» Religie » Buurtjeskerk
Onkerkelijkheid is er altijd al geweest sinds de bouw van de Buurtjeskerk in 1667.
Wijlen de heer Klaas van Dok, die tussen 16 maart 1949 en 1 januari 1962
secretaris-kerkvoogd van de Hervormde Gemeente van Andijk was en daarna
archivaris werd van de oude hervormde kerk op het Buurtje, schreef al in
september 1953 in zijn manuscript ‘Fragmenten uit de geschiedenis der
Buurtjes Kerk te Andijk’, “dat velen denken dat het meer iets is van de tegenwoordige tijd.”
Maar het is droevig te constateren dat zijn opmerking uit het midden van
de jaren ‘50 nu anno 2005 – ruim een halve eeuw later – nog niets aan
actualiteit heeft ingeboet; de secularisatie en kerkverlating zijn sindsdien zelfs toegenomen.
Reeds in 1673 had de kerkenraad lange tijd “met droefheijt
aanghemerckt,” dat ene Anna Teunis nalatig was “vant ghehoor
van Godts woort ende het ghebruijck van des Heeren H. Avontmaal,”
zodat het nodig werd geacht dat de predikant en een ouderling haar zouden
opzoeken om haar christelijk te vermanen haar nalatigheid te laten varen.
En mocht de ijverloze vrouw bezwaar maken, dan zou haar de deelname aan het Heilig Avondmaal worden ontzegd.
Als we vandaag de dag de Kerkenraad van de Hervormde Gemeente
Andijk-Wervershoof bezien dan kan een kritisch waarnemer zich niet aan de
indruk onttrekken dat de vrouwen tegenwoordig meer bij het besturen van de
kerk betrokken zijn dan de heren der schepping, maar opmerkelijk is dat
332 jaar geleden het juist een vrouw is die als eerste in de
kerkenraadboeken staat vermeld als zijnde nalatig in haar kerkelijke
verplichtingen, al zullen we nooit weten wat die tekortkoming werkelijk inhield.
In een kerkenraadsvergadering van 24 april 1789 – het jaar dat in
Frankrijk de Grote Revolutie begon – wordt opnieuw gesproken over
afnemend kerkbezoek en wel na een gehouden ‘Censura Morum’, voorafgaande aan de vergadering:
“Ten aanzien van de Ledemaaten, wierd gegrond opgemerkt dat zommige
weinig gebruik maaken van den openbaaren godsdienst, die daar toe moeten vermaant en opgewekt worden.”
De vermaningen hebben echter niet de gewenste uitwerking gehad, want in de
notulen van 17 juli 1789 – drie dagen na de bestorming van de beruchte
gevangenis ‘de Bastille’ door de verpauperde arbeidersklasse van
Parijs, waarbij de ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ tot Blijde
Boodschap voor alle volkeren werd verheven – maar daar hebben de
landslieden op Andijk nog geen weet van – lezen we alweer zoiets:
“Omtrent de ledematen wierd aangemerkt dat Frederik Raven schoon in
de voorgaande huisbezoek bestraft en vermaand over het versuim van den
openbaren Godsdienst, wederom daar over ernstig moet aangesproken worden,
derwijl het voorgaande geheel vrugteloos was en aldien ook dit te
vergeefsch is en hij in zijne ongodsdienstigheid blijft volharden, hem dan
te censureren en de tafel des Heeren te ontzeggen. Ook waren er meer
andere leden, welke de openbaaren Godsdienst maar al te zeer
verwaarloosden die daar over in het gewoonlijk onderzoek der Leden moesten vermaand worden.”
Het euvel nam blijkbaar toe in plaats van af, maar met gemeentelid
Frederik Raven wilde men het nog éénmaal proberen en als hij niet wilde
luisteren dan moest hij de gevolgen maar ondervinden.
Ook op 16 oktober 1789 zijn er nog steeds lidmaten van wie het wegblijven
van de openbare godsdienstoefening en ergerlijk gedrag uit naam van de
kerkenraad door de predikant en een ouderling daarover nog eens vermaand en vooral ernstig toegesproken moesten worden.
Er wordt niet omschreven wat met ‘ergerlijk gedrag’ eigenlijk werd bedoeld, maar mogelijk kan men zich in
die tijd, waarin iedereen stipt naar de kerk ging, geërgerd hebben wanneer iemand thuis bleef.
Of zouden de eerste signalen van de ‘omwenteling’ in Frankrijk toch al
opgevangen zijn in West-Friesland en probeerden de ‘kleine luyden’ en
de dagloners voorzichtig zich beetje bij beetje te onttrekken aan het
gezag van de ‘door Gode’ aangestelde overheden die bestonden uit de gegoede burgerij en rijke boeren?
Enige jaren later vond ook in deze gewesten de ‘omwenteling der zaken’
plaats met de komst van de Franse overheersers. Dergelijke periodes zijn
meestal niet bevorderlijk voor het reguliere kerkelijke leven. Meerdere
gevallen van onkerkelijkheid worden gedurende deze periode dan ook genoemd in de verslagen van de kerkenraad.
Kort na het uitroepen van de Bataafse Republiek in het ‘wonderjaar’
1795 is het Trijntje Jans Groot die meermalen tijdens het huisbezoek werd
vermaand en dan steeds beterschap beloofde, maar dominee en ouderling
hadden nog niet hun eerwaarde hielen gelicht of zij lapte haar belofte al weer aan haar laars...
Ook met Dirk Zwagerman heeft de kerkenraad grote moeite gehad om hem weer
in het gareel en geregeld in de kerkbanken te krijgen. In dit geval horen
we bij uitzondering een beetje waarom hij niet meer ter kerke ging.
Dirk Zwagerman was van 26 juni 1792 tot 14 juni 1794 ouderling en
bekleedde nog dit ambt toen dominee Van der Hammen op 18 mei 1794 op
Andijk intrede deed. Het schijnt dat Dirk met deze predikant onenigheid
heeft gehad, maar het is niet bekend of dit voorval plaats had tijdens
zijn ambtsperiode of na zijn aftreden als ouderling, maar in de
kerkenraadnotulen van 31 januari 1799, toen er al bijna een jaar een
andere predikant was, wordt vermeld dat men “zig bedroefde over het
aanhoudend nalaten om den openbaren Godsdienst bij te wonen, door Dirk
Zwagerman, die bij den vorigen Leeraar om een niets beduidende zaak, te
kinderachtig om te schrijven, was begonnen.”
Het zou dus om een futiliteit gegaan zijn, althans volgens dominee die de
notulen zelf heeft geschreven, maar als Dirk ze had opgesteld – indien
hij al schrijven kon – had er misschien wel iets heel anders kunnen
staan... doch door het vele huisbezoek dat dominee De Bruin bij hem had
afgelegd en ook van de ouderlingen, waaronder Jan Klaasse Vriend, beloofde
Dirk beterschap, al verviel hij in later jaren – zelfs tot in 1808 – nog wel eens weer in herhaling...
Verder vermelden de notulen van 27 augustus 1800:
“Alle leden present, maar wist geene bijzonderheden ten aanzien van
de gemeente, boven de gewoone, men deed rapport der huysbezoeking om de
Oost en om de West en verblijde zig te hooren hoe het werk des Heeren om
de Oost vooral zigtbaar was en bleef, terwijl men met blijdschap vernam,
dat er hoop was om die geenen om de West die weijnig of geen gebruik van
den openbaren godsdienst maakten te zullen gewinnen en ook daaronder zij
die nog geene leden der gemeente waren tot het catechiseren en dus met de tijd tot lidmaten te zullen krijgen.”
In 1800 waren dus ‘om de West’ niet alleen verschillende lidmaten die
weinig of niet meer naar de kerk gingen, maar ook verschillende jonge
mensen die de catechisatie niet bijwoonden en als gevolg daarvan niet werden ‘aangenomen’.
Bijna zo lang onze kerkelijke gemeente bestaat hebben de predikant en de
kerkenraad het nodig gevonden één of meerdere lidmaten van de kerk op te
wekken tot het bijwonen van de kerkdiensten en op andere gedachten te brengen.
