Het verzet 1940-1945 in Westfriesland (1)
HALF ANDIJK ZAT VOL ONDERDUIKERS
Weinig geschreven over het plaatselijke verzet
Welke vormen van verzet waren er in de Tweede Wereldoorlog in
Westfriesland, wie namen er aan deel en waarom?
Over het verzet in Westfriesland is bijna niets geschreven. Er is een
boekje van mevrouw C. Kerkmeyer-De Regt "Hoorn in de
verdrukking". De twee laatste exemplaren in de Hoornse bibliotheek zijn echter verdwenen.
Voorts is er nog een moeilijk verkrijgbaar boek "De
Binnenlandse Strijdkrachten in het Noorderkwartier" (aktiviteiten na 1943).
In een serie artikelen wil de Vrije Westfriese Krant aandacht besteden aan
de verschillende vormen van verzet in Westfriesland tijdens de tweede
wereldoorlog, die onderbelicht zijn gebleven.
Met 25 personen uit verschillende groepen is door ons contact opgenomen.
Sommigen vonden dat ze te weinig te vertellen hadden, anderen zeiden
"zich niets meer te kunnen herinneren". Enkelen konden het
emotioneel niet meer aan.Soms zeiden familieleden "Laat hem er
alsjeblieft buiten, hij kan er tóch al niet van slapen".
Tenslotte hebben we uit verschillende gebieden enkele mensen van
verschillende politieke en levensbeschouwelijke overtuiging bereid
gevonden iets te vertellen over hun verzetservaringen tussen 1940 en 1945.
De eerste aflevering van deze serie, die betrekking heeft op een weinig
beschreven bladzijde van de Westfriese historie, gaat over Andijk. Andijk
zat half vol met onderduikers, zo vertelden ons de oud-verzetsstrijders
D.G. van Beek en K. de Vries. Hierbij hun sobere en nuchtere verhaal.
Andijk is één van de weinige Westfriese gemeenten, waar, zelfs na de
grote afkalving van de CPN, die partij nog is vertegenwoordigd in de raad,
al is het maar met één zetel. Het is bovendien een gemeente waar, in
tegenstelling tot vrijwel andere Westfriese gemeenten, met uitzondering
van Enkhuizen en Opperdoes, calvinisten van verschillende denominaties nogal sterk vertegenwoordigd zijn.
Gereformeerden en, meer in het algemeen, aanhangers van de
Antirevolutionaire Partij en CPN-ers zijn (het is algemeen bekend)
oververtegenwoordigd geweest in het Nederlandse verzet, als gelet wordt op
hun getalsterkte binnen de Nederlandse bevolking. Het ligt dus voor de
hand dat de Andijkse bevolking, waarin beide stromingen stevig
vertegenwoordigd zijn, in de oorlog in grote meerderheid anti-Duits was en
ook bereid zich tegen de Duitse overheersing te verzetten.
Daarbij moet niet in de eerste plaats aan grote, gewapende acties worden
gedacht. Anders dan bijvoorbeeld een land als Joegoslavië, leent een land
als Nederland en zeker het boomloze, wijde en vlakke Westfriesland zich
niet voor dergelijke acties. Maar wel heeft naar schatting van twee
CPN-leden, die in de oorlog betrokken waren bij het vervaardigen en
verspreiden van het destijds illegale dagblad De Waarheid en bij de
hulpverlening aan onderduikers, D.G. van Beek (73) en K. de Vries (78),
ongeveer het halve dorp onderduikers in huis gehad.
Het in huis hebben van onderduikers was op zich gevaarlijk genoeg. Er zijn
genoeg gevallen bekend dat huisvaders, die jonge mensen verborgen, die
zich alleen maar onttrokken aan de Arbeitseinsatz, de gedwongen
tewerkstelling voor de Duitse oorlogsindustrie, werden afgevoerd naar
Duitsland en nooit meer terugkeerden. Het in huis hebben van onderduikers,
die actief verzet tegen de bezetters hadden geleverd en waarnaar door de
Duitsers ook intensief gespeurd werd, was uiteraard nog veel gevaarlijker.
Meewerken aan een blad als De Waarheid, het orgaan van de Communistische
Partij Nederland, was ook een levensgevaarlijke aangelegenheid. De
Duitsers beschouwden immers de communisten als hun aartsvijanden.
Na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in 1941 waren communisten
helemaal vogelvrij en gearresteerde medewerkers aan De Waarheid, maakten
weinig kans. Het feit dat Duitsland tijdens de inval in Nederland een pact
met de Sovjet-Unie had vrijwaarde de Nederlandse communisten aanvankelijk
mogelijk van massale acties, populair waren zij niet bij de bezetters,
zoals blijkt uit het feit dat Van Beek, die ten tijde van de Duitse inval
gemeenteraadslid was voor de CPN, meteen te verstaan kreeg dat hij dat
verder wel kon vergeten. Volgens Van Beek en De Vries, was het trouwens
een sprookje dat de CPN-ers pas massaal in verzet gingen na de Duitse
inval in de Sovjet-Unie in 1941.
De Vries: "In 1930 werd in Andijk een afdeling van de communistische
partij opgericht. Het was crisistijd. Niet alleen landarbeiders, maar ook
kleine tuinders, die zwaar waren getroffen door de crisis, werden lid van
de partij. Uit contacten met gevluchte antifascisten was het ons duidelijk
dat er zonder meer een oorlog zou komen en dat Nederland daar niet buiten
zou blijven, zoals in 1914-1918. In Duitsland vonden executies plaats. De
communisten keken misschien in het begin nog wel wat vreemd aan tegen het
feit dat de nazi's in Duitsland zich tooiden met de naam
"socialistisch" (De Hitlerpartij heette officieel National
Sozialistische Arbeiterpartij Deutschlands, red.) maar door contacten met
vluchtelingen werd ons al gauw duidelijk dat dat niets te betekenen had.
Voor de gewone Nederlander leek het misschien wel dat er in Duitsland een
soort economische opleving aan de gang was onder Hitler, onder andere door
de aanleg van een autowegennet, maar voor de communisten was het duidelijk
wat er aan de hand was. Onze pers informeerde ons daar zeer onomwonden
over. De burgerlijke pers was veel terughoudender, maar voor ons stond
vast dat de Duitsers ons zouden aanvallen en dat ze jacht zouden maken op
communisten. Er waren in de partij oud Spanje-strijders (Nederlanders, die
zich in 1936 aan de zijde van het wettige bewind van de Spaanse Republiek
schaarden en gevochten hadden tegen de fascistische opstandeling Franco,
red.) en die liepen zeker meteen al gevaar.
Op 9 mei, de avond voor de Duitse inval, had ik nog een vergadering van
het districtsbestuur in Zaandam. Op hoger niveau in de partij was al een
begin gemaakt met het organiseren van het verzet. Op de bewuste
vergadering werd besloten met het opzetten van een regionale organisatie
nog even te wachten, omdat het er naar uitzag dat de inval er de eerste
maanden niet zou komen. De volgende ochtend werd Nederland
aangevallen"
Van Beek: "Ik was gemeenteraadslid voor de CPN. Dat was meteen
afgelopen. Ik kreeg officieel bericht. Wij werden in Andijk eigenlijk
beschermd door alle groeperingen. Er waren wel NSB-ers, maar dat waren
tamelijk gemoedelijke mensen, geen mensen, die ons zouden aangeven.
Hier op het dorp waren eigenlijk meteen onderduikers.
Het begon met de oud-Spanjestrijders en later kwam daar van alles en nog
wat bij. Er werd ook niets gevraagd. Een onderduiker was een onderduiker.
Er kwamen algauw op plaatselijk niveau contacten met de gereformeerden.
Als CPN-ers was ons eerste illegale werk natuurlijk het maken en
verspreiden van De Waarheid. We kregen een kopie van, de landelijke
illegale editie en we voegden daar het plaatselijke nieuws aan toe. Ik
deed het tikwerk en De Vries stencilde."
De Vries: "Ik bracht de kranten ook rond. In mijn schoenen
verstopt. We stencilden in Medemblik. Op het dorp wisten ze wel wie er in
het verzet zat, maar er werd niet over gepraat. De notaris was lid van de
WA, hij liep in zo'n zwart pak rond. Maar hij zou ons uit eigen beweging
niet hebben aangegeven, geloof ik. Misschien wel als hij er opdracht toe
zou hebben gekregen. Er was geen Duitse bezetting in Andijk.
De Duitsers zaten in Enkhuizen en in Medemblik. Als er 's nachts een
razzia kwam, was dat bekend op het postkantoor. De juffrouw van het
postkantoor waarschuwde dan."
Van Beek: "Dan verdwenen we in de polder. Dat was vroeger een
vaarpolder, vol met vaarten en sloten. Nu zie je dat niet meer, sinds er
een ruilverkaveling is uitgevoerd, maar toen, konden de Duitsers daar niet
komen. Wij kenden de polder op ons duimpje en wij hadden boten met bomen.
Die hadden de Duitsers niet. En zelfs al hadden ze motorboten gehad, dan
hadden ze nog onmogelijk in de kleine sloten kunnen komen. Op het land
stonden ook schuren, waarin we dekens hadden gelegd, zodat we er konden slapen.
In augustus 1943 ben ik opgepakt bij een razzia. Dat was één van de twee
grote razzia's, die de Duitsers hier hebben gehouden. Meestal waren het kleine acties.
Ik had die keer een onderduiker in huis, maar die hebben ze niet gevonden.
Mijn oudste kind was toen 14 jaar. Ik werd naar Enkhuizen gebracht en
later naar Hoorn. Ze hebben me ondervraagd. Ik heb toen geluk gehad, want
de eenheid, die me te pakken had moest plotseling worden ingezet in Denemarken.
Ik heb toegegeven dat ik lid was geweest van de CPN, dat was trouwens
bekend, maar over De Waarheid wist ik natuurlijk niets. Omdat die Duitse
eenheid toen plotseling naar Denemarken moest vertrekken, lieten ze me
gaan. Ik zou nog wel een oproep krijgen zeiden ze, maar ik dacht
natuurlijk: als ik eerst maar weg ben. Die onderduiker, die ik in huis
had, was goed verstopt. De Duitsers hebben hem later toch nog te pakken
gekregen. Ze waren natuurlijk nieuwsgierig naar zijn contacten met de CPN
en naar de adressen, waar hij ondergedoken was geweest, maar hij heeft
niets gezegd. Ze hebben hem doodgeslagen in Rotterdam".
De Vries: "Er waren veel kleine razzia's, maar we waren altijd
gewaarschuwd en we zaten in de polders, voordat de Duitsers bij ons waren.
Maar natuurlijk wisten ze wel waar ze moesten zijn.
Ze hebben twee keer 's nachts mijn vrouw lastig gevallen. Eén keer wilden
ze haar meenemen, maar ze ging op bed liggen met ons jongste kind en zei:
"Zie maar dat je me meekrijgt. Eén van die soldaten kreeg toen
medelijden. De burgemeester was er ook bij. Die had een hele lijst van
verzetsmensen. Hij was niet echt fout, maar hij liep wel aan de leiband
van de Duitsers. Hij is later nog langs geweest om zich te
verontschuldigen, maar daar hadden we natuurlijk niet zoveel aan. Mijn
dochter, die nu niet meer leeft, was toen 13 jaar en die heeft van dat
voorval nog jaren last gehad. Ze hebben haar onder handen genomen. Tegen
haar geschreeuwd: "waar is je vader, we weten dat jij weet waar hij zit".
Van Beek: "Na de februaristaking van 1941 wisten we dat de Duitsers
hier een grote razzia zouden komen houden om CPN-ers te zoeken. We zijn
toen de polder weer ingevlucht. De Duitsers hebben hier toen toch wel wat
CPN-ers gepakt. Die werden allemaal naar de Eurterpestraat in Amsterdam
(het verhoor- en martelcentrum van de Gestapo, red.) gebracht. Ze zijn
later allemaal vrijgelaten. Dat komt omdat de Duitsers toch niet goed op de hoogte bleken.
De razziaploeg, die hier aan het werk was, was al vijf dagen en nachten in
touw en ze hadden nog geen enkel bewijs van verzet gevonden. Toen vonden
zij bij mensen, die niets met het verzet te maken hadden, wat
strooibiljetten uit geallieerde vliegtuigen, die die mensen bewaard
hadden. Nou, toen hadden ze iets, dachten ze. Dat moest toch wel hét
verzet zijn. Die mensen, de verkeerden dus, zijn naar Duitsland gevoerd,
maar ze zijn gelukkig heelhuids teruggekomen".
De Vries: "Ons werk was natuurlijk alleen maar plaatselijk. We
wisten officieel niet eens wie er in Andijk allemaal bij het verzet zaten.
De CPN heeft er steeds voor gezorgd dat er kleine cellen waren, waarvan de
leden, leden van de andere cellen niet kenden. De man, die contact met ons
onderhield namens de partij, was steeds een ander en we kenden alleen
voornamen. Klaas, Piet. Dat gold ook voor degenen, die ons de landelijke
kopie van De Waarheid kwam brengen.
We wisten niet veel van elkaar en voor de veiligheid was dat maar het
beste. In Andijk waren zo'n dertig à veertig mensen, communisten en
gereformeerden actief in het werk dat wij deden: illegale kranten,
onderduikers en de voedselvoorziening en distributie voor de onderduikers.
Aan het gewapende verzet hebben we niet meegedaan. De politie, dat wil
zeggen de dorpsveldwachter, wist dat we in het verzet zaten en hij heeft
het ons afgeraden. Met de OD (Ordedienst) en de LO/LKP (Landelijke
Organisatie van Onderduikers/Landelijke Knokploegen, red.) hadden we geen
contact, maar we wisten natuurlijk wel af van de droppings. Hovinga, de
leider van de OD had ons dat vertrouwelijk meegedeeld. (In West-Friesland
waren drie afwerpplaatsen voor wapens voor de illegaliteit, die vanuit
West-Friesland werden getransporteerd naar de Wieringermeer, red.)
Van Beek en De Vries zijn duidelijk niet de stoere helden van het
verzet, die we in opgeklopte verzetsliteratuur nog wel eens tegenkomen:
fiere figuren in overalls, de band van de Hollandse helm stoer tegen de
onverzettelijke kin gedrukt en, met een stengun onder de arm de horizon
afturend naar de vermaledijde vijand. Het zijn wel eenvoudige Westfriezen
die deden wat hun hand te doen vond in de oorlog en die op hun manier de
vijand afbreuk hebben gedaan. Wie bekend is met het brute optreden van de
bezetters tegen elke vorm van illegaliteit, die zich bezighield niet de
verzetspers, weet dat ook hun nederige werk letterlijk levensgevaarlijk is geweest.
Tijdens de oorlog, het is bekend is er in kringen van de illegaliteit,
maar ook in de interneringskampen, veel discussie geweest over het
Nederland van na de oorlog. Iedereen was het er over eens: het zou anders
worden. Dat anders worden is nogal tegengevallen.
Na fervente pogingen van uiterst rechts om in Nederland een
neocorporatieve staat te vestigen, kwam de vooroorlogse democratie, met
dezelfde partijen, doorgaans getooid met nieuwe namen, weer terug en de
economische orde bleef ongewijzigd gebaseerd op de uitgangspunten van een vrije markteconomie.
Zijn Van Beek en De Vries niet teleurgesteld en hebben ze niet het gevoel
voor niets aan het verzet te hebben deelgenomen?
De Vries: "In zekere zin valt dat nog wel mee. Ons werd nogal eens
verweten dat wij als Westfriezen te nuchter, te hard zijn, maar ik heb
nooit zo hard geloofd, dat Nederland binnen tien jaar een socialistische
staat zou zijn. Wat ik wel teleurstellend vond, was dat meteen toen het
afgelopen was, de oude tegenstellingen nog steeds bleken te bestaan. We
hebben hier toch samen met de gereformeerden in het verzet gezeten.
Persoonlijk zijn de verhoudingen wel goed gebleven, maar als leden van de
CPN, als communisten, werden we direct na de oorlog weer met de nek
aangekeken. De mensen die dat deden hadden kennelijk instructies van
bovenaf gekregen".
Van Beek: "Als ik zie dat er in Nederland nu toch werkelijk met enig
succes druk op de politiek wordt uitgeoefend om verdere verspreiding van
kernwapens tegen te gaan, dan denk ik dat het nu eindelijk de goede kant
op gaat. Kijk, wij waren communist uit idealisme. Wij wilden een
rechtvaardiger wereld. Maar in het verzet zijn we gegaan, omdat we
antifascist waren, omdat het nazisme een misdadig regiem was. Dat op het
ogenblik zelfs in Nederland weer allerlei bedenkelijke organisaties de kop
opsteken, dat er vreemdelingenhaat ontstaat, zijn natuurlijke
ontwikkelingen, waartegen nu even principieel dient te worden opgetreden,
als duizenden Nederlanders destijds in het verzet tegen de bezetters hebben gedaan".