» Boeken » Samen nei de brand » Pagina 55-58
Er gebeurde ook wel es iets, waar om gelachen kon worden.
Een paar maanden later ging de pieper 's morgens om 6.30. Brand in "
Huize Sorghvliet". Maar, zult U opmerken, dat is toch niets om te
lachen. Dat deden wij ook niet, beste lezers, integendeel, wij haastten ons juist zeer snel naar het bedreigde object. Stel je voor, je moet er niet aan denken.
Alle arriverende spuitgasten verdrongen elkaar bij de deur om toch maar zo
vlug mogelijk hulp te bieden. In de hal stond een commissie van ontvangst,
die boven het lawaai uitriep, dat haast overbodig was, en dat alles alweer
was opgelost. De commissie bestond uit 2 allerliefste verpleegsters die met
knalrode wangen verslag deden. Het werd angstig stil in de hal, en alle
spuitgasten keken met grote interesse naar de 2 blozende dames. En de beide
blozenden vertelden: "We wilden wat melk opwarmen, maar op dat moment
werden we weggeroepen, en eh, toen zijn we de melk vergeten ..... Ja, en toen waren jullie daar opeens.
Kunt U zich zo'n tafereel voorstellen? Allemaal grijnzende smoelen van
brandweerlieden en daar sta je dan, om door de grond te zakken. De
commandant voelde dit goed aan, had hij indertijd ook niet es letterlijk en
figuurlijk in z'n hemd gestaan toen er brand was? Nou dan, en hij stuurde z'n ondergeschikten met de woorden:" Mijne Heren, inrukken," naar buiten.
"Huize Sorghvliet" en andere grote instellingen hebben namelijk
een z.g.n. interval. Als de alarmcentrale nu een automatische brandmelding
ontvangt uit zo'n tehuis, wacht men daar 3 minuten. Als er in die tijd geen
tegenbericht komt, treedt de alarmprocedure in werking. Zodoende. Maar de
secretaris van het korps, stuurde naar de ambassadeur, de heer Boschma, een
bericht. Mocht zich zoiets in "Huize Sorghvliet" weer es herhalen,
dat dan de betreffende nalatigen zouden worden gestraft met tenminste 1
avond kantinedienst bij de brandweer. En dat zij na het beëindigen van
genoemde dienst de daarvoor speciaal uitgenodigde opper, ambassadeur en de
hele bemanning goede nacht zouden kussen. Hij verzocht de ambassadeur met
klem deze bepaling op te nemen in de C.A.O. van "Huize Sorghvliet". Dit gaf wel, want het is na die tijd niet meer gebeurd.
En toen kwam er een hele reeks branden achter elkaar.
Op Zondagavond, de 1e maart '87 verzocht de alarmcentrale ons, of we direct
naar de fam. Molen Dijkweg 14 wilden gaan, en even later storrmden we het
Oosten in. En inderdaad, aangekomen op genoemd adres, kwamen de vlammen het dak al uit.
Het vuur had z'n ontstaan te danken aan de pijp van de allesbrander. Het was
niet aan nalatigheid van de heer Molen te wijten, want alles was keurig
gedaan. Maar het lag 'm aan de pijp. Dit soort dubbelwandige pijpen werd
toen vervaardigd van degelijk metaal. Ook niets van te zeggen, maar het zat
'm in het isolatiemateriaal tussen de beide pijpen. Dat was door regelmatig
stoken met hoge temperaturen gekrompen en ingezakt. En dan is.... juist, op
dat puntje pijp geen fluit meer waard, want de buitenpijp wordt net even
heet als de binnenpijp. Deze pijp was netjes weggewerkt achter de
slaapkamerwand. Want als je gegarandeerd materiaal koopt mag je toch
aannemen dat het veilig is. Dus niet, want de pijp werd heet, en de wand er
omheen kreeg het heet en toen waren de rapen gaar en ontstond er brand.
Bovendien heb je in de vroege avond ook nog niks boven te zoeken, dus dat
kon z'n gang gaan. Totdat er een bus passeerde, waarvan de chauffeur vond
dat er toch te veel rook uit de pijp kwam. Hij stopte en meldde dit
ogenblikkelijk aan de bewoners, die natuurlijk direct de brandweer belden.
De brandweer vond, dat er nog heel wat viel te redden en begaf zich met
perslucht en hogedruk, via de binnenetage en de ladder buiten naar boven. De
vlammen overleefden het niet lang, maar de bende was weer groot.
Tjonge, jonge, wat heb je dan toch een troep in huis. De moraal van dit
verhaal is voor U: Mocht U ook een allesbrander hebben, inspecteer dan zo af
en toe de uitlaat of hij tijdens het stoken overal gelijkmatig van
temperatuur blijft. Zo niet, doet U er dan wat aan, want anders heb je voor
dat je 't weet, zo'n 20 man op de stoep staan.
Zo, een stukje brandpreventie is nooit weg.
Wij schrijven, de 3e maart, 2 dagen later dus.
Weer alarm. Het was een koud voorjaar, want het vroor om 24.00 uur nog 6°C.
en er stond een stevige Oostenwind. We kregen de boodschap of wij ons naar
de kazerne wilden begeven, in afwachting van nadere orders. Dat wilden wij,
en zo stonden na enkele minuten de meeste spuitgasten vol verwachting in de
garage. We informeerden belangstellend wat er aan de hand was, doch ook Cdt.
V-d. Gruiter kon niets anders zeggen dan dat Wervershoof assistentie had
gevraagd. Ze zouden het eerst echter nog bekijken of het echt nodig was, vandaar dat wij verbaasd stonden te wachten.
Hebben ze nu assistentie nodig of niet? Merkwaardig. En net toen we dachten
dat de hele voorstelling niet door zou gaan, kwam er toch opeens nader bericht, of we konden komen, met spoed nog wel.
Hoopvol gestemd sprong de bemanning in de wagen, want Wervershoof had altijd
goeie branden. En zo daverden we gezamenlijk te middernacht naar het Westen.
Er werd aIvast nauwlettend in de verte getuurd, of we al een rooie gloed
konden waarnemen, maar alles was duister, en dat bleef het, tot aan de plek
van bestemming toe. Dat was Deen's supermarkt, en het rookte hier en daar
wat, maar een grote brand, nee, we waren wel wat anders van Wervershoof gewend.
Onze collega's waren zeer verheugd ons te zien, maar zij gaven een vewarrend
verslag. Boven op het platte dak was een opbouw waarin koel- en
verwarmingsapparaten waren opgesteld. Daar had het gebrand en daar had
Wervershoof fal geblust. Dat was dus uit, maar het bleef maar roken en
smeulen, en niemand snapte waar dat vandaan kwam. En of Andijk nu maar zo
goed wilde zijn om de voor- en zijkant van het object in de gaten te houden.
En of we een eenheid perslucht wilden leveren, om via de trappen van het
magazijn de branddeur te openen op de bovenverdieping.
Zo stortte een ieder zich op z'n taken. Onze collega's hadden een mooi
plaatsje uitgezocht naast het object vlakbij de sloot, maar daar zouden ze
nog wel achterkomen. De wagen van Andijk stond enkele huizen verder, het
Oosten in, dus gelukkig uit de wind. Alle werkzaamheden verliepen vlot,
alleen was er iets merkwaardigs aan de hand met deze rooie haan. De
perslucht was inderdaad de trap opgegaan, en had de buitendeur geopend. Op
de bovenverdieping hadden ze nog een deur ontdekt en die uiteraard
nieuwsgierig geopend, maar verder op zolder geen brand ontdekt. Er werden
wel enkele kleine vurige verschijnselen geblust, wat ze bij terugkomst
meldden. Dat viel tegen, want ze hadden gehoopt daar iets te ontdekken, en
ook in het magazijn en de winkel was geen spoor van vuur te vinden.
Van boven op het dak kwam de melding, dat er door luchtkokers af en toe vuur
werd waargenomen. Dat moest ook wel kloppen, want door de kieren van de
beplating vlak onder de goot, kwamen fikse wolken drangrook. Drangrook kun
je herkennen aan de witte kleur en de snelheid waarmee het door kieren en dakpannen naar buiten wordt geperst.
Het was raadselachtig, want de spuitgasten op het dak beweerden dat het naar
teer rook, en dat werd nou niet direct verkocht in de supermarkt.
Ondertussen was het één uur geworden, en iedereen begon ongeduldig te
worden. Waar zat die rooie haan nou toch? We hadden wel es meer branden met
verrassingen gehad, maar dit was wel een heel bijzondere.
Cdt. V.d. Gruiter werd er mee aan, en vroeg aan z'n bevelvoerende collega om
opheldering. Doch deze wist al evenveel, niks dus. Wel kwamen ze tot de
conclusie dat er op deze manier niet veel gebeurde. Cdt. V.d. Gruiter wendde
zich tot z'n 1e ondercdt. en zei: "Wij moesten maar es gaan kijken, als
jij ook perslucht omhangt, gaan we samen." "Komt mooi uit"
zei deze, "Want dan kan ik meteen effen sigaretten kopen". Zo
gezegd en zo gedaan, even later lieten ze de Cdt. van Wervershoof weten van
hun voornemen, om een binnenverkenning te gaan uitvoeren. Aan de
gearriveerde bedrijfsleider werd gevraagd hoe de winkeldeur open moest. Het
zou wel niet nodig zijn, maar in geval dat... Toen er waarschuwingen waren
gegeven aan alle spuitgasten om de ramen en deuren in de gaten te houden,
betraden ze samen het hol van de haan. Via de klapdeuren in het magazijn kwamen ze in de winkel, en begonnen achterin.
Nergens wat te zien, merkwaardig stil. Er ging eigenlijk wat beklemmends van
uit. Je had net het idee, of de rooie haanje om een hoekje, plotseling inje
nekvel zou grijpen. En al verder schuifelden ze door de dikke rook, maar hoe
ze ook zochten of keken, geen rooie haan. Hetwelk de Cdt. deed opmerken: "Waar zit dat kreng nou toch".