» Diversen
» De Speelwagen
» 1953
» No. 10
» pagina 313-320
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
8e jaargang,
1953,
No. 10,
pagina 313-320.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Er is veul veranderd!
Dat constateert Maartje uit de Biemster als ze aan de tijd terugdenkt, dat ze op de grote dag van het
schoolfeest in een „boerebakwagen” naar Bergen reed.
(N.N. Holl. Crt. 10. VII. 53).
En ze heeft volkomen gelijk. Tegenwoordig maken de schoolkinderen heel wat grotere reizen en met
een veel sneller vervoermiddel. De kinderen van tegenwoordig zullen dat wel even gewoon vinden als de
kinderen van vroeger de bakwagen. Of ze nu even gelukkig en vooral even gauw tevreden zijn als de
kinderen van toen, dat durven we niet zeggen!
Maar nogmaals: Maartje heeft toch volkomen gelijk als ze zegt, dat er veul veranderd is.
Let eens op de wegen!
Niet alle wegen zijn zo oud als de weg naar Kralingen, maar het is een feit, dat een weg een conservatief
ding is, dat eenmaal ontstaan zich eeuwenlang kan handhaven en letterlijk en figuurlijk niet gauw van
de kaart raakt.
Links en rechts moge alles veranderen, de weg zelf van een zandpad tot een straat promoveren, het tracé
wijzigt zich weinig of niet. Maar indien dat wel gebeurt en dan op een zo ingrijpende en omvangrijke
schaal als we in onze dagen zien gebeuren, dan kunnen we daaruit gerust concluderen, dat we in een
tijd van grote omwentelingen leven.
In ons gewest zijn reeds vele oude wegen radicaal gewijzigd en tal van nieuwe wegen aangelegd. Noord-Holland
boven het IJ ontwikkelt zich in een snel tempo! Dat blijkt wel uit de vele problemen die er het gevolg
van zijn: het huisvestingsprobleem, het bevolkingsvraagstuk, het verkeersprobleem en wat al niet meer.
We zitten er midden in.
Grote veranderinsen, grote plannen!
Omvangrijke veranderingen eisen een wijs overheidsbeleid om alles in goede banen te houden en te leiden
en het is nodig daartoe scherp en ver vooruit te zien. Er moeten grootscheepse plannen worden ontworpen.
Voorzover deze de „ruimtelijke” ontwikkeling betreffen is dit thans het werk van de
Provinciale Planologische Dienst.
„Planologie, wat is dat eigenlijk?” Menigeen zal die vraag wellicht eens gesteld hebben.
Het is ook de titel van een handig boekje (uitg. Samson, Alphen a. d. Rijn, 1950), waarin de schrijver,
J. de Bliek, ons hierover nader inlicht. Planologie oftewel ruimtekunde is iets zò nieuw, dat
zelfs de nieuwste editie van „Van Dale” (Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal; 7de
druk, 1950) er niet van rept. Het woord „planologie” werd voor het eerst gehoord op een
in 1928 te Parijs gehouden congres van stedebouwkundigen. De Planologische Dienst nu is het overheidsorgaan,
dat tot taak heeft de toekomstige „ruimtekundige” ontwikkeling van een gebied te leiden.
Deze dienst - met medewerking van deskundigen op allerlei gebied: sociaal-geografen, sociaal-economen,
statistici, landbouwdeskundigen, landschapsarchitecten, stede bouwkundigen , enz. - bemoeit zich met
de veranderingen welke zich op onze bodem voltrekken of in de toekomst gaan voltrekken: uitbreiding
van de bebouwing in de stad en op het land, aanwijzing van industriecentra, aanleg van parken en
plantsoenen, van land- en waterwegen, van sport- en recreatieterreinen. Zij wijst ook gebieden aan
bestemd voor ontginning of ruilverkaveling en bepaalt welke terreinen als belangrijk voor natuur- en
landschapsschoon temidden van al die veranderingen gespaard zullen moeten blijven.
De Planologische Dienst ontwerpt zo niet alleen uitbreidingsplannen voor een bepaalde gemeente, maar
ook voor grotere, min of meer als een eenheid op te vatten gebieden en men spreekt dan van een streekplan.
„Als uitkomst van planologische arbeid is het streekplan een bovengemeentelijke ordening met
als einddoel de harmonische ontwikkeling van een organische eenheid: de streek.”
(De Bliek, t.a.p., blz. 25)
Zaan-streekplan.
