Andijk.
Het zal vele lezers interesseren, waar de "bakermat" van de
familie Mantel ligt. Andijk is een dorp aan de Zuiderzeedijk, tussen
Enkhuizen en Medemblik. Zowel burgerlijk als kerkelijk behoorde het
vanouds tot de stede Grootebroek. Het land in de polder "het
Grootslag" was bannegewijs verdeeld in lange stroken van Zuid tot
Noord en de dijk heette dus de "Noorderdijk". Nu was Grootebroek
vanaf Andijk moeilijk te bereiken. Het kon per wagen (bovendijks) over
Enkhuizen of langs een omweg over Westwoud, want de Tolweg naar
Hoogkarspel was er toen nog niet. De kortste weg was daarom per schuit,
maar met tegenwind was dat ook geen pretje...........
Geen wonder dat er in 1666 geklaagd werd over een moeilijke kerkgang! Met
hulp van Enkhuizen en Hoorn werd in 1667 een eigen kerkje gesticht, heel
eenvoudig, geen toren, geen klok, weinig meer dan een schuur met
kerkramen. Er werden honderd leden overgeschreven naar de nieuwe kerk, 42
van Grootebroek en 58 van Lutjebroek, niet vele rijken, niet vele edelen.
Nog geen 50 gezinnen. Bij die 42 van Grootebroek waren ook Pieter Sijmensz
Mantel en Griet Pieters "in de helling". Onze stamvader was dus
schuitenmaker en hij zal in zijn leven verscheidene schuiten en veepramen
gemaakt hebben. Waar kwam hij vandaan? hij wordt dadelijk Mantel genoemd,
terwijl veel mensen in die tijd nog geen familienaam hadden. Ondanks de
meest ijverige nasporingen hebben wij verder terug geen Mantel kunnen
vinden..........
Andijk was toen nog maar klein. Het aantal inwoners zal plm. 250 geweest
zijn. Nog in 1732 heet Andijk "een gehucht met een kerkje
voorzien". Al hoe trots de Andijkers op hun eigen kerk waren, het
burgerlijk bestuur zetelde nog altijd in Grootebroek. Voor alle aangiften
etc. moesten ze daarheen. We kunnen veilig aannemen , dat in die tijd hier
alles nog veeteelt was, bouwland was er maar heel weinig. Maar na de
rampzalige veepest jaren 1744 en 1769, toen soms een derde van het vee
stierf was men genoodzaakt op landbouw over te gaan, mede door de groei
van de vrij grote gezinnen. Dit was nog meest grove landbouw met mosterd,
karwij, dille e.d., tuinbouw was er nog maar weinig.
Onder Frans bestuur in 1812 werd Andijk zelfstandig.De eerste
burgemeester, Cornelis de Veer, heette dan ook nog "Maire". In
dat jaar waren er 70 boeren, dwz. veehouders, die samen 1160 bunder land
hadden, dus gemideld 15 bunder voor iedere boer en 124 bouwers, die samen
200 bunder bebouwden, dus gemiddeld ieder 1½ bunder. Het aantal bouwers
was dus al groter, maar hun grond veel kleiner. Door de groei van de
gezinnen werd het nodig intensiever te bouwen en dat werd de opkomst van
de tuinbouw. Omstreeks 1880 begon de teelt van vroege aardappelen. Omdat
het hier minder hard vroor dan in het oosten van het land, was het
mogelijk de aardappelen al zeer vroeg klaar te hebben. In 1883 werd de
vereniging "Akkerbouw" opgericht, die de handel voornamelijk op
Amsterdam richtte. Later, door de export naar het roergebied, werden meer
grove ssorten geteeld en verplaatste de handel zich naar de
"Tuinbouw" te Bovenkarspel. Na 1900 kwam de bloembollenteelt op,
met als pionier Willem Kooiman Pz., die veel kleine tuinders inspireerde
tot bloembollenteelt. Het was ook een Andijker, Jan Buishand, die het
initiatief nam tot oprichting van een bloembollenveiling. Dat werd
"West-Friesland" te Bovenkarspel, nu meest bekend door de
"Westfriesche FLORA". De tulpen hebben Andijk veel welvaart
gebracht.....
Door de bevolkingsgroei en de steeds kleiner wordende bedrijven kwam bij
vele tuinders de zucht naar emigratie op. Van geen enkel dorp zijn er na
1945 zovelen geëmigreerd naar Canada als van Andijk. In totaal ruim
vijfhonderd! Dat gaf tijdelijk een inzinking van het inwonerstal. Maar na
enkele jaren werd dat weer vergoed door de komst van immigranten: de
overloop van Amsterdam. Nieuwe wijken met uniforme woningen werden gebouwd
en Andijk verliet de dijk, waaraan het eeuwenlang gewoond had. De
verkaveling hielp nog een handje mee om alle romantiek uit te
bannen........
Jan Trompetter heeft het zo mooi bezongen in ons aller volkslied:
Lief plekje grond, omringd door groene dijken,
Door 't voorgeslacht omtwoekerd aan de zee.
Door vaart en weg verdeeld in kleine rijken
Waarop vol pracht de bloemenvelden prijken;
Een oord van vree.
Hier klinkt het lied van d'arbeid allerwegen
Temidden van de zangen der natuur;
En, verre van 't rumoer van de stad gelegen,
Komt hier 't gevoel van kalmt en rust ons tegen
Elk avonduur.
Hier steunde vaders armen de jonge handen
En hier klonk moeders stem in 't vriend'lijk ouderhuis;
Bruist hier geen beek, ontbreken lustwaranden,
Wij minnen bovenal deez' lage landen:
Hier zijn wij thuis!
Pieter Sijmensz. Mantel zou raar opkijken, als hij dit Andijk eens zag,
waar zelfs geen schuiten meer nodig zijn!
Piet Kistemaker, Andijk, 27-02-1975.