Kistemaker

Thuis » Diversen » De Speelwagen » 1953 » No. 3 » pagina 94-95

Wat een oud kasboek kan vertellen

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 8e jaargang, 1953, No. 3, pagina 94-95.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Baken.

Oude Kasboeken geven vaak vele bijzonderheden en aanvullingen op hetgeen we reeds weten over de levenswijze en het wel en wee der mensen in het verleden. Zo geeft een register van ontvangsten uitgaaf van weesmeesters van Nieuwe-Niedorp ons een indruk op welke wijze de zorg over een arme wees door weesmeesters werd gedragen. Ik neem daarvoor als voorbeeld de zorg over de op 8 October 1803 onverzorgd achtergebleven wees Pieter Aarienszoon Wit. Pieter werd in de kost gedaan bij Aaftje Swaan voor 30 stuivers per week. Bij haar bleef hij tot 5 April 1807, en kwam, na verblijf van een maand bij Aafje Wit, een jaar lang bij Rens Reselman. Verschillende neringdoenden, kwamen aan zijn verzorging te pas. Cornelis Schoenmaker leverde zijn nieuwe schoenen; Cornelis Lammerszn lapte ze; de Kleermaker Hark Noordman maakte zijn bovenkleding (rok, buisje, kamizool, vest, broek); Immetje Knoeff en Gert Scholten hadden de klandizie van garen, band, linnen, wollen goed, enz. - Immetje ook van een bombazijnen pak (ƒ ;3.12.-) en Gert van een slaapmuts (8 stuivers) en een nieuwe hoed (ƒ 2.4.-); Neeltje Bookes, Aaltje Rutsen, Maartje Bontekoning, naaiden en verstelden zijn kleren, en Pieter Raven zorgde voor zijn hulften.
Aanvankelijk mocht hij zijn geestelijk voedsel betrekken van de schoolonderwijzer Jan Schenk van Nieuwe-Niedorp, maar later kwam hij in de kost bij A. Bobeldijk, die hem blijkens de omschrijving van de Kasboekpost ("als schoolonderwijzer wegens kostgeld, schoolbehoevtens en onderwijs") van omstreeks 1 Mei 1808 af onderrichtte. Dit moet meester Arlën Bobeldijk van Winkel wel geweest zijn, die aldaar van 4 Juli 1793 tot 3 Januari 1832 de jonge jeugd onderwees. Het zal de bedoeling van weesmeesters geweest zijn om Pieter voor onderwijzer te laten opleiden. Dit onderricht verkreeg hij dan van Bobeldijk, die hem tevens in de kost nam, en door een en ander in staat was zijn lage tractement van ƒ 230,- per jaar wat aan te vullen.
Vermoedelijk was Pieter niet sterk, althans lichamelijk niet in staat zware arbeid te verrichten. Zo werd voor hem betaald aan de meester chirurgijn H. van der Meulen van Winkel op 9 Juli 1809 een breukband (ƒ 9.12,-) en op 4 Februari 1811 een "regts dubbelde breukband (ƒ 10.10,-)". Er was ook iets met het hoofd van Pieter. Dit blijkt uit de uitgaafpost van 14 Juli 1807: "Aan Alida op den Kelder in mindering van 't geen waarvoor deselve heeft aangenomen het zeere hoofd van P. Wit te genesen ƒ 7.-,-". Of Alida op den Kelder daarin geslaagd is, ontsluiert het kasboek ons niet. Een latere betaling aan haar komt niet voor. Zou de leverantie van de slaapmuts op 2 Mei 1810 er op kunnen wijzen, dat het met het hoofd van Pieter toen nog maar matig gesteld was? Het is mij niet bekend of men toen ook al op nog jeugdige leeftijd des nachts het hoofd bedekte!
Toen Pieter zó ver in zijn opleiding gevorderd was, dat hij de vergaarde kennis ten nutte kon maken, werd hem opgedragen deze door te geven aan de jeugd van de Moerbeek, want als ontvangstposten treffen we aan: op 7 October 1811 van Jacob van der Stok, thesaurier van het gemeentebestuur -; op 30 September 1812 van L. Wachendorf van Rijn als ontvanger der directe belastingen etc. -; en op 17 Juli 1813 van Abraham Mijts Senior als Maire -, het tractement van Pieter Aarienszn Wit als schoolonderwijzer "in het dorpsschool staande in de Moerbeek onder dezen bedrijve" (in het bestuursgebied van Nieuwe-Niedorp), bedragende ƒ 60.- per jaar.
Hij zal zich met zijn dubbele breuk dus regelmatig te voet (en als hij eens mee kon rijden, zal het meegevallen zijn) van Winkel naar de Moerbeek heen en weer begeven hebben om zich van zijn taak te kwijten.
Deze ontvangstposten doen vermoeden, dat Pieter niet zelf zijn tractement genoot, doch dat weesmeesters het van de plaatselijke overheid ontvingen in mindering op hun uitgaven voor hem, want de ontvangsten lopen tot 1 Mei 1813 en tot die datum komen ook de vergoedingen voor aan Bobeldijk voor kostgeld, schoolbehoeften en onderwijs.
Een boeking van 19 September 1814 wijst er op, dat hij later schoolonderwijzer in Oosterleek is geworden. Er staat: "Aan Dirk Klomp Seneor naar Oosterleek voor het laten tekenen der quitantie van Pieter Aariensz Wit, schoolonderwijzer aldaar ƒ 1.6.-".
De opleiding van Pieter moet toen wel voltooid geweest zijn - anders zou hij deze betrekking niet gekregen hebben. Toen golden reeds enige jaren de wettelijke voorschriften, dat een onderwijzersexamen met goed gevolg moest zijn afgelegd om benoemd te kunnen worden.
Hier eindigen mijn gegevens over Pieter Aarienszn Wit. Zou zijn verdere loopbaan uit de archiefstukken van Wijdenes en Oosterleek gevolgd kunnen worden?

Baken

 


© 2001-2025 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk