» Diversen
» De Speelwagen
» 1953
» No. 3
» pagina 73-79
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
8e jaargang,
1953,
No. 3,
pagina 73-79.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. P. Geus.
Het Haags Verdrag van 16 Mei 1795, waarbij Frankrijk de Bataafse Republiek tegen verschillende
verplichtingen als onafhankelijke staat erkende, had ons land al heel wat geld gekost aan onderhoud
van Franse troepen en andere oorlogskosten. Bovendien had Engeland, dat reeds sinds 1793 in oorlog
was met Frankrijk, mede tengevolge van het Haags Verdrag ook aan ons land de oorlog verklaard.
Daar Engeland de Republiek op verschillende plaatsen van uit zee zou kunnen aanvallen, moest men dus
voortdurend paraat zijn om een mogelijke landing tegen te gaan. Het gevolg hiervan was, dat in het
gehele kustgebied steeds troepen werden ingekwartierd, tot groot ongerief van de bewoners der
verschillende dorpen en steden.
Om van deze toestanden enig inzicht te krijgen volgt hier een beeld van de belangrijkste gebeurtenissen
welke zich rond het jaar 1799 te Koedijk hebben voorgedaan.
Uit het oud-archief der gemeente blijkt, dat in 1797 en 1798 reeds verschillende malen troepen te Koedijk
zijn ingekwartierd. Iedere keer als de „Troupes in dienst der Bataafsche Republiecq”naar
een andere plaats vertrokken, moesten de burgers zorgen dat de bagage met paarden en wagens ter bestemder
plaatse werd afgeleverd. In Januari en Februari 1798 werden ten behoeve van de wacht iedere dag tachtig
turven en iedere week een half pond olie gebruikt. De soldaten zullen dus meer warmte dan licht hebben
gehad.
Toen men in de zomer van 1799 meer en meer de zekerheid kreeg, dat Engeland voornemens was met een
behoorlijk leger een inval te doen op het vaste land van Europa, ging men er ook toe over om de kusten
van de Bataafse Republiek met de beschikbare troepen nog eens extra te versterken. Deze maatregel
betekende ook voor Koedijk, dat regelmatig op inkwartiering kon worden gerekend.
Om de burgerij die inkwartiering te besparen werden verschillende plannen ontworpen om tot de oprichting
van „Casernen” te komen.
Het eerste ontwerp dateert van 1 Juli 1799. Het plan behelsde de inrichting van twee huizen, waarvan
de een geheel aan het dorp behoorde en het tweede voor de helft, terwijl de andere helft eigendom was
van de Diaconie, welk gedeelte dan moest worden aangekocht. Dit laatste perceel had meerdere jaren
dienst gedaan als Armenhuis en zodoende was er ook een Spinbaan aan verbonden, waarin de
gealimenteerden verplicht waren te werken. Beide huizen zouden enige verbetering moeten ondergaan om
geschikt te worden tot het beoogde doel. Daar op 120 man werd gerekend moesten 60 kribben worden
aangeschaft à ƒ 5.- per stuk. Deze kribben moesten worden voorzien van een stromatras,
een hoofdpeluw en voor iedere kreb voorlopig 1 wollen deken, „wanneer het jaarsaisoen wat kouder
worde” aan te vullen met nog een wollen deken. Voorts moesten voor iedere kreb 3 lakens worden
aangeschaft. Voor de verdere inrichting waren benodigd 6 grote tafels en 12 banken, tevens
„planken voor Spijsborden” en planken met pennen om tot kapstokken te dienen. Tenslotte
werd nog ƒ 100,- gerekend voor de aanschaf van ƒ Ketels, potte, panne, lepels
vorken, vaaddoeke, handdoeke etc”. Het totaal werd begroot op een koste van ƒ 2000,-.
Het voordeel der kazernen zou zijn, dat de burgers dan bevrijd waren van de inkwartiering en dat iedere
man in zodanige kazerne per week 3 stuivers zou moeten verteren. Dus van 120 man een ontvangst van
ƒ 18,-. Daartegenover stond echter weer het wassen der lakens, het uitschrobben der kazerne
en de reparatie aan de gebouwen, terwijl ook met het wegraken van lakens e.d. rekening werd gehouden.
