» Diversen
» De Speelwagen
» 1952
» No. 5
» pagina 150
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
7e jaargang,
1952,
No. 5,
pagina 150.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Dr W. Lampen.
Reeds lang had ik een aanvulling willen geven op mijn artikel van 10 Februari 1950 en wel betreffende
de Hoep te Schagen. Mijn mening, dat deze naam afgeleid moet zijn van de halfronde (of geheel ronde)
vorm, wordt mij bevestigd door een schrijven van de ter zake deskundige heer ingenieur J. A. Storm
van Leeuwen te Alkmaar, die de vriendelijkheid had mij dd. 12 Augustus 1950 o.m. het volgende te
berichten:
„Behalve dat „hoep” een oud woord is voor ring, wordt uw veronderstelling naar mijn mening
gesteund door het voorkomen van de naam „De Hoep” op de kaart van „'t Hoogheemraetschap
van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlant ende West-Frieslant” van Jan Jansz. Dou (± 1670),
ook op een door Tirion uitgegeven kaart anno ± 1745. Met „De Hoep” werd hier een
zeer grote (circa 7 km lange) half-ringvormige duinvallei aangeduid. Hierdoor stroomde de
„Hoep-beeck” (nog als genormaliseerde beek zonder naam getekend op de Topografische kaart
van 1910), welke, naar ik aanneem, ontsprong in het tegenwoordige „watervlak” (thans droog),
eerst naar het Noordwesten stroomde en vervolgens met een grote boog naar het Oosten tot Bakkum kwam,
waarna zij zich oostwaarts voortzette als de tegenwoordig (nog aldusgenoemde) Schulpvaart.
Zoals u bekend zal zijn, werden vooral vroeger dergelijke duinvalleien en pannen als bouwland gebruikt;
men vindt zo nog in de voormalige „Hoep” akkers met rogge en andere gewassen.
Voorts wijs ik u op de naam „Ronde Hoepspolder” onder Ouderkerk aan de Amstel. Deze polder,
welke besloten ligt tussen Amstel, Waver en Oude Waver, is hoefijzervormig verkaveld en bevat nog de
afdelingen Kleine Hoep, Westhoep en Oosthoep.”
Tot zover Ir Storm van Leeuwen, die onze late, maar welgemeende dank moge aanvaarden voor zijn toelichting.
In een voetnoot voegt de schrijver er aan toe, dat laatstgenoemde polder officieel „Polder de Ronde
Hoep” heet.
De „.Lijst der aardrijkskundige namen van Nederland”, uitgegeven door het Kon. Nederl.
Aardrijkskundig Genootschap geeft echter de naam „Rondehoep” (aaneengeschreven dus) en
omschrijft hem als „polder rechts van de Amstel, Zuidelijk van Ouderkerk(Ouder-Amstel)”.
„Ronde Hoep” behoeft m.i. geen pleonasme te zijn, zoals ouderloze wezen, maar „rond” kan
een „epitheton ornans” zijn, zoals het groene gras. Men kan hier misschien denken aan de
mogelijkheid, dat een „hoep” maar halfrond is. In de oude betekenis van hoepel is hoep natuurlijk
„all-round”. Een kuiper heette in de middeleeuwen een hoepbinder. Hoepich betekent koepelvormig,
rond. Men kende (en misschien nu nog?) het hoepnet, dat een groot net was voor de palingvangst. Het
werd vastgemaakt aan een ijzeren hoepel en men sloot daarmede een sloot af, zodat de paling niet kon
ontsnappen.
Hiermede hebben we de Hoep nu wel bekeken.
Dr W. Lampen