» Boeken » Samen nei de brand » Pagina 46-48
En toen was het zomaar 18 jan. '80.
Nadat we 16 jaar in de Herv. Kerk hadden gehuisd, togen Uw spuitgasten nu
naar de Hoekweg, naar het gebouw van gemeentewerken. Daar was ruimte gemaakt
voor een echte kazerne, compleet met een kanteldeur voor de kleine auto's,
en een grote roldeur voor de grote auto's. Wat een ruimte.
We hadden met enige weemoed de Kerk verlaten, want daar hadden we goede
herinneringen aan. Maar bij het zien van deze fantastische ruimte, was
iedereen dik tevreden. Uiteraard ging de overdracht gepaard met enig
feestelijk vertoon. Toen alle brandweerlui en genodigden zich om 13. 30 bij
de kazerne hadden verzameld, keek iedereen tegen een groot zeil aan, wat het
uitzicht om ramen en deuren benam. Van de burgemeester werd vervolgens
verlangd, dat hij genoemd uitzicht zou verbeteren, door met de lier van de
brandweerwagen het zeil te verwijderen.
Hij kon er goed mee overweg, want toen het zeil viel, werd de kazerne goed
zichtbaar. Daar was iedereen blij om, want het was wat frisjes buiten, en
toen mocht iedereen naar binnen. Binnengekomen moest de kantine boven in het
gebouw nog geopend worden, wat was toegedacht aan onze Cdt. b. d. en
erevoorzitter D. Sietses. Die verzorgde dat weer geheel op eigen wijze en
welbespraaktheid. Vervolgens begaf iedereen zich naar boven naar de kantine,
die met eigen krachten was ingericht. Koffie met gebak natuurlijk en daarna veel sprekers.
Van de ereleden ontving het korps een grote scheepsbel die geluid kan worden
bij het geven van rondjes. Dat was een heugelijke dag voor het korps, want
we waren er behoorlijk op vooruit gegaan. Een prachtige garage, en een
kantine waarin meteen ook cursussen gegeven konden worden.
En dat was wel nodig, want de ene cursus na de andere moest worden gevolgd.
Wat te denken van de nieuwe Jachthaven die bijna klaar was met al die boten.
De burgemeester had al laten weten, dat er in het hoogseizoen met alle
vakantiegangers in het Grootslag en de haven op duizenden mensen extra moest
worden gerekend. In verband daarmee besloot het korps om mannen op te leiden
voor duikers. Ook daar diende weer voor gestudeerd te worden. De eersten die
zich hier voor opgaven, waren Piet de Vries, Piet Tjem Rusting en Piet den
Hartog. Ze waren jong en wilden wat.
Omdat de cursus nogal waterig was, werden ze gelijk door de andere leden
"De drie Pietermannen" genoemd. Op zekere dag gingen ze naar
Enkhuizen om daar gezamenlijk met de Enkhuizer duikers te oefenen in de
haven. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat duiker Rusting een
merkwaardig rond voorwerp vond. Het leek wel op een deksel en je kon er mooi
mee rollen. Merkwaardig, vond Rusting, en hij wilde dat wel es beter
bekijken. Speels als hij is, rolde hij het ding voor zich uit over de bodem
van de haven en werkte het ding vervolgens bij de wal op. Vol trots vertoonde hij zijn onderwaterrelikwie.
Hij was, zoals later werd vastgesteld, ook bijna zelf een relikwie geworden.
Hij was namelijk tot z'n ontsteltenis aan het stoeien geweest met een
landmijn. De M. O. D. die gewaarschuwd werd, liet het ding ontploffen en het
was nog een beste klap ook. Rusting nam zich ernstig voor, nooit meer met
iets te gaan rollen wat op een deksel leek. Overigens hebben de duikers hun
kennis al verschillende keren in praktijk moeten brengen, en dat zijn nare karweitjes.
Door al die taken die de hulpverlening er bij kreeg, moesten er steeds meer
materialen in de wagen. Het werd tijd dat er een kleine hulpverleningswagen
bij kwam. Daar werd bij de gemeente op aan gedrongen, en warempel de vroede vaderen waren ons welgezind.
Zodoende konden we op 7 jan. '81 feestelijk een V. W. bus binnenhalen.
Uitgekiend ingetimmerd door onze Jan. Daar kon al het materiaal van de
hulpverlening in, dat was dus voor de brandweer een goede aanwinst, waar we
erg blij mee waren. Ook moesten we allemaal een cursus hartreanimatie
volgen, op voorschrift van de overheid. We hadden dus een druk seizoen met
"Annie", de stoeipop voor deze cursus, maar aan het eind kreeg ieder z'n papiertje.
Als spuitgast kun je ook nog mysterieuze dingen meemaken.
Op de 5e mei 1982 kwam er om ongeveer 12 uur een onweersbuitje uit het
Zuid-westen, en naderde Andijk. Het regende licht en het was praktisch
windstil. Zware buien hebben wij niet zoveel in onze wijde platte polder zo
dicht bij zee, dus let je er eigenlijk niet zo op. Maar opeens, het leek wel
vuurwerk, een felle bliksemflits en direct daarop een enorme knal. Bij
zoiets hoef je geen weerkundige te zijn, om te weten dat er ergens is
ingeslagen. En jawel, binnen de kortste keren ging de pieper, met de
opdracht voor de brandweer, zich met spoed naar de boerderij van de fam. Dijkstra aan de Dijkweg te begeven.
Toen de brandweerwagen het lange pad opreed, zagen we alleen een grijze waas
boven de boerderij hangen, maar van dikke rook of vlammen was niets te zien.
Wat was daar aan de hand? Onder het eten had Dijkstra de bui zien hangen, en
als echte veehouder maakte hij zich zorgen om z'n vee, wat bij zulk weer nog
wel es onrustig wil worden. Hij begaf zich naar de stallen, en juist toen
hij de berg inliep, keek hij naar de nok van het dak en kon z'n ogen niet
geloven. Daar hing in de punt een grote vuurbal, maar lang keek hij niet
omhoog, want het volgende ogenblik lag hij op de grond. De luchtdruk van de
"explosie" had hem gewoon beentje gelicht. Al rap stond hij
overeind en zag even later wat verwezen, de brandweer het erf oprijden. De buren hadden namelijk de brandweer gebeld.
De spuitgasten haastten zich alvast met hoge druk naar binnen, want ergens
moest er toch vuur zijn, na zo'n knal. Niets, in de hele boerderij geen
spoor van vuur te ontdekken. Alleen boven in een slaapkamer lag een plastic
zakje te smeulen. Onvoorstelbaar. Een gat van enkele vierkante meters in de nok bewees, dat de bol daardoor was ontsnapt.
Wat een bolbliksem aanrichtte
bij de fam. Dijkstra.
De boerderij had er flink van langs gekregen. Er lag geen dakpan meer op z'n
plaats, zelfs de vorstpannen op de 4 zijden van het dak waren grotendeels
losgesprongen. Ramen kapot, deuren ontzet, ook de ruitjes van de halfronde
raampjes waren gebarsten. De goten hingen bij de muur neer, het was gewoon een chaos.
Dat het voorval door de buren als brand was gemeld, kwam gewoon omdat de
explosie zo'n 150 jaar stof uit het rieten dak blies, en omdat het zo stil
was, bleef die enorme wolk boven de boerderij hangen. De fam. Dijkstra moest
nog dezelfde dag verhuizen naar een tijdelijke woning in plan Zuid.
Techneuten van de brandweer plaatsten een aggregaat in de schuur, want van
de stoppenkast was ook niet veel meer heel. En koeien moeten toch gemolken worden.
Elk ander bouwwerk was vermoedelijk ingestort na zo'n klap, maar dit soort
bouwsels met zo'n enorm vierkant, kan tegen een stootje. De heer Dijkstra
zelf bepaald ook, want hij vatte de herstelwerkzaamheden flink aan, en de
boerderij staat er weer bij, alsof er niks is gebeurd.