Zo'n streekplan is onlangs verschenen voor de Zaanstreek: het eerste dusdanige plan, dat in onze
provincie uit de pan is gekomen.
Het omvat voor de toekomst vele grootse plannen. Allereerst de verbetering van de verbinding met het
Zuiden door aanleg van een tunnel voor weg- èn voor treinverkeer, zodat de Hembrug zal kunnen
verdwijnen. De naam van de tunnel wordt al gegeven: Hemtunnel! Vanaf de Havenstraat zal in de toekomst
waarschijnlijk een pont over de Voorzaan de gewenste verbinding tussen de oevers gaan onderhouden. De
Zaan zal gemakkelijker en veiliger bevaarbaar worden gemaakt o.a. door afsnijding van de beruchte bocht
bij Wormerveer. Met de wens van de vele minnaars van het karakteristieke „Zaanse Skoon”:
de aanleg van een Zaans Buurtje, is rekening gehouden. Er is bovendien bij Westzaan een weidemolentjesreservaat
beraamd. Een groot deel van het Wormeren Jisperveld werd gereserveerd voor liefhebbers van watersport
en natuurschoon. Voor recreatiegebieden, parken, sportterreinen, volkstuinen, zijn over het gehele
gebied verspreid totaal 145 ha aangewezen, terwijl daarenboven nog een groot stadspark geprojecteerd
is in het Noordwestelijk deel van het Oostzijderveld.
Grote aandacht is uiteraard geschonken aan de wegen. In de tegenwoordige Provinciale weg is een verlegging
ontworpen, waardoor de Wandelweg te Wormerveer een afgesneden bocht zou worden. Zowel oostelijk als
westelijk van de Zaan werden, buiten de bebouwing om, geheel nieuwe Zuid-Noord lopende wegen uitgestippeld,
waarvan de westelijke bestemd is tot een autoweg ten dienste van het snelverkeer Amsterdam-Alkmaar v.v.
en bovendien een weg, die via de Prins Bernhardbrug van Oost naar West zal lopen en aldus niet alleen
de beide eerstgenoemde wegen zal verbinden, maar tevens zal dienen tot „snelweg” tussen
Amsterdam-Noord en Beverwijk.
(Div. kranten Juli-Aug. '53)
Streekbelang-gemeentebelang.
In de Zaanse gemeenten is met grote belangstelling van het streekplan kennisgenomen. De eerste indruk
is, dat men er in het algemeen wel mee instemt, maar zoals begrijpelijk is strookt het streekplan niet
overal en in alle opzichten met de gemeentebelangen, zoals de gemeenten zelf die zien. Bezorgdheid voor
het behoud van de nodige uitbreidingsmogelijkheden voor de in de gemeenten gevestigde industrieën
en van ruimte voor nieuw te vestigen industrieën spreekt daarbij, zoals in deze zo sterk op industrie
gerichte streek te verwachten was, een hartig woordje mee. Zo in Assendelft (Zaanl. 19. IX. '53) en
Westzaan (Zaanl. 2. X. '53). Zaandam is vooral bezorgd voor het behouden van voldoende terrein voor
woningbouw, speciaal in het zuidoostelijk deel van de gemeente. Men zou in verband daarmede in die hoek
het tracé van de geprojecteerde weg, van het Herenhuis af naar Amsterdam-Noord, liefst willen
verleggen vlak op de grens tussen Oostzaan en Zaandam. (Zaanl. 25. VIII. '53) Maar ook andere factoren
worden in het geding gebracht en het is verheugend te lezen, dat de gemeente Assendelft bijv. nog eens
pleiten gaat voor het behoud van het landelijk karakter. Men wil daar het dorpsaspect sparen door al
wat „stadsbebouwing” heet zoveel mogelijk te weren. Daarom wil men de Dorpsweg bezuiden de
Genieweg een landelijk aanzien laten en „er ook met kracht naar streven de bebouwing langs de
Dorpsweg, benoorden de Genieweg, op verschillende plaatsen te onderbreken door open plekken, die kunnen
ontstaan door amotie van kwalitatief slechte bebouwing en deze te voorzien van een passende groenbeplanting,
die een vrij uitzicht zal kunnen geven op de landerijen aan weerszijden van de Dorpsweg.” Bravo!
(Zaanl. 10. X. '53)
Gezonde taal werd naar aanleiding van het streekplan ook gesproken in de Gemeenteraad van het mooie dorp Jisp: „De noodzaak van het behoud van natuur- en cultuur-historische waarden werd tenvolle erkend. Dit behoud zou, naar de mening van de raad, voor enkele daarvoor in aanmerking komende percelen veilig worden gesteld door enkele dezer percelen tot natuurmonument te maken, zoals de Baanakkers er thans reeds een is.”
