Kistemaker

Thuis » Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 81-82

30. Onze school in bezettingstijd

J.A. Spigt

De R.K. Jongensschool heeft in de bezettingstijd voor verschillende doeleinden een deel van zijn ruimte moeten afstaan. Na de verraderlijke inval van het Herrenvolk en de daarop volgende evacuatie van de bevolking uit de verschillende plaatsen, werd een deel van de inwoners uit Soest in Hoogkarspel ondergebracht. Twee lokalen van onze school werden als "noodziekenhuis" ingericht. Ongeveer een 15-tal zieken en gebrekkigen onder de evacué's werden daar gedurende enkele weken liefderijk verpleegd.
Zuster Bührmann fungeerde op zeer loffelijke wijze als hoofdverpleegster. Zij werd bijgestaan door een staf van medewerksters, die allen met veel toewijding dag en nacht de verzorging en verpleging belangeloos op zich namen. Na enkele weken konden onverwachts de evacué's weer naar hun woonplaats terugkeren en kwam de 'school weer geheel ter beschikking van het onderwijs.

Enige tijd later moest ook de R.K. Huishoudschool van Bergen wegens inbeslagneming van de gebouwen met geheel haar hebben en houden een onderkomen zoeken. Hoogkarspel bleek de meest geschikte plaats te zijn. Ze werd ondergebracht in de Meisjesschool, terwijl de zolder van de Jongensschool in een slaapzaal werd omgetoverd. Ongeveer een 60-tal chambrettes boden een geschikte slaapgelegenheid voor het grootste deel der meisjes. De overigen werden in het Verenigingsgebouw of bij particulieren ondergebracht.

De brandstoffennood was later oorzaak, dat de Huishoudschool voorlopig werd gesloten en alle pensionnaires naar huis gezonden werden. De schoolzolder met zijn diverse slaapgelegenheden kon nu uitstekend dienst doen om degenen, die in de beruchte hongerwinter hier voedsel kwamen inzamelen, onderdak en een goede slaapplaats te verschaffen. Talrijke keren is, door mensen van allerlei rang en stand, daarvan een dankbaar gebruik gemaakt.
Diezelfde zolder bleek bovendien voor illegale doeleinden zeer bruikbaar te zijn. Een paar voorbeelden ter illustratie" 'n Partij kaas - 250 Edammertje van 'n kraakje bij een zuivelfabriek afkomstig - vond daar aanvankelijk een uitstekende schuilplaats. De kaasgeur verspreidde zich echter langzamerhand zo prikkelend over de zolder, dat enigen van de bovengenoemde logés, die de tantaluskwelling niet langer konden doorstaan, een onderzoek ter plaatse gingen instellen. De toestand werd werkelijk onhoudbaar! De ondergrondse werd gesommeerd de kaas een andere bergplaats te geven. De heer S. Kok, die hierin de leiding had, doch ook ondergedoken was, kreeg de opdracht daarvoor te zorgen.
Wij waren zeer benieuwd, hoe de kaas vervoerd zou worden. "'s Nachts in alle stilte per schuit?" "Ja, maar dan niet bij lichte maan", zo waren onze gedachten. Op een morgen, het zal ongeveer 10 uur geweest zijn, verscheen iemand met paard en wagen voor de schooldeur. Hij toonde - zoals afgesproken was - een briefje met de volgende inhoud: "Geef brenger dezes de beloofde 250 pennen mee". De kaas werd met vereende hulp in zakken gedaan, op de wagen geladen en met een stalen gezicht reed de voorman op klaarlichte dag weg, richting Enkhuizen. Heelhuids bereikten voerman en kaasjes hun plaats van bestemming.

Ook de mannen van de B.S. kregen er lucht van, dat de ruimte boven de school een geschikte gelegenheid bood voor bijeenkomsten en het verbergen van wapens. Meermalen werden hier later ook wapenoefeningen gehouden. Op een avond waren de wapenbroeders zeker wat haastig vertrokken en had de tijd hun ontbroken de gevaarlijke spullen achter de lambrizering weg te bergen. Die nacht sliepen er verschillende logé's, o.a. kennissen van de Eerw. Zusters op de schoolzolder. Een er van inspecteerde haar slaapcelletje en vond tot, haar ontsteltenis een zak met kogels. De Eerw. Overste werd van deze hoogst gevaarlijke vondst op de hoogte gesteld. Ondergetekende ontving de volgende avond een schrijven van de Overste, waarin op onmiddellijke verwijdering van dit gevaarlijke speelgoed werd aangedrongen. Ze kon zeer terecht, niet begrijpen dat daarmee zo nonchalant werd omgesprongen. Ondergetekende was ongesteld en bedlegerig. Er moest echter, hoewel het reeds na achten was en het dus verboden was zich op straat te begeven, ogenblikkelijk gehandeld worden. Een van zijn dochters waagde het op de fiets te springen en iemand van de ondergrondse te waarschuwen. Deze nam het gehele geval nogal kalm op en verwees haar naar de heer J. Kes. 's Avonds ongeveer 10 uur verscheen de heer Kes, besteeg de zolder en bijgelicht door een zaklantaarn in de bevende hand van een vrouwelijk wezen, werkte de dienaar van Hermandad de zak met kogels in zijn vaste schuilplaats. De harten waren weer gerust!

Enige tijd later vervoegde iemand van de ondergrondse zich bij ondergetekende ter bespreking van een gewichtige aangelegenheid. Een geheime bergplaats van wapens in Lutjebroek was toevallig door enige jongens ontdekt. Hij was bang, dat een en ander verder zou uitlekken en vroeg toestemming die wapens in de school te mogen overbrengen. De Z. Eerw. heer Pastoor werd in deze gewichtige aangelegenheid gekend, gaf zijn toestemming en op een daartoe geschikte avond werden de wapens onder de vloer van een lokaal ingegraven. Datzelfde lokaal zou later de eer genieten als voorlopig arrestantenlokaal van de ingerekende N.S.B.'ers te dienen.

Indien ondergetekende nu nog even memoreert, dat verschillende onderduikers op die schoolzolder een veilige schuilplaats vonden en dat ettelijke niet-ingeleverde radiotoestellen, verschillende koperen artikelen enz. tussen plafond en zoldering geduldig de bevrijding hebben afgewacht, dan zal U het met hem eens zijn, dat het gebouw van de jongensschool in vele opzichten goede diensten heeft bewezen in de bezettingstijd.


Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" Hoogkarspel 1940-1945, uitgegeven in 1947.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk