» Diversen
» De Speelwagen
» 1952
» No. 7
» pagina 194-196
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
7e jaargang,
1952,
No. 7,
pagina 194-196.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Wanneer Enkhuizen gasten ontvangt, kan men er staat op maken dat het een goede dag wordt. Er leeft
hier een generatie, welke zich bewust is van de toeristische waarde van de stad en er naar streeft
het historische karakter te bewaren. Maar bovenal moet het de liefde zijn voor de geboorteplaats, die
de Enkhuizers opwekt hun stad op te heffen uit een verval, dat gelukkig zijn dieptepunt reeds lang
heeft gehad. Iedere keer als men Enkhuizen aandoet wordt men blijder verrast. Gevels, die verleden
jaar u nog zieltogend aanzagen, zien nu weer sterk en eerlijk ons in de ogen. U bent geneigd ze te
groeten met een eerbiedige hulde aan de verenigin „Oud Enkhuizen”. Dan is er het Zuiderzeemuseum
in het oude Peperhuis en aanverwante complexen. De uitbreiding hiervan moet u op den voet volgen. U
mag geen jaar overslaan om hier te kijken. Als u deze zomer verzuimt om te gaan mist u de tentoonstelling
van schilderijen, welke een beeld geven van de Zuiderzee, zoals deze bij het afscheid ons voor ogen
staat en waaraan het museum de herinneringen voor het nageslacht zal bewaren. Wie dit heeft gezien,
begrijpt welk een schat aan cultuurwaarden verloren gaat en hoe noodzakelijk het is op de juiste plaats
hiervan nog zoveel mogelijk te conserveren. Dit is het doel van het Zuiderzeemuseum. Wij mogen ons
gelukkig achten dat ook hier mensen arbeiden, die gesteund door de Vereniging van Vrienden van het
Zuiderzeemuseum, hun nationale taak gewetensvol verrichten en reeds nu mogen wijzen op prachtige
resultaten. Zij zullen echter niet rusten voordat ook het buitenmuseum werkelijkheid zal zijn geworden.
En het komt er, dat kunnen we u verzekeren.
In deze stad kwamen Woensdag 6 Augustus de leden van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland
bijeen en zij hebben ondanks de druk van een vrij langdurige algemene vergadering goede herinneringen
meegenomen naar huis. Zij zijn zich ongetwijfeld sterker bewust geworden van de opdracht, welke het
Genootschap in ons gewest heeft te vervullen. Een opdracht, die in de statuten is samengevat en bij
herhaling naar voren wordt gebracht, maar zo moeilijk is uit te voeren, nu in de eerste plaats voor
ontzaglijk veel maar bitter weinig beschikbaar is.
Het beroep om het Cultureel Fonds van het Genootschap krachtig te steunen is een noodkreet, welke goed
verstaan dient te worden. Ieder jaar moet het Genootschap kunnen wijzen op wat door vereende krachten
tot stand werd gebracht. De Commissie voor Landelijk Schoon is practisch vleugellam en wanneer er ergens
in Westfriesland een molenromp om wieken smeekt, een oude pronkdeur om restauratie en een ijverig
historicus om drukinkt, dan zitten we een beetje scheef wanneer wij op de Westfriezendagen broodjes
met ham eten, maar de bel moeten afzetten omdat er aan onze deur niet gegeven „kan” worden.
Het Bestuur wil gaarne met een open deur aan tafel zitten. Gastvrij en met een gerust geweten.
De voorstellen om de contributie te verhogen getuigen van realiteitsbesef, maar het devies dat elke
Westfries lid moet kunnen zijn van het Genootschap dwingt in deze tot beraad. Maar wel moeten er wegen
worden gevonden om krachtig te kunnen medewerken als naast de morele ook de financiële steun van
Oud West-Friesland verwacht mag worden.
Een goed moment tijdens de vergadering was de uitreiking van de erediploma's aan enige personen, die
in de geest van het Genootschap zich verdienstelijk maken. De diploma's werden uitgereikt aan mevr.
Wegener Sleeswijk-van Balen Blanken, mevr. J. Visser-Roosendaal, mevr. M. Buishand-Molen, de heer M.
Zwaagdijk en de heer D. Veerman, die onlangs zijn zestig-jarig jubileum als lid van Wognums zangkoor
heeft gevierd.
Na bijna dertig jaar lid te zijn geweest van het Bestuur trad mevr. Buishand-Molen als zodanig af.
„Het is ienmaal wel”, was haar kordaat besluit. Zij werd tot erelid benoemd. Haar opvolgster is
mevr. Haring-Ottenbros. Als bestuurslid, belast met het secretariaat, werd benoemd de heer J. Ottenbros.
Een plezierig geluid was voor onze oren de waardering welke enige leden uitspraken voor „De
Speelwagen”
De voorzitter stelde ook de verschijning van een nieuwe Bundel in het vooruitzicht.
De bestuursvoorstellen om de herkiesbaarheid te beperken en een leeftijdsgrens voor bestuursleden vast
te stellen werden verworpen. Wanneer de tijd gekomen is om plaats te maken voor anderen, moeten de
bestuursleden zelf zo verstandig zijn zich niet herkiesbaar te stellen, was het oordeel van de vergadering.
Een bewijs van groot vertrouwen.
Dat de bespreking van een en ander nogal veel tijd vergde valt te begrijpen. Het werd al te laat voor
de koffietafel. Maar een blijde verrassing was daar het optreden van de mandolineclub Concordia o.l.v.
W. Keppel, die een aantal Westfriese liederen had gearrangeerd en voortreffelijk liet uitvoeren. Laten
we ze volgend jaar eens meezingen. Dat wordt hoog tijd, nietwaar Sasburg?