» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 21 » Pagina 154-159
Mannen van Andijk. Is het wel nodig geweest al die hoofdstukken die
getuigen van durf en volharding, van naastenliefde, van zucht naar
ontwikkeling op letterkundig of muzikaal gebied,
van Uw overtuiging dat
alleen in een gezond lichaam een gezonde ziel kan huizen, van Uw begrip
dat ook in het zakenleven eendracht moet heersen teneinde meer kracht naar
buiten te kunnen ontwikkelen, ja wat niet al voor U op te schrijven?
Enkele van deze levensbronnen die voor U zèlf zegen, en de plaats van uw
inwoning tot hoger bloei brachten, zijn reeds door Uw voorvaderen
aangeboord, de rest hebt U persoonlijk gedaan en U zoudt dus kunnen
zeggen: dat alles is voor ons geen nieuws, waartoe het opgeschreven? Nee,
dat is het voor U ook niet, maar ik heb al deze goede getuigen voor uw
nageslacht willen bewaren, opdat dit niet zou behoeven te gaan zoeken naar
de oorsprong van al de rijkdommen die U het nalaat, maar opdat Uw nazaten
ze saam gebundeld zullen vinden in deze eenvoudige kroniek.
Stoere werkers van Andijk, bedenk echter, dat U niet alleen aan Uw zelf
deze bloei te danken hebt; dat er nevens U in de gemeente krachten werken,
die het belang van Andijk enorm dienen. Denk aan Uw onvermoeibare
gemeente-geneesheer, die altijd in de weer is om het gezondheidspeil van
de plaats van Uw inwoning zo hoog mogelijk te doen zijn. Die naast zich
een staf van mannen en vrouwen heeft opgeleid om -wat God verhoede- als uw
woonplaats door een grote ramp mocht worden getroffen, de eerste hulp te
verlenen; denk aan Uw toegewijde wijkverpleegster die 's avonds de laatste
patient met evenveel liefde verzorgt als zij het 's morgens de eerste
heeft gedaan.
En zo zouden wij door kunnen gaan, ieder hoofd van een bedrijf, die een voorbeeld is voor het onder hem gestelde personeel, afzonderlijk te gedenken.
Maar we willen ook de krachten die meer naar buiten de eer van uw
geboorteplaats hoog houden, niet vergeten. We bedoelen Uw wethouders en de
staf van het raadhuispersoneel, kortom allen die, geleid door hun kloeke
aanvoerder, de burgemeester en zijn trouwe secretaris, altijd op de bres
stonden om voor Uw gemeente het beste te verkrijgen van wat er uit de
tijdsomstandigheden te veroveren viel.
In de eerste honderd levensjaren van Andijks bestaan als zelfstandige
plaats is er natuurlijk ook hard voor haar belangen geijverd, doch toen
waren de tijden niet zo woelig, de mensen zelfs veel rustiger; alles ging
dus kalmer. De man die de laatste vijfentwintig jaren de zorg van uw
gemeente op zijn schouders torste, heeft hardere dagen gekend. Menig
uurtje van zijn welverdiende nachtrust zal het gekost hebben, door het
peinzen hoe alles in het gareel te houden in het belang van plaats en
bevolking en die daarbij zulk een ruime blik had, om tegelijk met de
levensbelangen van Andijk, de verfraaing der plaats te dienen. Hem zij op
deze zilveren jubileumdag een extra hulde gebracht. Gij alleen,
burgervader, met Uw ingezetenen verdient het dat Andijk bloeie tot in
lengte van jaren. En ik mag dan eindigen met het eerste vers van het zo
wonderschone lied “Mijn Vaderland”, waarvan ik de twee laatste
regels enigszins wijzigde, opdat ieder inwoner van Andijk deze woorden
diep in zijn hart zal kunnen bewaren.
Waar eens de zeemeeuw vloog
In d' eenzaamheid verloren,
De roerdomp uit de poel
Zijn sombere toon deed horen,
De zee haar golvend schuim
Deed bruisen in het rond,
Ligt thans mijn lief Andijk,
't Is mijn geboortegrond24 april 1944
M.W.C. Werner