» Diversen
» De Speelwagen
» 1953
» No. 4
» pagina 122-126
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
8e jaargang,
1953,
No. 4,
pagina 122-126.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. H. Kruizinga.
Bovenstaand opschrift is niet van mij doch is een zinsnede uit een „testament” dat in
1783 door de Oranjegezinden werd uitgegeven. In dat jaar ging de Diemer- of Watergraafs Meersche Courant,
geredigeerd door Harmanus Koning, ten onder.
Wie was deze patriot?
Hij leefde in de tijd van de grote tegenstelling tussen patriotten en prinsgezinden. Men bestreed elkaar
op alle mogelijke manieren en „de drukpers zweette van schriften door de strijdende partijen
uitgegeven” (Wagenaar).
Omstreeks 1770 begonnen jonge of geheel nieuwe couranten zich met de politiek te bemoeien.
Voorop ging de Noordhollandsche Courant van Harmanus Koning. In 1777 besloot hij een nauwkeurige
„Zeetijding” uit te geven; doch voor deze uitgave was toestemming van de regering nodig.
Koning negeerde dit en gaf zijn „Zeetijding” uit. Nauwelijks waren de eerste exemplaren
verschenen of hij ontving „op last en ordre van Heeren Burgemeesteren van Amsterdam”
aanzegging van verbod. Het motief was: de Zeetijdingen benadelen de Amsterdamsche Courant.
Koning zette de uitgave stop en wendde zich tot de regeerders van Amstelveen. Ook daar was men niet op
de uitgave gesteld. Toen wendde Koning zich tot een Regent in Buiksloot, die hem verwees naar het Edel
Mogend Collegie van Heeren Gecommiteerde Raden van 't Noorderkwartier te Hoorn. Hij kreeg ten antwoord:
„dat er geen wetten waren die zulks verboden ten Platten lande”. Op de eerstvolgende vergadering
van Hunne Ed. Mogendheden te Hoorn was Harmanus Koning aanwezig en van de Secretaris van dat College,
Mr Nicolaas de Groot, kreeg hij toestemming tot uitgave van de Noordhollandsche Courant, waarvan het
eerste nummer verscheen op 122 Februari 1778.
In het eerste nummer schreef Koning wat hij wel en niet in zijn courant zou opnemen; zijn nieuwsberichten
zouden kernachtig beknopt en geselecteerd zijn. In zijn eerste „hoofdartikel” zei hij:
„Ik ben een vijand van talmen en bemin de kortheid, daarom moet ik den Leezer eens vooral berigten,
zeggen, ja bijna zweeren, verwittigen en verzekeren, aankondigen en zelfs bevestigen (als hij zelf merkt,
dat hij te langdradig is, voegt hij er tussen haakjes aan toe: zulke herhalingen zullen wij in 't vervolg
ook mijden, Kz.) dat wij hem niet ais Pit en Merg van Nieuws zullen geven. Dies zullen wij ons niet
ophouden met Politieke gissingen, daar nul op getrokken wordt, Gerugten die tot rook smelten, ijskoude
Redeneeringen over Affaires van Staat of Oorlog, breedvoerige historische Uittreksels, laffe Geslachtslijsten
en andere draadige geduldstrappen, noch ook met langwijlige Verhaalen van deeze of geene Feestviering,
wie er aan zat en welke Schotels er opgedischt werden etc. etc. Ook zullen wij alle verdere Uitbreidingen
voorbijgaan en liever de Quint Essentie van het voornaamste en Generale nieuws in derzelver plaats geven,
gemengt of aangezet, om tog alle droogheit te voorkomen, met het geestrijk vogt van deeze of geene aartige
Fabel, Anecdote, Bon mot, raar inval of koddige toepassing: want zonder die saus is Kourantspijs al te
dor en valt voor veele zwakke Maagen te hard te verduuren”.
Tot en met de verschijning van nummer 9 van Koning's Courant werkte Willem Ockers mee, maar deze werd
„wegens eigenzinnigheid” vervangen door Theodorus van Brussel. In deze Van Brussel –
die van 1748 tot 1756 predikant te Zuid-Poisbroek was – bleek Koning een uitstekende redacteur
gevonden te hebben.
De Noordhollandsche Courant had succes. Het aantal lezers verdubbelde in 1779 toen het blad openlijk
de strijd tegen de Stadhouderlijke partij aanbond.
Deze partij had onophoudelijke en felle aanvallen van Koning en Van Brussel te verduren. Maar toen de
Noordhollandsche Courant ook anti-Engels werd vonden zijn tegenstanders, gedreven door jaloezie op Konings
succes, gelegenheid hem aan te klagen. Herhaaldelijk werd Harmanus Koning daarvoor naar Hoorn geroepen
en toen hem dit op den duur verveelde, verbrak hij de betrekkingen met Buiksloot.
Toen wendde hij zich tot „de Heeren van den Geregte van de Watergraaffs Meer”. Deze namen
een loyaal standpunt in en gaven hem op 25 Juni 1781 vergunning zich met zijn drukkerij op hun grondgebied
te vestigen.
Nadat op 4 Juli 1781 het laatste nummer (no 80) van de Noordhollandsche Courant verschenen was, kwam
op Woensdag 22 Augustus het eerste nummer van de Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant van de persen
van Harmanus Koning.
Bovenaan prijkte het wapen van Watergraafsmeer, de zwaan met de letters WGM op een schild voor zijn
borst. Deze courant was meestal maar een vel groot, doch ter gelegenheid van actuele gebeurtenissen
verscheen er een na-courant of extra-editie.
In het nummer van 1 November 1782 gaf Koning onder de titel „Noodig Bericht” een uiteenzetting
van de geschiedenis van de Noordhollandsche Courant.
Ook onder de nieuwe titel bracht deze courant Koning in moeilijkheden. Zijn artikelen vormden een steen
des aanstoots voor de partij van de Stadhouder en van diens bestuur. En het resultaat? Op 5 Augustus
1783 werd de Diemer of Watergraafs-Meersche Courant op last van de „Heeren Burgemeesteren van
Amsterdam” tot nader order verboden. Een poging van Hermanus Koning om de volgende dag met een
Diemer- of Watergraafs-Meersche Courier uit te komen werd door het Gerecht van de Meer verijdeld. Ook
het uitgeven van een Nederlandsche Courant op 9 Augustus werd onmogelijk gemaakt.
De ondergang van Konings Courant deed een gejuich opgaan bij de Oranje partij. Het regende spotschriften.
In een dezer, dat de naam Rouwbrief droeg, heet het, dat „agter het Stinkende Lijk, dat zelfs bij
zijn Leven de geheele Hollandsche lucht door zijn adem besmet heeft, als naaste bloedverwanten zouden
loopen Theodorus van Brussel, gewezen predikant, Harmanus Koning, oud roest verkooper en Jan Verlem,
uitgever, alle met zwarte Ezelsmutsen op het hoofd”. In brochures en spotschriften, rouwcouranten
en „testamenten” uitten de Oranjegezinden hun vreugde over de mislukkingen van Harmanus
Koning.
Het opschrift boven deze bijdrage is ontleend aan „Twee onderscheiden Testamenten of Laatste Wille,
van de Heeren Hermanus Koning, Zeer Gehaat Drukker en Jan Verlem, Zeer Inpertinent Uitgeever van de
drie Diemer of Watergraafsmeersche Couranten”.
De Oranjepartij juichte echter te vroeg, want het Gerecht van de Watergraafsmeer heeft het met Koning
nog eenmaal geprobeerd. Toen zijn drukkerij in de Schagerlaan op slot zat, heeft hij bij het bestuur
van de Meer een request ingezonden waarover in de „gemeenteraad” heftig gediscussieerd is.
Waarschijnlijk waren enkele schepenen het met Konings ideeën eens, want er werd besloten om Koning
tot wederopzeggens toe vergunning tot het drukken van de Nederlandsche Courant te verlenen.
Die wederopzegging kwam in 1787. Toen had Koning het weer te bont gemaakt in een „Ode, waarin de
neegen onlangs geremoveerde Raaden der Stad Amsterdam, niet alleen op de schreeuwendste wijze werden
gehoondt, maar de Naam van het gedugte Opperwezen zelfs verregaande werd misbruijkt”. Op 24 September
1787 kreeg Harmanus Koning ƒ 3000.- boete en werd zijn „Nederlandsche Courant voor
immer” verboden.
Door dit alles was deze vurige patriot niet uit het veld geslagen. In hetzelfde jaar gaf hij in Ouderkerk
al weer de Ouderkerker Courier no 1 uit. Doch ook deze uitgave werd spoedig verboden.
Na het nog in Naarden en Muiden geprobeerd te hebben, besloot Koning ons z'n pen voorlopig maar op te
bergen, tot er voor hem betere tijden zouden aanbreken. Die tijden kwamen met de komst der Fransen.
Op Dinsdag 10 Februari 1795 keerde de Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant terug in het rijk der
levenden. Nu dreef Harmanus Koning de spot met de spotters uit het „oude bewind”; hij nam
in dat eerste nummer zelfs de spotprent op waar boven stond:
„Plaat der Lijkstatie van de Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant” maar hij schreef er
onder: „zij is herrezen, zoals de leezer hierbij aangetoond wordt”.
Hoe het verder met Harmanus Koning en zijn bedrijf afliep? De geschiedenis vermeldt alleen zijn dood,
in 1800, en daarmede kwam ook het einde van een der meest aanstoot verwekkende Nederlandse couranten.
Dat Harmanus Koning een kleinzoon was van de vermaarde zeventiende-eeuwse toneelspeler van die naam
hebben we niet kunnen ontdekken. Zij die meer over deze beruchte persman willen weten, kunnen lezen
het hoofdstuk: „Een drukker drukt in droeven druk”, in „Watergraafsmeer, eens een
parel aan de kroon van Amsterdam” (Heemschut Bibliotheek, dl 2, 1948) door
J. H. Kruizinga