» Boeken » Samen nei de brand » Pagina 41-44
De brandweer had er in de laatste jaren een taak bijgekregen, n. l. de hulpverlening.
Vooral nadat de verkaveling klaar was en daar druk gebruikt van werd gemaakt
door het verkeer. Het bleek zeer verleidelijk om daar wat meer gas te geven
dan toegestaan, en de vele kruispunten werden door polderblindheid over het
hoofd gezien. De brandweer werd heel vaak te hulp geroepen bij een ongeluk,
vooral de kruising Kadijkweg/Ged. Laanweg was berucht. Er waren soms zeer
ernstige ongevallen bij, en dat ging de mannen niet in de koude kleren zitten.
Hun grootste voldoening is dan ook, als blijkt dat ze niet voor niets zijn
gekomen en op tijd hulp kunnen bieden. Ja, beste lezer, U mag best wat
respect hebben voor die vrijwilligers die ook voor deze dingen 24 uur per dag klaar staan.
Laten we hopen dat de burgers deze vrijwilligers nog lang voor handen zullen
hebben, en dat het niet zo gaat als bij de politie, dat er hele korpsen uit de dorpen gaan verdwijnen.
Tot grote vreugde van de mannen kon eindelijk de centrale alarmering in
gebruik worden genomen. Alle spuitgasten liepen te pronken met zo'n kleine
ontvanger aan hun broekriem, de "pieper". Het werkte perfect, want
in no time stonden er in geval van nood 16 mannen op de stoep.
De vreugde der spuitgasten kenden deze maanden geen grenzen, want daar stond
ie opeens. Wie? Wel, de nieuwe wagen, waar we al zo lang om gezeurd en op
gewacht hadden. Een echte heuse Daf 1600 met alles er op en er an. De
spuitgasten liepen er omheen, zaten over- al aan te frunniken, keken in de
kasten en kropen eronder. Ze aaiden liefkozend het rooie geval, die dat
brommend vanwege z'n zware motor, welgevallig stond toe te laten. Hij
verheugde zich kennelijk in de opgewonden belangstelling.
De complete "set" van uw goede korps. De VW bus hulpverlening,
de gloednieuwe Mercedes duik- en hulpverleningswagen
en de grote DAF hoge- en lagedruk brandweerwagen.
Eindelijk, eindelijk voelden ze zich weer echte brandweermannen met dit
gloednieuwe stuk speelgoed. Omdat we nog in de kerkkazerne zaten, kwam ook
de opper nieuwsgierig het gemeentehuis uit om ook de wagen te bekijken. Hij
liet zich door de pyrofielen haarfijn op de hoogte stellen van alle
mogelijkheden van dit stukje vernuft. Wat een kar, wat een pracht, daar
durfden we elke rooie haan mee in de veren te vliegen. En zonder
"gemeentehoutje" konden we weer te pas en te onpas tonnen water geven.
Vol ijver toog iedereen aan het werk om voorbereidingen te treffen voor de
16e nov. waarop de wagen officieel zou worden overhandigd door de Com. der
Koningin de heer R. J. de Wit. Daarbij zouden ook de chloorpakken,
hydraulische hulpverleningsapparaten en de alarmpiepers officieel worden overgedragen.
Jan Remeynse, die in dit verband best genoemd mag worden, sloeg aan het
knutselen. Onze Jan leek wel wat op z'n roemruchte voorganger Jan v. d.
Heyden. Die vond ook alles uit voor de brandweer, zo ook deze Jan.
Op een aanhangwagentje werd een "nepbrandweer" gebouwd met
zwaailicht en een ouderwetse sirene. Hij bouwde er een stellage op, waar een
miezerig zuigslangetje en een keukentrapje op kwamen te staan, een
bloemengietertje, enz. De feestcommissie, de Cdt., kortom iedereen, was druk
bezig om het een onvergetelijke dag te laten worden.
En toen was het 16 november.
De meeste spuitgasten stonden finaal op tilt te wachten bij de garage met
het "nepwagentje" en de fonkelnieuwe, tot de bus met genodigden
bij het Dorpshuisplein zou arriveren. Daar stond ook de commandant en nog
enkele brandweermannen en natuurlijk veel publiek.
Ja hoor, daar kwam de bus, en toen hij het Dorpshuisplein kwam oprijden,
ontstond er gelijk brand met veel zwarte rookwolken, gesticht door een paar
pyrofielen. De Cdt. meldde zich per portofoon naar de wachtenden bij de
kazerne, en gaf opdracht zo spoedig mogelijk de "nepbrandweer" te
bestijgen en uit te rukken. Dat hoefde geen 2 keer gezegd te worden, en
enkele spuitgasten beklommen het gammele autootje en rukten met huilende
sirene en zwaailicht uit. Ze klemden zich wanhopig aan het wagentje vast om
er niet af te vallen, maar draaiden behouden en wel het Dorpshuisplein op,
om de ontstane brand te blussen. Doch alles verliep net even gammel als het
wagentje. Het ouwe pompie wou niet starten, slangkoppelingen bleven niet
zitten, en het trapje dreigde om te vallen. De toeschouwers genoten, maar de
z. g. n. ergernis van de Cdt. nam toe. Dat greep één der brandweerlieden zo
aan, dat hij het trapje beklom en met de bloemengieter de brand te lijf
ging. Ook dat liep op niets uit. Tenslotte wendde de Cdt. zich radeloos tot
de Commissaris van de Koningin, en uitte zijn misnoegen over de gang van
zaken. Gelukkig wist deze raad en overhandigde de sleutel van de nieuwe
brandweerwagen aan de Cdt. Toen was alles zo opgelost.
Enkele minuten later racede de nieuwe kar met de rest van de bemanning het
plein op, en werd het schuimkanon in de strijd gegooid. Spuitgasten met
chloorpakken maakten rap een eind aan de brand. De Commissaris keek er erg
van op, want dit materiaal was zo nieuw, dat hij het zelfs nog nooit had
gezien. Maar net als met een gewone brand, zo ging het ook hier, toen het
vuur geblust was, was de lol er af. Bovendien was er nog een heleboel te
doen. We moesten allemaal ons "gnappe brandweerpak" nog
aantrekken, want de voortzetting van de plechtigheden zouden in het "Dorpshuis" plaats vinden.
Nadat iedereen gezeten was, nam de burgemeester het woord en dankte de heer
De Wit hartelijk voor alle moeite inzake de nieuwe wagen. Op de wijze van
ons eigen "Brandweermannenlied" werd de commissaris zelfs
toegezongen, wat hij zeer kon waarderen. Als dank van het korps overhandigde
de Cdt. hem een model van een ouwe polderschuit, compleet met roer en kloet.
Hij was volgeladen met planten, wat door het echtpaar De Wit zeer op prijs werd gesteld'.
En nog was het feest niet ten einde, want toen de commissaris was
vertrokken, gingen we allemaal naar "Sarto". Daar werd de avond
vervolgd met onze echtgenotes en het voltallig gemeentebestuur, onder het genot van een glaasje en een koud buffet.
Onze Jan moest bij de burgemeester komen en kreeg als dank voor al zijn
diensten aan het korps bewezen, de rang van Hoofdbrandwacht. En dat gunde
iedereen hem van harte. Er was een band gehuurd, die ervoor zorgde, dat we
geen wortel schoten en de feestliederen waren niet van de lucht. Dat
iedereen zich aan het eind van de avond tevreden naar huis begaf, zal U niets verbazen.
Deed de brandweer die tijd nog wat anders dan feestvieren, zal de gedachte van de lezer zijn.
Zoals eerder gezegd, er waren in die jaren geen branden van betekenis, en
daar waren we met die oude wagen niet rouwig om. Stel je voor, dat
Wervershoof hier had moeten komen om een beste brand te blussen.
Zo spoedde 1978 zich naar het einde. Maar het venijn zit in de staart, zo ook hier.
In de vroege morgen van 31 dec. om 5.30 uur ging de pieper. Er stond een
stormachtige wind uit het Noord-oosten met ± 5° onder nul. Brandmelding
woonhuis aan de Oosterweg. De avond moor had het geregend, dus een
spiegelgladde weg, die allerlei fraaie taferelen opleverde van slippende
auto's van haastige brandweermannen. Onze brave Piet de bakker belandde met
z'n bakkerswagen in de bocht bij het Hornpad in de kant, en bleef hangen
tegen een lantaarnpaal die Jan Remeynse net had geplaatst. Er was geen tijd
om de schade op te nemen en onze Piet kon net nog met een passerende collega
mee naar de brand. Nu kon de nieuwe auto laten zien wat ie waard was, want
zo te zien was het een beste brand. Het hele woonhuis stond van voor naar
achter in lichtelaaie, en dikke rookwolken en massa's vonken vlogen door de
lucht richting Kerkepad. We moesten wel wat laten zien, want tot ieders
verbazing was de opper er ook al. Compleet met stijlvolle overjas en
stropdas. Dachten wij nog wel vlug te zijn. Gelukkig was het gezin tijdig
ontsnapt en bevond zich nogal aangeslagen in café "De Toekomst".
Het huis ging totaal plat, alleen de schuur kon met veel water intact worden
gehouden. De konijnen, die het ook overleefden, konden alle nattigheid onzerzijds maar matig waarderen.
Het was die nacht nogal frisjes, en de spuitgasten gingen zo dicht mogelijk
bij het brandende huis staan, vanwege de behaaglijke warmte. Ze stonden met
rug en billen naar de wind en vanwege het stuifwater werden ze bedekt door
een ijslaag, wat een heel fraai effect gaf, wanneer ze zich bewogen.
Gelukkig was "De Toekomst" dichtbij, en konden genoemde rug en
billen weer op temperatuur worden gebracht. In de behagelijke warmte van het
café, deden de onfortuinlijke bewoner en zijn vrouw hun verhaal.
De open haard was hier hoogstwaarschijnlijk weer de oorzaak van alle
trammelant. In het holst van de nacht, toen iedereen lekker lag te slapen,
was er door de moeder opgemerkt, dat er iets niet helemaal goed ging en ze
was gaan kijken. Vervolgens wist ze niet, hoe gauw ze de rest van de familie
uit bed moest krijgen, want een gedeelte van het huis brandde al als een
fakkel en het vuur was al bedenkelijk dicht bij de overloop van de trap.
Gelukkig kwamen ze allemaal met dekens om, veilig beneden, zijn naar de buren gehold, en belden daar de brandweer.
Ja, ja, het zal je maar gebeuren, in een oogwenk alles kwijt. Ook anderen
vroegen onze aandacht. De fa. Burger en De Blank wilden wel es weten, hoe
lang of de stroom nog wegbleef, want ze voorzagen moeilijkheden met de
bollen in de koelcellen. Al spoedig arriveerde de gewaarschuwde elektricien,
en de kabels, die al waren opgegraven werden vakkundig buiten werking
gesteld en was ook dit euvel weer verholpen. Het was al dag geworden voordat de brandweer naar huis kon gaan.