Zo was het met Anna Teunis, Frederik Raven en Dirk Zwagerman en zo zou het
gaan met Nanne Buisman in 1790, die ‘een lastige natuur had’ en
tijdens een huisbezoek zelfs aan drie ouderlingen weerstand bood, of in
1808 met Jan Mantel die men maar opgaf en waarvan werd besloten “dien
door en door verharden mensch te laten voor hetgeen hij was,” daar
alle aangewende pogingen vruchteloos waren gebleven en hij toch nergens
meer naar de kerk ging, omdat alle predikanten in deze omtrek volgens hem ‘Remonstranten’ waren.
In de notulen van de kerkenraad uit de negentiende eeuw wordt niet veel
bijzonders meer vermeld over opwekking tot kerkbezoek. Wel wordt meermalen
melding gemaakt dat verschillende personen wegens hun verzuim vermaand
zijn en soms ook wel ‘onder censuur’ zijn geplaatst en dat ze na
ingetreden verbetering weer in liefde zijn aangenomen, want zo hoort het!
De opeenvolgende predikanten deden hun gewoonlijke rondgang door de
langgerekte gemeente aan de Noorderdijk en in verband met de afscheiding
van 1836 die hier veel aanhangers kreeg en uiteindelijk de Gereformeerde
Kerk van Andijk deed ontstaan, mag worden aangenomen dat herder en
opzichters wel extra hun best hebben gedaan om de hervormde schaapjes
binnen de Buurtjeskerk te houden, maar van speciale acties om het
kerkbezoek te intensiveren wordt geen gewag gemaakt. Hoewel gedurende die
periode wat extra aandacht niet misplaatst zou zijn geweest in verband met
de ‘Doleantie’ en de opkomende nieuwe ideeën van ‘De Verlichting’ tegen het einde van de negentiende eeuw.
Met grote stappen door de geschiedenis van de Buurtjeskerk zijn we
inmiddels aangeland in het jaar 1934 en bevinden we ons meteen midden in de crisistijd die vooraf ging aan de Tweede Wereldoorlog.
Andijk wordt in deze moeilijke periode extra zwaar door de malaise
getroffen en de burgerlijke gemeente heeft in 1937 het op één na laagste
inkomen van alle gemeenten in de omtrek: ƒ 145,-- per jaar!
Tijdens deze armoedige periode wordt toch weer eens een poging gewaagd om
meer mensen in de hervormde kerkbanken te krijgen. Het verschil met
vroeger is deze keer dat de predikant en de kerkleiding zich nu tot de
gehele gemeente willen richten omdat de kerkgang zò in het slop is
geraakt dat het ondoenlijk is om alle thuisblijvers met een persoonlijk
huisbezoek te confronteren met hun lakse houding.
Op zondag 16 maart 1934, kwamen kerkenraad en kerkvoogdij na afloop van de
dienst bijeen om over een voorstel te praten dat dominee had ingediend om
deze keer eens een circulaire op te stellen en die bij de lidmaten rond te
brengen om op die wijze te proberen het kerkbezoek te stimuleren.
Zoals het hoort binnen dergelijke colleges werd over dit voorstel
breedvoerig gedelibereerd en de conclusie was dat men zo spoedig mogelijk
de koe bij de horens zou vatten en de kosten voor het stencillen of
drukken van de pamfletten maar uit de kas van de kerkvoogdij te betalen.
Dominee Bax zou de inhoud van de circulaire voor zijn rekening nemen,
waarbij zich onwillekeurig de vraag aandient hoe Anno Domini 2005 de
gemeenteleden van van de Hervormde Gemeente Andijk-Wervershoof op een dergelijke oproep zouden reageren...
Aan de Lidmaten der Ned. Herv. Kerk, alhier.
Wij hebben achter ons een tijd van hevige critiek op de godsdienstige levensbeschouwing, een tijd van vele critiek op de Kerken. Het gevolg was een stroming van de Kerken af, een achteruitgang van het kerkelijk leven.
Deze tijd nadert nu zijn einde; naast het oude, dat stand hield, zien wij overal nieuwe kiemen van geestelijk leven ontluiken.
Overal zien wij weer ontwaken het besef van Dat, wat niet onder woorden gebracht kan worden, het Godsbesef.
Natuurlijk vraagt het langeren tijd, voordat dit tot het grootere publiek is doorgedrongen, evenals het langeren tijd geduurd heeft, voordat de critiek, die in kleinen kring reeds lang fel geoefend werd, ook grootere massa's meesleurde.
Het kerkelijk leven ook in onze gemeente heeft den naadeligen invloed ondervonden van de beweging en van de kerk af, maar laten wij niet achterblijven, nu het getij gaat keren.
De crisis op godsdienstig-kerkelijk terrein leidt niet naar den ondergang, maar naar vernieuwing.
De Kerkeraad weet, dat velen al te zeer vast geraakt zijn in de onkerkelijke levensbeschouwing en levenshouding, dat menschelijkerwijs gesproken van hen geen terugkeer is te verwachten.
Maar de Kerkeraad weet evenzeer, dat bij velen onder de algemeene stroming van den tijd het niet ter kerk gaan een sleur is geworden, terwijl deze velen innerlijk wel degelijk godsdienstig voelen.
De godsdienstige zin moet echter ook geoefend, volhardend geoefend worden; vandaar de naam godsdienstoefening. Dan alleen krijgt de godsdienst een werkelijke waarde voor ons leven.
Onze kerk, ook Uw kerk, staat daartoe voor U open. Onze torenklok noodigt ook U uit tot kerkbezoek. 't Is daarom mannen, vrouwen en jonge menschen, dat wij U oproepen te deelen in en mede te werken aan den nieuwen opbouw van het geestelijk leven.
Geenszins is het kerkelijk besef bij ons uitgedoofd, doch zeer verflauwd. Laat de vonk door oefening van uwen godsdienstigen zin weer worden tot een vlam, die uw leven verlicht.
Toont weder Uw belangstelling in onze, in Uw kerk.
't Is slechts een kwestie van willen. Wie wil, die kan.
Gij zijt daar op een goede plaats en beluistert een goed woord.
Begin er mee en maak er vooreerst een gewoonte van, dat althans èèn uit uw gezin ter kerk gaat.
Bij een verwezenlijking daarvan draagt ieder een steentje bij tot den nieuwen geestelijken opbouw.
De Kerkeraad is overtuigd, dat een kerkelijke band ons gemeenschapsleven zal versterken en heeft gemeend, dit met ernst onder Uwe aandacht te moeten brengen, in de verwachting, dat het veler goedkeuring zal wegdragen en veler medewerking zal mogen verkrijgen.
Andijk, April 1934. De Kerkeraad.
Jammergenoeg is niet beschreven hoe er in 1934 op dit pamflet is gereageerd en of de Buurtjeskerk hierna op zondag tjokvol zat.
Uit de oude notulenboeken blijkt dat tien jaar later in het midden van de
Tweede Wereldoorlog er opnieuw een poging is gedaan de mensen op te roepen
samen wat vaker naar de kerk te gaan, deze keer onder leiding van dominee
Van Medevoort. Het kerkbezoek tijdens de Duitse bezetting was toch niet zo
slecht, òf bevatte het gezegde “Nood leert Bidden,” misschien toch enige waarheid?
Hoe het ook zij; zoals bekend herbergde Andijk in die periode een groot
aantal landgenoten dat uit andere provincies hierheen was geëvacueerd en
over het algemeen kerkelijker was dan de Noord-Hollanders, want toen na de
Bevrijding in mei 1945 deze vluchtelingen en ook de onderduikers weer naar
hun eigen woonplaatsen waren teruggekeerd, halveerde het zondagse kerkbezoek in de Buurtjeskerk...
In mei 1946 voegden de gereformeerden ‘in Hersteld Verband’ zich bij
de landelijke Nederlandse Hervormde Kerk, waardoor ook de Hervormde
Gemeenten van Andijk en Oosterdijk er leden bijkregen. Het betrof hier
vrijwel allemaal trouwe kerkgangers die gewend waren twee keer op zondag
naar hun eigen kerkgebouw aan de Middenweg te trekken, zodat die gezinnen
mèt enige aanhangers van de in die tijd eveneens opgeheven
‘Rechtzinnige Evangelisatie’ tegen het midden van de vijftiger jaren een behoorlijk deel van de kerkgangers vormden.
Er is sinds de 332 jaren die zijn verstreken toen in 1673 Anna Teunis “christelijk
werd vermaand haar nalatigheid te laten varen”, om met het bijbelboek Prediker te spreken “Niets nieuw onder de zon...”
© Jan Nijboer,
‘Hervormde Pastorie’, Andijk.
September 2005.