Na aftrek van de rente à 5 pct, voor de op te nemen ƒ 2000,-, werd het voordeel bij
kazernering van 120 man, geschat op ƒ 6,- per week.
Bij latere bespreking van het plan werd de onuitvoerbaarheid naar voren gebracht. De dorpskas en de
burgerij waren in het algemeen niet bij machte het benodigde geld bijeen te brengen, terwijl bovendien
de gegoedsten er tegen waren. De oprichting was mede riskant, daar niemand wist hoe lang de troepen
hier zouden blijven. En waar moest men heen met de vier huisgezinnen, die genoemde huizen bewoonden?
Ook de spinbaan, waarin sommige armen nog wat wisten te verdienen, liep kans te worden opgeheven.
Uit informaties bij de Agent van Oorlog was men er achter gekomen, dat bij inkwartiering van iedere
soldaat 30 stuivers per week kon worden geëist, zodat de burgers ze niet langer voor 21 stuivers
behoefden te houden. Tegen dit advies zouden de soldaten zich niet durven verzetten „het mag de
eerste dagen wat moeijte in hebben, het zal wel gewennen de Troupes behoeven zoo veel geld aan Genever
niet over te houden”.
Eerstgemeld plan zal dan ook wel nooit uitgevoerd zijn, want 1 6 Augustus 1799 werd door de Municipaliteit
(is: gemeentebestuur) op het raadhuis aan de burgerij een nieuw plan voorgelegd. Blijkens de presentielijst
waren die dag op het raadhuis 31 burgers aanwezig, waaronder 28 uit Koedijk, 1 uit Huiswaard en 2 uit
St Pancras (gem. Koedijk). Het nieuwe plan is in zijn geheel achter dit artikel als bijlage opgenomen.
Bovendien was er een lijst van inkwartiering opgemaakt, waarbij de burgers manschappen kregen toegewezen
naar evenredigheid van het te betalen Dorpschot (een plaatselijke belasting naar inkomen en vermogen).
De meest kapitaalkrachtigen werden dus hoofdzakelijk met de inkwartiering opgescheept. Zij die meer dan
twee man kregen toegewezen, konden er echter één of meer van uitbesteden bij minder
kapitaalkrachtigen, tegen bijbetaling van ƒ 1,- per week per man, boven het kwartiergeld
à ƒ 1,50, dat door de militair zelf moest worden betaald. Van de minder draagkrachtigen,
welke de besteding niet mochten weigeren, was eveneens een lijst opgemaakt. Bij de gehele opstelling
was rekening gehouden met 155 man.
De burgers werden nu voor de keus gesteld om kribben te leveren met toebehoren als in het plan vermeld,
in welk geval die van St Pancras en Huiswaard in totaal ƒ 61,- moesten bijdragen voor de
aanschaffing van tafels en banken, of zelf voor de inkwartiering zorgen.
Nergens is mij gebleken, dat dit tweede plan wel uitgevoerd is, het is echter zeer twijfelachtig, daar
de eerste landingspoging der Engelsen, tussen Callantsoog en Huisduinen reeds op 22 Augustus plaatsvond.
Onder invloed van deze dreiging werden steeds meer troepen naar Noord-Holland gedirigeerd. Op 24 Augustus
1799 werd te Koedijk en Warmenhuizen gecantonneerd, de 4e Halve Brigade Eerste Battaillon met een totale
sterkte van 742 man, waarvan te Koedijk 19 officieren, 437 onderofficieren en manschappen, vrouwen en
2 kinderen.
Weer werden er nieuwe lijsten van inkwartiering gemaakt, waarbij rekening werd gehouden met de diverse
rangen, zo werd een „Collonel” gerekend op 5 man, een „Capitain” op 3 man, een
vrouw op 1 man en een kind op ½ man. Ter vergelijking van het in te kwartieren aantal manschappen
diene, dat Koedijk in September 1798 628 inwoners telde.
In verband met de oorlogsomstandigheden werden bovendien te Koedijk 30 wagens en 60 paarden gevorderd,
welke geleverd moesten worden met een voerman.
In de vroege ochtend van 27 Augustus landden de Engelse troepen tussen Callantsoog en Huisduinen en
twee dagen later trokken de Bataafse legers terug tot Alkmaar en Schermerhorn en hebben de Engelsen
gelegenheid om de Zijpe te bezetten in welke positie zij de komst der Engelse en Russische versterkingen
afwachten.
Op 10 September doet het Frans-Bataafse leger een vergeefse aanval op de Zijpe, waarna zij weer tot
hun posten te Bergen, Koedijk en Langedijk terugkeren.
Op 19 September als de versterking is gekomen vallen de Engelsen en Russen aan. In Bergen komt het tot
hevige gevechten en na een aanvankelijke overwinning moeten de Russen tenslotte het veld ruimen, na
aan doden ongeveer 3000 man te hebben verloren.
Op 2 October beginnen de Engelsen en Russen een nieuwe aanval op Bergen. De troepen trekken langs het
strand en langs de Koedijkervaart (vaart van Petten naar Alkmaar, later grotendeels vergraven in het
Noord-Hollands Kanaal). Vanuit de Koedijkervaart worden ze gesteund door 7 kanonneerboten. Na een
langzaam verder optrekken wordt 6 October slag geleverd te Castricum, waar de Engelsen en Russen
andermaal worden verslagen en de volgende dag weer terugtrekken naar hun stelling in de Zijpe. De
Hertog van York, commandant en chef der verenigde Engels-Russische legers, begint spoedig te
onderhandelen en 18 October 1799 wordt de Capitulatie van Alkmaar gesloten, waarbij de aanvallers
zich verbinden het land te verlaten. Op 29 November hebben de laatste Engelsen en Russen de Bataafse
grond verlaten, door inscheping te Den Helder.
Na de capitulatie bestond er verder dus geen direct gevaar meer, zodat ook te Koedijk de balans kon
worden opgemaakt. Hoewel te Koedijk vermoedelijk geen belangrijke gevechten hebben plaats gehad, zal
toch ook aldaar schade zijn aangericht door bezetting en het doortrekken van de verschillende legers.
In het Kerkeboek lezen we dan ook, dat velen in de gemeente door de oorlog zwaar getroffen zijn. De
kerk had van September tot November gediend tot paardenstal en ter legering van militairen, waardoor
zeer veel schade was aangericht. Op 17 November 1799 werd voor het eerst weer dienst gehouden. De
Kerkeraadsboeken waren gedurende de oorlog eerst op het raadhuis te Koedijk bewaard geweest, doch bij
het heviger worden der strijd overgebracht naar het gemeentehuis te Alkmaar. De diaken-rendant had de
Diaconieboeken in de grond van zijn huis verborgen, waardoor deze ook in goede staat waren gebleven.
Het duplicaat Doop- en Trouwboek waren echter verloren gegaan, terwijl van het avondmaalgerei ook
verschillende stukken waren geroofd of weggeraakt. Van de gevorderde voertuigen, welke met de legers
heen en weer gereisd waren, was een aantal van 14 paarden, 10 wagens, 4 karren en 1 sjais verloren
gegaan. De dorpssecretaris A. Maats heeft heel wat moeite moeten doen om de rijdiensten en de verloren
gegane voertuigen vergoed te krijgen. Op 17 Augustus 1802 heeft de genoemde secretaris voor wagenvrachten
en voerlieden „ƒ 11185-2-” uitbetaald. Er was toen echter nog geen sprake van,
dat het verloren gegane zou worden vergoed. Na veel geschrijf en met behulp van een zekere W. H. Ouwens
uit Den Haag, gelukte het tenslotte en kon secretaris Maats dd. 4 Juni 1804 aan vergoeding voor de
paarden en wagens ƒ 1200,- uitbetalen onder inhouding van 10 pct wegens gemaakte kosten.
De declaratie van Simon en Jacob Boender, welke ieder een schuitje waren kwijt geraakt, was 5 November
1802 door het Staatsbewind der Bataafse Republiek van de hand gewezen, daar geen bewijs kon worden
overlegd, dat de schuitjes inderdaad waren gevorderd.
