» Diversen
» De Speelwagen
» 1953
» No. 9
» pagina 279-280
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
8e jaargang,
1953,
No. 9,
pagina 279-280.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: C. A. Leijen / Rector B. Voets.
In het tweede nummer van de achtste jaargang van „De Speelwagen” schreef rector B. Voets
een artikel onder de titel „Strijd
rond een erfenis” naar aanleiding van gegevens, welke hij gevonden had in oude papieren van de familie Besteman.
Jammer, dat hij bij de samenstelling van zijn verhaal uitsluitend is afgegaan op genoemde familiepapieren,
anders zou zijn artikel zeker niet zo zijn uitgevallen, dat er de indruk door wordt gewekt, als zou
de daarin genoemde Jacob Leijen zich wederrechtelijk goederen uit de nalatenschap van Jan Besteman en
Marijtje Abrahamsd. Steeman hebben toegeëigend.
De officiële stukken omtrent de afwikkeling van de nalatenschappen van wijlen Jan Besteman en
Marijtje Abrahamsd. Steeman, welke gedeponeerd zijn in de archieven van de notarissen De Lange en De
Moraaz te Alkmaar en van het kantoor van de Registratie en Successie te Alkmaar, werpen een ander licht
op deze zaak. Uit deze documenten blijkt, dat de door Jan Besteman nagelaten goederen enige tijd na
diens overlijden in tegenwoordigheid o.a. van de heer P. Roskam, voogd over de minderjarige kinderen-Besteman,
publiek zijn verkocht en dat daarna een scheiding en verdeling is gemaakt, waarbij elk der kinderen
zijn rechtmatig erfdeel (vaders bewijs), zijnde ongeveer ƒ 1000, heeft ontvangen, terwijl
aan de weduwe, Marijtje Abrahamsd. Steeman, de boerderij „Huigenbosch” benevens enig land
en twee huizen zijn toebedeeld. De aan de weduwe toegewezen goederen zijn door haar en haar oudste en
jongste zoon in gebruik genomen.
Door het achteruitgaan van haar zaken heeft de weduwe later haar bezit met hypotheek moeten bezwaren
en tenslotte moeten verkopen. Toen in 1836 alles op en verteerd was, is Marijtje Abrahamsd. Steeman
in Alkmaar bij haar dochter Trijntje gaan inwonen. Van 1836 tot het overlijden van Marijtje Abrahamsd.
Steeman in 1846 heeft Jacob Leijen, die met Marijtjes dochter, Maartje, getrouwd was, in het onderhoud
van zijn schoonmoeder voorzien en voor haar ook de rekeningen van dokter en apotheker betaald, omdat
zij zelf niets meer bezat. In de Memorie van Successie, na het overlijden van Marijtje Abrahamsd.
Steeman ingediend, hebben dan ook al haar kinderen verklaard, dat hun moeder „niets en gevolgelijk
nocht roerende, noch onroerende goederen heeft nagelaten en door haar overlijden geen fideï-commis
is gedevolveerd of vruchtgebruik is vervallen”.
Twaalf jaar later werd aan Trijntje een stuk ter tekening aangeboden, waarin werd verklaard, dat na
het overlijden van Marijtje Abrahamsd. Steeman een onjuiste Memorie van Successie zou zijn ingediend.
Trijntje, bij wie Marijtje Abrahamsd. gedurende de laatste tien jaar van haar leven had ingewoond en
die daardoor zeer wel op de hoogte was van de stand van zaken van haar moeder, weigerde niet alleen
beslist dit stuk te tekenen, maar verklaarde bovendien in een gelegaliseerde acte nogmaals uitdrukkelijk,
dat haar moeder niets had nagelaten.
Aangezien volgens de bovengenoemde officiële documenten, waartegenover nimmer een authentieke weerlegging
geproduceerd is kunnen worden, het vaderlijk erfdeel aan de kinderen is uitgekeerd en de moeder niets
heeft nagelaten, is er geen enkele redelijke grond aanwezig om het voor te stellen, als zou Jacob Leijen
zich wederrechtelijk goederen uit de nalatenschappen van Jan Besteman en Marijtje Abrahamsd. Steeman
hebben toegeëigend.
Voor het behoud van de eer en de goede naam van Jacob Leijen en zijn familie stel ik het op prijs, dat
bovenstaande recht-zetting van het artikel „Strijd rond een erfenis”, evenals met het artikel
zelf is geschied, in „De Speelwagen” wordt gepubliceerd.
Naschrift
Voor de samenstelling heb ik alleen gebruik gemaakt van de papieren, die in berusting waren van de
familie Besteman, om daardoor aan te geven, geheel overeenkomstig het doel van ons tijdschrift, hoe
een bepaalde gedachte leeft onder Noordhollandse gezinnen. Ik was me ten volle bewust, dat dit niet
volledig was, daarom vermeldde ik uitdrukkelijk de bron, waaruit de bijzonderheden van het artikel
waren geput. Het doet me goed om de ware toedracht te horen: dit bevestigt nog meer de stelling, die
ik door dit artikel heb willen verdedigen, nl. dat de Noordhollander vasthoudt aan zijn eigen mening
en ondanks duidelijke aanwijzingen van zijn ongelijk toch doorzet.