(Zaanl. 3. X. '53)
Resten van oeroud natuurlandschap.
In het Wormer- en Jisperveld „liggen enige biologisch zeer belangrijke weideen plasgebieden, die
bekend zijn onder de naam Het Zwet en de Merken.” Over dit gebied heeft de Kon. Nederl.
Natuurhistorische Vereniging onlangs een „Wetenschappelijke Mededeling” laten verschijnen,
waaraan verschillende deskundigen hun medewerking hebben gegeven. De bioloog Dr. W. Meyer nu zegt van
de in dit gebied gelegen plassen het volgende: „Deze overgebleven meertjes zijn op grond van
onderzoekingen te beschouwen als zeer oude resten van het vroegere natuurlandschap van de streek,
resten, die alle lotgevallen van overstromingen en waterstaatkundige veranderingen hebben ondergaan.
De flora en vegetatie hebben nog steeds het karakter van een brakwaterveengebied.” Hij noemt
een dergelijk landschap uniek op de wereld.
(Zaanl. 3. VII. '53)
„Wie van wijde verten houdt, van brede wateren, van blinkende plassen, van fluisterende rietzomen,
kortom van een echt-Hollands landschap van water, land en wolken houdt, kan er zijn hart ophalen. Hier
heeft de mens het landschap nog niet verknoeid. Zijn scheppingen: dijken, molens, huizen en bruggen
vormen een harmonisch geheel met de natuur.”
Wanneer men de mensen daar vraagt wat ze denken van de Rijn of Maas, dan heeft u veel kans ten antwoord
te krijgen: „Een rivier? Het mocht wat. Een flinke sloot, anders niet!” Inderdaad telt dit
gebied vele brede sloten en tochten, sommige zeker hier en daar zo breed als een flinke rivier. Moge
dit zeldzaam natuurgebied ongerept behouden blijven en moge de rust er ook door ontspanningzoekende
watersporters niet worden gestoord!
(Zaanl. 3. VII. '53 en Vrije Volk 29. VIII. '53)
Een ander stuk echt Noordhollands veengebied vormt het Ilperveid. „Een rijke broedplaats van
weide-, moeras- en watervogels.” Hier nestelen nog zeldzame gasten als de kiekendief en de roerdomp,
de waterral en de purperreiger.
De Stichting „Het Noordhollands Landschap” (adres: Herengracht 508, Amsterdam) bezit hier
een goede 10 ha, maar wil gaarne meer verwerven, waartoe de hier beraamde ruilverkaveling, welke wel
verschillende stukken natuurterrein als voor haar doeleinden onbruikbaar, links zal laten liggen, een
gerede aanleiding vormt. Naast reeds van overheidswege verkregen steun voor dit natuurmonument, is
ook financiele steun van particulieren noodzakelijk. (Gironummer van de penningmeester van de Stichting;
te Amsterdam: 2992 15!). Helpt van het Ilperveld te redden wat er nog te redden valt!
(Zaanl. 7. VIII. '53)
Steeds meer: Verkaveling!
Over verkavelingsplannen in Noord-Holland werd hier al eerder een en ander gezegd. Gelukkig gaat men
met die plannen in het algemeen niet over een nacht ijs. De verkaveling van het Geestmerambacht stond
bij de tuinders van de Langedijk dit najaar weer in het brandpunt van de belangstelling. Men is het
daar nog niet helemaal eens met elkander of het nu een „vaarpolder” zal moeten blijven of
een „rijpolder” worden. „Een derde gedachte is om vaar- en rijpolder te combineren”.
Maar dan zijn we er nog niet, want er is ook nog een oud plan weer ter tafel gebracht, n.l. dat van
wijlen de heer P. Zeeman, in leven lid van de Prov. Staten van Noord-Holland. „Deze stelde indertijd
voor om dwars door het Geestmerambacht in de richting Noord-Zuid tussen Sint Pancras en Warmenhuizen
een weg aan te leggen. Langs dit traject zouden dan de bedrijfsgebouwen gevestigd kunnen worden.”
We zijn benieuwd hoe deze zaak zich zal ontwikkelen!
(N.N. Holl. Dagbl. 3. X. '53)
In een ander gebied waar waterwegen overwegen, t. w. in de Zeevang, wordt al even druk gesproken
over ruilverkaveling. De meerderheid van de boeren daar heeft zich uitgesproken voor wegenaanleg. Men
gaat daar nu een „proefweg” aanleggen, die zal aansluiten op het Noordeinde van Middelie,
bij de spoorwegovergang.