Bij de Raad van Oorlog was nog een declaratie ingediend van ƒ 1192,- wegens werkzaamheden,
welke door de burgers aan de batterijen werden verricht, doch van voldoening dezer vordering is mij
niets gebleken.
Uit het bovenstaande is wel na te gaan, dat het jaar 1799 de bewoners van noordelijk Noord-Holland nog
lang in het geheugen zal zijn gebleven.
Geraadpleegde bronnen:
Oud-archief der Gemeente Koedijk.
Archief der Ned. Herv. Kerk te Koedijk.
De lage landen bij de zee, door Jan en Annie Romein 3e druk 1949.
Geschiedenis der landing van het Engelsch-Russisch leger in Noord-Holland, door L. C. Vonk 1801.
Geschiedkundige beschouwing van den oorlog op het Grondgebied der Bataafsche Republiek in 1799, door
den Luitenant Generaal Baron Kraijenhoff, 1832.
PLAN VAN CASERNEERING TE KOEDIJK VOORGESTELD DOOR DE MUNICIPT. AAN DE BURGERIJ
ALDAAR OP HET RAADHUIJS DEN 16 AUG. 1799.
ARTIC I
Er zullen door de Burgers die bestendig 2 man in quartier gehad hebben, en nog hebben, moeten bezorgd worden, een Krib lang 6½ voet gemaakt van duijms hout, en van de grond staande 1 a ½ voet met een Matras van grof linnen of zakke doek wel beter maar niet slegter, 1 dito hoofd peuluw van wat beter stof gevuld met stroo, haverdoppen, Boekweiten doppen of iets diergelijks; met twee halv sleeten wollen deekens, benevens drie laakens blijvende dit voor hun eigen Prive, in eigendom; Zullende de bezorging aan hun nader worden betaald.
ARTIC 2
Er zal alvorens door, of van wegens de Municip. worden gemaakt een Kreb, met zijn toebehooren, en zal deze voor een model dienen waarna de anderen moeten gemaakt worden, en kunnen ten dien Eijnde alvorens door ijder Burger te kunnen worden bezien, ten einde hunnen kreb, met zijn toebehooren daarna te laten maken of zelvs te maaken wel beter maar niet slegter.
ARTIC 3
Die Burgers die een man of een halv in quartier hebben kunnen met hun naaste Buurman gezamentlijk een krib maken of bezorgen en die een halv man in quartier hebben met hun vieren, en zovoort.
ARTIC 4
Er zal door de Municipt. gezorgd worden dat het armhuijs alvoren in gereedheijd worden gemaakt ten einde de kribben te kunnen Plaatzen, daartoe is nodig dat er over de slegte zolder Schaale of Planken worden geleid, als meede dat er in het middelhuijs altans gedeeltelijk eene Nieuwe zolder op de minst kostbare wijze worden gemaakt, ook eenige Sparren of Joffers onder de slegte zolder in de keuken en in het middelhuijs worden geplaats, om de swaarte van de kribben te kunnen dragen ook moet er door de Municipt. bezorgd worden de nodige Banken, en tavels, item eenige Pennen om de kleere en Ranzels aan te hangen etc. ketels en pannen behoeven niet bezorgd te worden alzoo die op warmenhuijzen door de Bakkers worden aangeschaft om van de clandisie van de Troupes verzekerd te worden.
ARTIC 5
ook zal er door de Burgers om de 2 weeken een laaken moeten bezorgd word en tot verschoning van de kribbe, en het vuile weder terug ten einde gewassen te kunnen worden of kan dit misschien door een onderofficier gehaald en gebragt worden.
ARTIC 6
de Troupes verteeren alle weeken ieder Persoon 4 St. in de Caserne voor slapen, en woonplaats dus van ijder krib 8 St. en zal dit voor de helvt voor de Burgers zijn en de andere helvt voor het dorp.
ARTIC 7
er zal met de diakonen geaccordeerd moeten worden om de helvt van 't armhuijs te leenen aan het dorp, mits het dorp de helvt van het huijs op het Noordeind aan hun zolang in de Plaats leend, of anders met diakonen daarop zodanige schikking te maaken als best convenabel zal bevonden worden.