zijn land zoveel mogelijk vrijhouden van onkruid; (natuurlijk om te zorgen dat anderen
van het verstuivende onkruidzaad geen last zouden hebben;
voor heren rokers: niemand mocht langs de openbare wegen gaan met een rokende tabakspijp of deze
moest van een dop voorzien zijn;
niemand mocht een vuur stoken dan op 50 meter afstand van hooiberg of andere lichtontvlambare
artikelen;
de maten en gewichten moesten geijkt worden;
de bakkers mochten geen gerste- of bonenmeel in huis hebben of daarvan brood bakken zonder toestemming
van het plaatselijk bestuur; Is 't niet alsof het voor deze tijd (1944) geschreven is
men mocht geen godsdienstoefening storen;
men moest bij het aansteken van het licht 's avonds direct de luiken sluiten;
na tien uur 's avonds moesten de herbergen gesloten zijn;
men moest 's avonds ook zijn tuin afsluiten;
en dit tot slot; leder hoofd van het gezin is verplicht te allen tijde voorzien te zijn van een
goede bergladder, (een ladder om mee op zolder te komen), een lantaarn, een doofpot en ten minste
één goede wateremmer.
Bij de jaarlijkse schouwing moesten deze artikelen voor het huis staan. Werden deze bepalingen niet
nageleefd dan volgden diverse boeten.
Er werden slechts enkels grepen gedaan uit de keur, teneinde niet te langdradig te worden.