» Boeken » Samen nei de brand » Pagina 23-25
De landerijen bij ons dorp werden verkaveld en dat gaf weer een leuk klusje voor de brandweer.
Hier en daar stonden schuren op het land die toch moesten worden opgeruimd.
Omdat ze toch meestal van hout waren, was dat een leuk werkje voor de
brandweer. Die konden dus in de fik en je kon er leuk in oefenen.
Er mocht zelfs een boerderij in het Kerkeveld worden verbrand. Dat was
helemaal feest natuurlijk. Op een Zaterdagmiddag ging dat gebeuren. De
mannen van de perslucht stonden al klaar, en hier en daar waren al
voorwerpen neergelegd, die "gered" moesten worden. Wethouder de
Vries was aanwezig om met behulp van een nieuw doosje lucifers de brand er
in te jagen. Nou wil dat nog wel es lukken in een oude boerderij met een
rieten dak. Dikke rookwolken bulkten al gauw de lucht in, wat heel wat
publiek op de been bracht. De oude stolp brandde als een fakkel, maar
gespoten werd er niet, want er moest natuurlijk zoveel mogelijk verbranden.
Ook de persluchters kregen er al gauw genoeg van, want het werd tenslotte toch
wel heel erg heet.
Het was een imposant gezicht, en mocht U ooit in de gelegenheid wezen een
boerderijbrand te zien, doe dat dan, Want het is mooier dan vuurwerk.
"Lelijke pyromaan" zult U zeggen. Ho, ho, brandweerlui zijn geen
pyromanen, ze weten maar al te goed van al die narigheid die er bij te pas
komt. Maar als het toch in brand staat, zijn ze liever de eersten dan de
laatsten en U moet toegeven dat ze daar ook voor zijn.
Toen de oude boerderij met dof gedreun in elkaar zakte en een enorme wolk
vonken omhoog joeg, was de lol er af. Maar Cdt. Sietses had, omdat er nog
moest worden nageblust, koffie en broodjes laten regelen en dat ging er na
al dat vurige gedoe slikvingerend in, want brandweermannen zijn gezonde figuren,
die lusten wel zo het één en ander.
Dat de ervaring met deze boerderijbrand opgedaan, zo gauw in de praktijk
moest worden gebracht had niemand van het korps ooit kunnen denken.
Het was in de vroege morgen van 25 sept. 1973 toen telefonisch alarm het
korps naar de Dijkweg joeg, waar een dubbelkaps boerderij in brand stond. In
de voorste kap bevond zich het tuindersbedrijf van de heer P. Kooiman, aan
de achterkant, die net keurig opgeknapt was, bevonden zich de stallen van
Piet Dijkstra. Piet, die zelf brandweerman was, kreeg deze morgen de schrik van z'n leven.
Omdat het onbewoond was, werd het te laat ontdekt, en toen de brandweer
arriveerde kwamen de vlammen al uit de voorste kap, rijkelijk vonken en rook
brakend naar alle kanten. Gelukkig dat het zo stil was, anders had het er
voor de buurt niet best uitgezien. Dat zag het trouwens toch al niet, want
het huis van de fam. Konijn liep al direct gevaar. De waterborden begonnen
in de nok al te gloren. Direct werden de slangen uitgerold en kon er worden
gespoten. En dat deden ze dan ook volop, want behalve de boerderij en het
genoemde huis, liep ook de woning van de fam. Schenk aan de andere kant van de sloot gevaar.
Nog meer slangen gingen er over de brug om de hooi opslag achter de stolp nat
te houden, want door de enorme vonkenregen had ook deze al vlam gevat.
Wat de brandweer ook deed, de kap van Dijkstra werd ook de klos. Tegen de
enorme hitte was niks te doen, en ook deze stal ging in vlammen op. Gelukkig
stond er om deze tijd van het jaar geen vee in de schuur. Maar eindelijk won de
brandweer toch en was ze na een paar uur de brand meester.
Mensen nog an toe, wat een trieste bende en dat alles weer door een defecte
oliekachel. En nog waren ze voorlopig niet klaar, want al het broeiende en
smeulende hooi moest nog opgeruimd worden. Collega de Haas kwam Dijkstra de
helpende hand bieden door met trekkers en grote wagens de ladingen hooi weg te rijden.
Hooi is een raar produkt. Je kunt het zo nat niet maken, maar als je het
even laat liggen begint het zo weer te branden. Eerst moest het met een
sjofel uit elkaar worden getrokken, weer geblust, en pas daarna kon het worden weggereden.
De spuitgasten stonken 's avonds om een uur of 6 tegen mekaar op, en snakten
naar een warme douche. En U kunt het geloven of niet, maar de restanten van
de hooiberg lagen de volgende dag weer te branden alsof er geen water op gespoten was.
Onze collega Dijkstra was zwaar gedupeerd en we waren allemaal met hem
begaan want het was een reuze kerel om mee om te gaan. Zoiets wens je toch
niemand toe. Door deze gebeurtenis raakten we hem wel kwijt, want hij kocht toen
een bedrijf in Friesland in Langelille om daar opnieuw te beginnen.
Een paar jaar later hebben alle brandweermannen en vrouwen hen nog es bezocht op
een uitgaansdag en hun bedrijf bezichtigd.
Enkele jaren daarna is deze oud brandweerman tijdens een alternatieve
elfstedentocht in Finland plotseling overleden. Wij denken nog met goede herinneringen aan hem terug.
Al lerend en studerend kwam het korps op een steeds hoger peil.
Er liepen zelfs al enkele hoofdbrandwachten rond. Ook de cursussen voor
pompbediende, perslucht, 1e klas etc, werden door de Andijker spuitgasten goed bezocht.
Er werden ieder jaar weer heel wat diploma's uitgereikt.
Werd er tot nu toe altijd 1 x per maand geoefend, nu werd er besloten om dat 2 x in
de maand te doen, want anders kwam niet al het geleerde tot z'n recht.
In de nacht van 10/11 sept, '75 waren alle brandweerlui vlug wakker door de
telefoon, en haastten zich in het duister van de nacht naar de Bangert
alwaar brand werd gemeld. Of we maar vlug wilden zijn, want er was uitslaande brand
in een woonhuis. Als spuitgast wil je dan wel rennen.
Er was een melding uitgegaan naar Enkhuizen om met de brandweerwagen te
komen omdat de onze in reparatie was, en ook uitgerekend die van
Wervershoof. Echter bij aankomst in de Bangert was er niks te zien op het aangegeven
nummer. Nergens brand te bekennen, zelfs niet een beetje rook.
Verbijstering bij de spuitgasten. Zaten ze dan verkeerd?
Omdat het nogal mistig was, besloot Cdt. Sietses om enkelen op onderzoek uit
te sturen. Ze reden heel tot Wervershoof, maar het resultaat was: nergens brand.
Na zo'n 10 min. te hebben staan lanterfanten doemde in de mist de
brandweerwagen van Enkhuizen op. Ook al verbaasde gezichten, maar ook zij konden er niks aan gebeteren.
Langzaam drong het wel tot de spuitgasten door dat één of andere lolbroek
dit op z'n geweten moest hebben. Enkhuizen kon niks anders doen dan maar
weer rechtsomkeert te maken, en net toen Andijk daar ook over begon te
denken stopte er nog een wagen, alwaar een gebelgde Opperbevelhebber uit
stapte in pyjama, regenjas en op pantoffels. Hij begaf zich naar de Cdt. en
eiste opheldering over deze gang van zaken. Waarom wij daar zo werkeloos
stonden te staan en niets deden. Onze Cdt. dacht hierover even diep na, en
zei toen rustig: "Goedemorgen, burgemeester, ik meld U, het korps is
present, we hebben ook een object, maar we hebben nog geen vuur." Deze
legendarische uitspraak van de heer Sietses wordt nog steeds opgehaald door de mannen.
Door een samenloop van omstandigheden konden de baldadigen van deze
nachtelijke onrust later toch gevat worden. Zeer verheugd vanwege
kermisomstandigheden hadden deze lieden ziekenwagens, brandweerkorpsen en
politie de weg opgejaagd. Dat zal een dure kermis geworden zijn achteraf, want
er dienden forse boetes en voorrijkosten te worden betaald.
Onverantwoordelijk zoiets, want iedere valse melding kan levens kosten. De
hulpverlening kan op zulke momenten net ergens anders hard nodig zijn, maar ja,
breng dat zulke zatterikken maar es aan 't verstand.