» Boeken » Samen nei de brand » Pagina 21-23
En de brandweer, zij bluste voort.
Weet U waar ze vroeger ook nogal es heen moesten te blussen? Op de "Put", wat nu zo'n
gezellig parkje is. Dat was vroeger een vuilstortplaats. De gemeente Andijk had vroeger een eigen
ophaaldienst, wat keurig werd verzorgd. Alles ging mee, grof vuil dagen waren er niet.
Dat dit terrein toen een pracht oord was voor de lieve jeugd, is te begrijpen. Maar als er dan weer
een stel jongens was geweest die met lucifers hadden gespeeld, kon de brandweer weer opdraven. Daar was
je dan uren mee zoet, want zo'n stortplaats van ouwe rommel is net een veenbrand. als het op de ene
plaats uit was, begon het op een andere plek weer te smeulen.
Bovendien was het een eldorado voor ratten. Het krioelde er van, vooral als het vuur steeds verder de
bergen vuil in vrat. Je deed er goed aan een stevig stuk hout mee te nemen voor het geval die mormels je laarzen inklommen.
De geachte lezeressen van dit verhaal zullen de brandweermannen niet hebben benijd. Overigens was de
brandweer ook niet gelukkig met dat soort branden en er zal door hen heel wat afgescholden zijn op die "lulleke rotjongens".
Het was trouwens nogal druk in de jaren '69-70. Afgezien van wat kleine "fikkies", werd de
brandweer op 29 juli 's middags bij de fam. Zwagerman, Dijkweg 106 geroepen, waar brand was uitgebroken.
Je zult je van geen kwaad bewust zijn, lekker buiten in je ligstoel liggen dommelen, en opeens ontdekken
dat je huis in brand staat. Noch de heer Zwagerman, noch de buren hadden er iets van gemerkt. Maar toen
opeens de golfplaten van de bijkeuken begonnen te knallen en er nogal veel rook over de buurt trok,
bemerkte men toch dat er wat aan de hand was.
Er was iets niet goed gegaan met een wasketel en een elektrische plaat. In een oogwenk stond het huis
in lichtelaaie, want er stond ondanks het mooie weer, een flinke Zuid-Westen wind.
Nu zal de ene mens aan de grond genageld staan, als hem zoiets overkomt, de ander doet juist het
tegenovergestelde. De heer Zwagerman realiseerde zich, dat hij nog enige kostbaarheden in huis had
en rende naar binnen. Hij dacht er niet aan, dat dit levensgevaarlijk kan zijn. Je kan nog zo goed
de weg in je eigen huis weten, maar met brand lijkt alles wel anders te worden. Deuren knallen dicht
vanwege trekking of overdruk in andere ruimten, ramen knallen eruit, en gordijnen staan plotseling in lichtelaaie.
En dan is er altijd weer die verstikkende hete rook, die bij inademing je longen uit je lijf doet
knappen. Dan wil je naar buiten, maar ja, waar was ook alweer die deur? En de brand gaat door. De
plaats waar je net nog stond, kan op het volgende ogenblik branden als een lier.
En dan ontstaat er paniek, want je weet niet meer wat je moet doelt. Gelukkig wist Zwagerman dat nog
wel, maar het had niet langer moeten duren. Nog jaren daarna heeft hij de gevolgen van zware
brandwonden ondervonden. Toen de brandweer arriveerde was er niets meer te redden. Het was nu zaak de
belendende percelen nat te houden, want de buren waren zeer ongerust. De hitte was daar zo groot, dat
de planten slap voor de ramen hingen. Door alles nat te spuiten kon overslag worden voorkomen, maar
het huis van de fam. Zwagerman ging finaal tegen de vlakte, en het was al tegen de avond voordat de
brandweer weer naar huis kon gaan.
In de nacht van 2 op 3 januari 1970 was er brand uitgebroken in de voormalige koekfabriek van Faust
en de Vries aan de Dijkweg.
Weer was dat de schuld van een oliekachel die zich weer es niet aan de
voorschriften hield. In het achterste gedeelte van de fabriek waar het
verpakkingsmateriaal was opgeslagen was de brand begonnen, en greep snel om
zich heen. Omdat er gevaar bestond dat de brand zich zou gaan uitbreiden
naar het fabrieksgedeelte, bestreed de brandweer deze van buiten en van
binnen. En weer bewees de perslucht z'n grote waarde, want wat vroeger
onmogelijk bleek werd nu in de praktijk gebracht. Want vroeger, geachte
lezer, spoot de brandweer natuurlijk overal waar ze maar vuur zag, en dan
gebeurden soms de gekste dingen. Je spoot dan wel op het vuur, maar je kon
niet zien of het uit was. En door de fikse stralen werd de brand soms van
het ene vertrek naar het andere gespoten, waar het dan rustig overnieuw begon.
Deuren werden dichtgespoten en aan de andere kant of om een hoek in de gang
greep het vuur weer om zich heen. Door de dichte rook kon niet precies
worden waargenomen of iets uit was of niet. Maar met perslucht kun je de brand van twee kanten bestrijden.
Vooraf dient de brandweer maatregelen te nemen door er zich van te
overtuigen dat gas en elektra zijn afgesloten. Stel dat je op machines spuit die op krachtstroom werken, dat kun je niet meer navertellen.
Terug naar de brand. De persluchtgroep ging aan de andere kant van de
fabriek het gebouw binnen, en zocht in volslagen duisternis de weg naar de
brand. Het was even zoeken tussen de machines en allerlei obstakels door,
maar even later zagen ze de vuurhaard oplichten door de rook. Deze probeerde
vanuit het achterste gedeelte van de fabriek met alle kracht het voorste gedeelte te bereiken, doch dit kon nu worden belet.
Het werd trouwens nog een hele toer, want toen het beneden niet lukte,
probeerde het vuur het via de zolder van het hoge gebouw. Persluchters
moeten zodoende goed opletten, want op de gekste momenten kan er iets naar
beneden vallen, instorten of omvallen en dan moet je toch weer terug kunnen.
Maar ze wisten van aanpakken en na een poosje waren ze de brand meester.
Zonder perslucht was dit met zo weinig schade niet gelukt. Nu bleef het
fabrieksgedeelte gespaard en doet nu nog steeds dienst als timmerfabriek van de fa. de Vries.
Voor de allereerste keer in de geschiedenis van de brandweer werd er
afscheid genomen van 2 brandweermannen die meer dan 25 jaar hun diensten aan de samenleving hadden bewezen.
De heren L. Immerzeel en G. Scholtens, allebei ondercommandant, hielden het
voor gezien. Er werd natuurlijk een feestavond gehouden en de afzwaaiers
ontvingen allebei het zilveren brandweerkruis met oorkonde uit handen van burgemeester Knorr.
Toespraken waren niet van de lucht, want het waren zeer gewaardeerde
spuitgasten geweest en het speet iedereen dat ze ermee stopten.
Er dreigde trouwens een vroegtijdig einde voor nog meer brandweerlui, want
de brandweerinspectie en de overheid hadden besloten dat alle
brandweermannen gekeurd moesten worden. Dat gaf gemor onder de spuitgasten:
Waar bemoeide de overheid zich mee, 't moest niet gekker worden. Ze hadden
toch altijd goed gewerkt? En brandweerlui die wat mankeerden, kom nou, dat
was onmogelijk. En ze waren per slot van rekening geen beroeps, wat een
flauwe kul allemaal. Ja, er waren er zelfs die beweerden dat ze voor dat
gedoe hun broek niet lieten zakken, maar ja, zakken of niet, het moest toch.
En wat al gevreesd was, gebeurde. Er werd hier en daar afgekeurd. Dit was
voor veel korpsen een regelrechte ramp. Er dreigde niet veel over te blijven en vooral de ouderen moesten het ontgelden.
Nu bleken bij nadere beschouwingen de keuringseisen erg overdreven. Voor
kleinigheden werd afgekeurd, en dat bracht een landelijk protest op gang.
Gelukkig werden de eisen herzien en soepeler gemaakt en de lucht klaarde
weer wat op. Andijk kwam er gelukkig goed af, na herkeuring waren er nog
maar twee voor wie het doek definitief viel. De keuringen vinden nog steeds
plaats, nu beter op de praktijk afgestemd, ondergaan de spuitgasten
regelmatig " hun grote beurt". En dat is goed, gezien de
werkzaamheden die er tegenwoordig verricht moeten worden. Hij blust,
verleent hulp bij ongelukken, duikt, daar kun je echt geen hoge bloeddruk of wat voor storende kwaal bij gebruiken.
En ook de techniek schreed voort. De brandweer hoorde iets over zenders,
ontvangers en piepers. 't Klonk erg geheimzinnig en interessant, maar het
was ook erg duur, en omdat we maar een dorpsbrandweer waren konden we dat
voorlopig wel vergeten. Maar wie weet, in de toekomst?