» Diversen
» De Speelwagen
» 1953
» No. 4
» pagina 126-127
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
8e jaargang,
1953,
No. 4,
pagina 126-127.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
In „De Speelwagen”, 1952, blz. 319, vraagt men gegevens betreffende de drukker Hermanus
Koning. Volgens A. M. Ledeboer, „Alfabetische Lijst van Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers
in Noord-Nederland”, woonde Hermannus Koning 1777-1783 te Buiksloot. Zie J. ter Gouw, „De
Oude Tijd”, blz. 191, Haarlem 1871.
Nu geeft dit register ook nog een Hermanus de Koning 1776-1783 te Amsterdam. Zie Fruin,
„Bijdrage” dl VI, blz. 374 en de „Ned. Spectator” van 13 Sept. 1783, blz. 293.
Wie gelegenheid heeft deze werken na te slaan kan gemakkelijk controleren of dit dezelfde persoon
betreft.
In het bekende boekje „De Heerlijkheid van Bergen” door mevr. M. van Reenen-Voiter en
mevr. M. E. Baronesse Taets van Amerongen-van Reenen (uitgave N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. Herms.
Coster & Zoon te Alkmaar) lezen wij op blz. 42: „De straffen bestonden uit geseling, brandmerking
en ophanging. Zij werden voltrokken op een weilandje achter de huizen ten Westen van de kerk, waar ook
het aan de Heren behorende schavot en de galg stonden.”
Stukken van het oud-archief van Bergen, aanwezig in het Rijksarchief te Haarlem, geven nu een nadere
plaatsaanduiding. Eerst een brief van 20 December 1773 aan de „Erentfeste manhafte Bewaarder van
de Scherpe Zwaarden”, die als volgt luidt: „Mijn Heer – Seeker persoon, bij den Regter
der Vrije en Hoge Heerlijkheyd van Bergen in Nd. Holland gevonnist sijnde, den 27sten deeser voor
het regthuys met den dood te worden gestraft, soo is bij dese mijn vriendelijk versoek, op morgen door
een lettertje te moge weete, off UEd. ten dien eynde soude wille en kunne overkoomen, opdat ick intussen
desweegens de noodige toebereydselen soude kunne in 't werck stelle. In welke verwagting ick mij noem,
Mijn Heer, UE. goede vriend...”
Verder geeft Willem Lodewijk Ivangh in een memorie van 18 Januari 1774 (oud-rechterlijk archief No 2144)
de plaats nog nader aan. Hij beschrijft uitvoerig de misdrijven van een vagebonderende dief, die
tenslotte als soldaat wordt gegrepen, om dan „des sondagsavonds” het schavot te betreden,
„dat weleer voor de puije van 't oude regthuys wierd gesteld en met een trap uijt de deure
van 't klaphuijs nae boven was gaende, nu voor de twee voorste ramen van 't nieuwe regthuijs moetende
werden gesteld...”
Vermeldenswaard is, dat de berechting van die misdadiger – tot verkrijging van wiens lijk een
Leids professor ten gebruike in zijn snijzaal tevergeefs gepleit had – een publiek van twee duizend
kijklustigen trok.
Met de Kerstdagen zag ik bij een van mijn kennissen een antiek kopje en schoteltje, waarop volgens
hem stond afgebeeld: „'t Wonder van Zaandam”.
In 1647 zou in Zaandam een stier een zwangere vrouw op de horens genomen en in de lucht geworpen hebben.
Het kind moet op dat tijdstip geboren zijn en beiden bleven in leven.
Een kapitein van een schip zou een schilderij van dit voorval van zijn reeder mee gekregen hebben om
in China twaalf kopjes en schoteltjes te laten maken met voorstellingen, die op dat schilderij voorkwamen.
Bij de antiquairs schijnen zeven van die kopjes en schoteltjes bekend te zijn.
Inderdaad zag ik op dat kopje en schoteltje van mijn kennis een briesende stier boven een vrouw staan
en in de lucht ook een vrouw (misschien het kind), verder was er een kerk op afgebeeld.
Nu is mijn vraag, is dat in Zaandam bekend? In „De Speelwagen” kon ik er niets over vinden.
(We raden onze reisgenoot aan deze zomer eens een bezoek te brengen aan de Zaanlandse Oudheidkamer. Daar zal hij de oplossing van zijn vraag zeker vinden! Red.).