Kistemaker

Thuis » Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 5 » pagina 132-134

Bijgeloof in Westfriesland met betrekking tot de vogelwereld1

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 5e jaargang, 1950, No. 5, pagina 132-134.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: M. Zwaagdijk.

Jeugdherinneringen uit Zwaagdijk plm. 1885

Eigenlijk moeten we onder bijgeloof verstaan: alles, wat vroeger in religieuze zin geloof is geweest en niet meer strookt met onze huidige godsdienstige opvattingen.
„Men”, het grote publiek, heeft echter een veel ruimere opvatting van bijgeloof, die moeilijk te definiëren is.

De ekster. Op een zomerdag, toen ik uit school kwam, vertelde moeder: „Deer het vanmiddag een hele taid een ekster toch zo pittig op 't raampost zeten! In nou in dèn pikte hai teugen de glaze! Snokker, èh? Dat betekent, dat we een brief kraige,” voegde ze er enigszins glimlachend aan toe. Zoals een autobestuurder thans zal glimlachen, als je hem vraagt: „Waarom hang je een mascotte in je auto?” Dat van de ekster was het echte bijgeloof, dat toen evenwel op zijn laatste benen liep. De vogel als berichtgever in religieuze betekenis is in vele delen van de aarde gesignaleerd.

De koekoek. In volle ernst werd mij in mijn jeugd geleerd, dat deze vogel in de herfst verandert in een sperwer. Ook dit wordt tot het bijgeloof gerekend, ofschoon het niets anders was dan een wetenschappelijke misvatting. In die tijd zei men ook, dat het vele geroep van de koekoek regen voorspelde. In de kinderwereld zingt men nog bij een kringspelletje :

En de koekoek op het dak,
Regen heift hem nat gespat.
O, mijn lieve zonneschijn,
Deze dame zal het zijn!

Hoe staat het overigens met het bijgeloof betreffende de vogels en andere dieren als weervoorspellers? Zou dat in de toekomst niet binnen de kring der wetenschap getrokken kunnen worden?

Meeuwen heetten in mijn jeugd onweersvogels. Als er vele over 't land kwamen, betekende dit onweer, d.i. slecht weer. Dat was reeds zo in de zestiende eeuw. De vermaarde schoolmeester-dichter uit Barsingerhorn Dirck Adriaansz. Valcooch leerde de jeugd in 1597:

Als die verckenen schudden het stro,
Ende over2 somer byten die vloo,
die mueren en tegelen worden nat,
die roock wten huyse niet gaet rat3,
Ende die meeuwen comen op het lant,
So isser storm, wint of regen op hant.

Eenden waren in mijn jeugd zeer betrouwbare weervoorspellers. Zaten ze tijdens een vorstperiode stil met de kop in de veren, dan hield de vorst aan. Maar werden ze reurig, begonnen ze te kwaken, dan was er dooi „op gaal”, op komst. En regen, wanneer ze in 't water „wukelden” en de droppels hoog opspatten. Over dit laatste bijgeloof zou in verband met oude religieuse denkbeelden nog veel te vertellen zijn.

Zwierden de boeren- of huiszwaluwen hoog in de lucht, dan kon men de volgende dag mooi weer, scheerden ze laag over sloten en weiden, dan kon men regen verwachten.

In mijn jeugd vonden we er geen been in nestjes van allerlei soorten vogels „uit te halen”. Zwaluwnestjes uitgezonderd; die waren taboe! Op school had ik niet onder de ogen van mijn kameraden durven komen, als ik dat gedaan had! Want zwaluwen, zo zeiden we, zijn beestjes van onze Lieve Heer.

Maar ook van de volwassenen genoten de zwaluwen volledige bescherming. Mijn ouders lieten in 't voorjaar de bovendeur van onze loods openstaan, om de „swavelkes” gelegenheid te geven hun nestjes te bouwen en mijn moeder, die toch al genoeg om handen had, getroostte zich de moeite de vuiligheid weg te doen, voorzover de oude zwaluwen dat van de jongen niet zelf naar buiten brachten. Ik herinner mij nog het ontstelde gezicht van mijn moeder, toen ze mij vertelde, dat een timmermansknecht, die gehoord had, dat zwaluwen hun jongen met een paardenhaar aan de pootjes in ' t nest vastmetselden, zich daarvan wilde overtuigen en met ladder en al naar beneden was gegleden. Dat was de waarschuwende vinger! Wat had hij er zich mee te bemoeien! Zwaluwen brengen geluk aan 't huis.

Evenals de ooievaar. Er woonde bij ons in de buurt een boer, op wiens hooiklamp een paar ooievaars hun nest hadden gebouwd. Hij legde een wagenwiel op de vorst van zijn boerderij, opdat ze daar zouden komen nestelen. Dat de ooievaar de kindertjes zou brengen, is mij nooit verteld. Wel, dat hij de moeder in 't been had gepikt, ook wel, dat deze in een spijker had getrapt, als er een nieuwe wereldburger was gekomen. De „popkes” moesten in mijn tijd heel uit de rietschoot bij Medemblik vandaan gehaald worden; waarschijnlijk per roeiboot, want oude wiegeliedjes spreken van roeien.

De uil. Diens onheilspellend geroep in de avond was een voorteken van een sterfgeval.

Van enig bijgeloof met betrekking tot spreeuwen en mussen heb ik nooit iets gehoord. Gelijk zwaluwen en ooievaars vroeger werden beschermd door 't bijgeloof, worden de vogels heden ontzien door een milder gevoel voor 't weerloze dier en de wetenschap, dat ze nuttig zijn voor land- en tuinbouw door de enorme hoeveelheid schadelijke insecten, die ze verdelgen.
Maar wetenschap of bijgeloof - de moraal is dezelfde: Spaar de vogels!

M. Zwaagdijk

1 Men hoede zich voor de mening, dat dit bijgeloof beperkt is of was tot Westfriesland alleen. Het is of was internationaal.
2 Gedurende.
3 Vlug.

 


© 2001-2025 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk