» Diversen » De Speelwagen » 1946 » No. 3 en 4 » pagina 65-66
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
1e jaargang,
1946,
No. 3 en 4,
pagina 65-66.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Even verscheiden en bont gekleurd als de bloemen en festoenen op de zijladders van onze speelwagen,
is het reisgezelschap.
Bij het instappen is er weinig gelegenheid voor het kiezen van bepaalde zitplaatsen, zodat het maar
een bloot toeval is, wanneer er twee burgervaders, drie boeren en vier schoolmeesters in elkaars
nabijheid zitten.
En zo zien we mijnheer Nobel van Lutjewinkel naast een zijden pet uit Zijdewind en hij heeft z'n windje.
„Goed, heel goed,” vangen we op, „kastanjes bij de poort en linden langs het wagenpad,
uitstekend.”
De oude heer Honig van Zaandijk, geparenteerd aan den beroemden Jan Adriaensz uit de Rijp, ontdekt
een nieuwe telg uit het geslacht van de Leeghwaters en de jonge dame in kwestie links voor hem, krijgt
een invitatie voor „De Bloem van Zaandijk” en een pepermuntje van mevrouw.
„Nou anderen maar, ik schei er mee uit, ik heb al lang genoeg in die ouwe rommel zitten wroeten,”
zegt de oud-conservator van het Westfries museum, J. C. Kerkmeyer, welbekend. Maar als een vriendelijke
bakkersvrouw uit Westwoud hem vertelt, dat er van die blauwe tegeltjes bij haar achter het behang zitten,
wil hij subiet dat wij even langs rijden.
Twee bankjes verder naar voren, ongeveer op nummer honderd van achteren, ziet Aart Doets uit de Beemster
zoveel mooie overhouders met lammeren onder Twisk, dat hij eerst in de Zak van Hauwert een bevrienden
koeienkoper ontdekt, die hem veel goeds voor de weiderij heeft geleverd.
Mr Belonje heeft ogen te kort, want hij spiedt door alle galmgaten en noteert, terwijl hij bovendien
z'n achterbuurman, zijnde een president-kerkvoogd, warm praat voor blank eiken en glad koper.
De tekenaar Maarten Oortwijn uit Purmerend zit verkeerd om en waagt zich aan een boerenhoedje. Frans
Mars daarentegen is verslingerd op een goud-ijzer en maakt een afspraakje.
En als we opsteken in „De ridder Sint Joris”, steekt Jo Spier de draak met de paraplu van
Remmert Ouwejan... maar mijnheer Meijer uit Wormerveer geeft een rondje, omdat de reis zo vlot verloopt
en hij belooft er nog één met suiker als de wagen vol zal zijn,... wat geen kwaad nummer
is, want dat hebben we immers in onze eigen hand?!
Lieflijke Lente, stralende Mei,
Zijt gij gekomen, brengt uw getij
Blijheid om alles wat schoon is te roemen,
Vrijheid om alles wat waar is te noemen.
Lieflijke Lente, stralende Mei,
Zijn we nu vrij?
Bottende knoppen, 't zwellende zaad,
Werkende volken, trouw en paraat,
Beiden uw lichten in duistere nachten,
Voelen ontkluisterd hun groeiende krachten.
Lieflijke Lente, stralende Mei,
Maakt gij hen vrij?!
Dat wij niet haten, hoe ook geknecht,
Doch slechts erkennen 't Goddelijk recht,
Dán zal de ene mens d' ander niet vrezen,
Dán zal de wereld door liefde genezen.
Lieflijke Lente, stralende Mei,
Dan zijn wij vrij!
J. Kostelijk-Bom