Kistemaker

Thuis » Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 79-80

29. Vordering van radiotoestellen en rijwielen

A. Kunst

In November 1941 kwam de gemeenteveldwachter bij mij om ingevolge hem verstrekte opdracht de in mijn zaak aanwezige radiotoestellen te inventariseren en er beslag op te leggen. Dat dit alleen maar ten doel had om de Duitse lastgevers in de gelegenheid te stellen deze apparaten in bezit te kunnen nemen, was zonder meer wel duidelijk. Ik had juist een flinke voorraad toestellen staan, n.l. 35 stuks en het ging mij natuurlijk erg aan mijn hart om deze aan de bezetter te moeten afstaan. Maar wat er tegen te doen? Het was nog maar 1941, de Duitsers waren op het hoogtepunt van hun macht en handelden dienovereenkomstig. Verzet plegen was dus wel uiterst gevaarlijk en de enige mogelijkheid was nog om list tegenover geweld te zetten.

Gelukkig had de politie een even grote hekel aan het karwei als ik en zodoende was ik in de gelegenheid om van een aantal 8-tal splinternieuwe toestellen de lampen te doen verdwijnen, waardoor deze toestellen onvolledig werden en waarschijnlijk niet voor vordering in aanmerking zouden komen. De veldwachter maakte dus een lijst op met de vermelding achter de namen en de nummers van acht toestellen: "zonder lampen".
Kort daarna wist ik nog met twee nieuwe toestellen te verwisselen tegen 2 gebruikte van hetzelfde merk en hetzelfde aanzien en toen was het afwachten wat er gebeuren zou.

Eind November kreeg ik een officieel schrijven van de Beauftragte van de Rijkscommissaris, waarin mij werd medegedeeld, dat de bewuste toestellen in beslag genomen waren en dat ik de 27 nieuwe ontvangtoestellen op 4 December in Hoorn had in te leveren. De acht "oude" toestellen moesten tot nader order te zijner beschikking gehouden worden. Met een bloedend hart heb ik dus de gevorderde toestellen ingeleverd, maar de overgeblevene veilig opgeborgen. Het merkwaardige is, dat de heren daar nooit om teruggekomen zijn en naarmate de tijd verstreek heb ik die steeds zorgvuldiger verborgen.

In Juni 1943 moesten, zoals men zich herinneren zal, alle radiotoestellen, ook door particulieren, ingeleverd worden. De toenmalige waarnemend-burgemeester Van der Kuur heeft zich zeer beijverd om deze zaak goed te doen slagen en is o.a. met de politie bij mij geweest om de verkoopregisters in te zien ten einde te kunnen nagaan aan wie ik de laatste jaren een toestel had afgeleverd en dus te controleren of alle kopers inderdaad hun apparaat netjes aan hem hadden ingeleverd. De heer Van der Kuur bevond zich toen vlak bij de 8 toestellen, die ik nog steeds in huis had zonder dat hij daar enig vermoeden van had. Wel wetende dat niemand van de officiële personen mij in dat opzicht verraden zou kon ik het er wel op wagen om ze achter te houden en als ooit de nood aan de man kwam mij beroepen op het schrijven dat ik ze "ter beschikking moest houden". Maar als de baas het geweten had....! Behalve die 8 toestellen bezat ik er nog één, later bijgekocht voor eigen gebruik en bedrijfsvaardig opgesteld om de Engelse berichten te kunnen beluisteren.

Wat de verkoopregisters aangaat, die had ik, tot groot verdriet van v.d. Kuur, verbrand. Alles was verrekend en afgehandeld en waarom zou ik dus al die rommel bewaren! In werkelijkheid hadden natuurlijk alle radiohandelaren een seintje gehad om te willen zorgen dat de registers niet geraadpleegd konden worden. Ik heb ze momenteel nog in mijn bezit. De waarnemend burgemeester voelde wel nattigheid en liet zich niet met een kluitje in het riet sturen. Hij heeft zelfs persoonlijk naar de vermiste bescheiden gezocht, doch zonder resultaat. Toen verlangde hij dat ik uit mijn geheugen een klantenlijst zou samenstellen. Ik moest toch nog wel weten aan welke mensen ik b.v. in het laatste jaar een toestel had verkocht.
Nu liet mijn geheugen zeer veel te wensen over en ik zei hem dan ook dat ik vreesde niet geheel aan zijn verlangen te kunnen voldoen, maar ik zou in elk geval mijn best doen om dezelfde dag nog een lijst op te maken. Van de heer Spanjaart kreeg ik ter inzage de lijst van ingeleverde toestellen en daaruit stelde ik een lijst samen van de toestellen, die door mij verkocht waren. Zodoende kreeg Van der Kuur een keurige opgave, die er zeer betrouwbaar uitzag, maar aan de hand waarvan hij alleen maar de gevolgtrekking kon maken dat iedereen zonder uitzondering aan zijn plicht had voldaan.

Met de rijwielen ging het geheel anders. In Mei 1944 ontving ik een circulaire van het Rijksbureau voor de Metalen-verwerkende industrie waarin mij werd gelast, namens een Duitse instantie met een mooie naam en op grond van een Duitse verordening, alle herenrijwielen in te leveren. Na hieromtrent overleg te hebben gepleegd met mijn collega's besloot ik aan deze lastgeving niet te voldoen. De meeste handelaren deden het trouwens niet. Van der Kuur was ver weg en de omstandigheden waren heel anders dan in 1941. De fietsen werden dus onzichtbaar, hoewel dit lang niet zonder risico was, want ze waren niet met een klein plaatsje tevreden. Wel heb ik tweemaal als particulier een rijwiel ingeleverd op vordering van de waarnemend burgemeester Naastepad. Dat wil zeggen, het waren voorwerpen, die uiterlijk veel op een fiets geleken, doch waarvan men niet mocht verwachten dat zo ook als zodanig dienst zouden kunnen doen.
Niettemin hoop ik dat een of andere Duitse krijgsknecht er een buiteling mee heeft gemaakt!

Ten slotte zou ik nog willen vermelden, dat ik bij de algemene metaalvordering een koperen gascomfoortje heb ingeleverd ter waarde van 15 cts, nadat een hoeveelheid van ongeveer 50 kg koper verborgen was. Voorts is bij verschillende personen (o.a. bij een pro-duitser!) 150 kg lood voor mij ingegraven. Op een kleine uitzondering na heb ik dit alles na de bevrijding terugontvangen.


Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" Hoogkarspel 1940-1945, uitgegeven in 1947.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk