» Religie
» Buurtjeskerk
De dooptuin was de ruimte rond de preekstoel die werd omsloten door het
doophek dat in de Buurtjeskerk van Andijk kortweg ‘het hekje’ werd
genoemd. Deze omheining – in het Oudhollands ‘tuin’ genoemd –
bestond voor ongeveer tweederde uit eikenhouten panelen en aan de
bovenkant voor éénderde uit kolomvormige houten spijlen, al het houtwerk was om belastingtechnische reden ooit voorzien van een laag verf.
De ingang van de dooptuin bestond uit een houten poortje waarin de letters
T en M waren gebeiteld en ook nog een familiewapen of huismerk. Over de
betekenis hiervan was niets bekend, maar deskundigen veronderstelden dat
het de initialen en het huismerk waren van de schenker of van de vakman die het poortje had vervaardigd.
Boven het poortje dat de ingang vormde naar de dooptuin was een koperen
boog bevestigd met in de top het wapen van Enkhuizen; vermoedelijk was deze boog een geschenk van die gemeente toen de Buurtjeskerk werd gebouwd.
Rechts naast het poortje was op het hek een koperen voorzangerslezenaar
geplaatst. Hierop was het wapen van de stad Alkmaar bevestigd, dus deze lezenaar is vast een geschenk geweest van deze gemeente.
Zowel de koperen lezenaars als de boog van de dooptuin zijn na de verkoop van de kerk verdwenen.
Het kwam het meermalen voor dat na de zondagse ochtenddienst de leden van
de Kerkvoogdij of de Kerkenraad nog even ‘in het hekje’ vergaderden om
de lopende zaken te bespreken; ze zaten er immers toch al....? En als een
manslidmaat zich beschikbaar stelde voor het ambt van diaken of ouderling,
dan werd er op het Buurtje al spoedig gemompeld: “Hij moet ook zo nodig ‘in het hekje zitten’.”
Zoals gezegd stonden binnen de dooptuin dus de banken voor Ouderlingen,
Diakenen en Kerkvoogden en naast de bank voor de diakenen was de plaats
van de voorzanger, maar die functionaris had al lange jaren zijn stem niet meer laten horen.
Deze zitplaats was door middel van een klein houten schot afgescheiden van
de diakenenbank, maar ook deze afscheiding werd na 15 mei 1946 geslecht
toen de ‘Hersteld Verbanders’ terug kwamen in de Hervormde Kerk en ook
in de Buurtjeskerk plaats moest worden gemaakt voor twee extra diakenen afkomstig uit het H.V.
Nu konden ze gebroederlijk oecumenisch met z'n vijven naast elkaar zitten.
Tussen de Kerkvoogden en de voorzanger stond het zo genoemde ‘doophekje’ waarbinnen zich twee zitplaatsen bevonden.
Tijdens een doopdienst in vroeger tijden zaten hier de vaders van de
dopelingen en voor hen binnen ‘het hekje’ hadden de vrouwen op stoelen
plaatsgenomen. Oorspronkelijk waren twee plaatsen op de doopbank ook wel
voldoende, omdat men in die tijd kinderen zo spoedig mogelijk liet dopen
met het oog op de grote kindersterfte. Wanneer in de loop van de week een
baby werd geboren dan werd het al op de eerstvolgende zondag gedoopt; de moeder lag dan nog in het kraambed.
Als het nodig was werd er iedere zondag gedoopt, zodat een paar zitplaatsen voor de vaders wel voldoende was.
In latere jaren, toen men van die oude gewoonte afweek en er bij voorbeeld
een keer per maand een doopdienst werd gehouden, waren er soms meer dan
twee dopelingen en moesten de overige vaders plaats nemen in de banken van
de Kerkvoogden en konden deze op hun beurt een plekje zoeken elders in de kerk.
Maar ook deze gebruiken hoorden rond 1950 al lang tot het verre verleden
en zaten de doopouders voortaan op de voorste rij stoelen in de
Buurtjeskerk, net zo als het nu ruim een halve eeuw later nog steeds gebeurt in de hervormde kerk aan de Middenweg.
Alleen gebeurt het nu wel eens dat het tinnen doopbekken een jaar lang niet met water wordt gevuld...
Jan Nijboer,
‘Hervormde Pastorie’
Andijk, september 2005.