We lezen, dat sommige boeren in de Zeevang hun hooi des zomers moeten oogsten en halen op wel 5 tot 10
verschillende eilandjes. Begrijpelijk dat dit een omslachtige en tijdrovende bezigheid is. „Sommige
boeren hebben een handige stellage dichtbij de boerderij aan de vaart gemaakt, waardoor zij het hooi
iets gemakkelijker binnen krijgen. Toch blijft het tobben en is het een omslachtige wijze van werken.”
Het mag dus niet verwonderen, dat de boeren daar verzuchten: „Waren de wegen er alvast maar.”
Anderzijds hopen we, ook en vooral voor de bewoners van de Zeevang, dat de deskundigen, die deze verkaveling
in handen hebben, hier geen cultuur-woestenij zullen doen ontstaan, maar dat nieuw landschapsschoon
ons zal kunnen doen vergeten wat er van het oude en vertrouwde verloren ging.
(N.N. Holl. Crt. 21. VIII. '53)
Waar zijn de zaaier en de maaier?
Ja, Maartje, er is veul veranderd en het verandert nog elke dag. Andr. Tol weet 't aardig te zeggen:
„Onze polders kennen geen rust meer.” „Het zijn geen groene eilanden van kalme gezapigheid
temidden van een bedrijvige wereld meer. Het arbeidstempo is versneld. Tien- en honderdvoudig.”
Hij doelt hier op het feit, dat tractor en combine nu de plaats innemen van zaaier en maaier. Het woord
van Maartje, verandering, is hem nog te tam, hij vindt: „Revolutie is niet een te groot woord
voor wat er in enige tientallen jaren is gebeurd. Wat al eeuwenoude gebruiken en gewoonten zijn door
de stormwind der vernieuwing van de akkers weggevaagd. De zaaier en de maaier hebben we reeds genoemd
en de dagen kunnen geteld worden, dat ook de trouwste metgezel van de landman - het paard - zal verdwijnen.
De man op de trekker is nu de heerser op de akkers. Met dat mechanische krachtwonder verricht hij
Hercules-arbeid: ploegen, zaaien, wieden, zichten, binden, sproeien, rooien, lichten en dorsen, om 't
even. Voor iedere handeling heeft hij een daarvoor geschikt werktuig.”
Toch - gelukkig - vindt Andr. Tol nog schoonheid in onze polders al kreeg het lied van de arbeid daar
een andere stem en een ander tempo. En die schoonheid kan en zal er o.i. blijven zolang de mens maar
mens blijft en zelf geen machine wordt.
(Alkm. Crt. 26. IX. '53)
„Een nooit deelbare schat”.
Wat ook verkaveld zal worden: de gronden rondom het Oude Hof te Bergen zullen ondeelbaar en ongeschonden
behouden blijven nu de Raad van deze gemeente in December 1952 besloten heeft dit deel van de voormalige
Heerlijkheid Bergen aan te kopen. Deze gelukkige aankoop omvat mede het landgoed Kranenburgh, het oude
Maasdammerhof en de Vinkenkrocht, totaal groot ruim 54 ha! Een op Maandag 24 Augustus onthulde gedenksteen,
gemetseld in de poort van het Oude Hof zal de herinnering aan dit heuglijk en belangrijk feit bewaren.
De steen werd gebakken door de Bergense pottenbakker Dirk Hubers en geeft een vers van de dichter A.
Roland Holst, dat aldus eindigt:
„Hier berust onder onze hoede
een nooit deelbare schat.”
Deze laatste regels vertolkte Burgemeester Huygens in zijn speech bij de onthulling, op zijn wijze door deze woorden gericht tot de aanwezigen en tot het nageslacht: „Houdt de bossen in stand, verkavel ze nimmer!„
(N. Holl. Dagbl. 25. VIII. '53)
Westzaan behield zijn Prinsenhof.
Op een geheel andere plaats sprak een andere burgemeester eveneens behartenswaardige woorden, woorden
van verheugenis over het behoud van een molen. Veel schoons is in ons land reeds ten offer gevallen
aan de behoefte aan grond voor woningbouw, voor cultuurgrond, voor de aanleg van nieuwe wegen. Hier
werd iets moois voor ondergang behoed. Woorden ook van dank: „Er zijn gelukkig verenigingen,
welke zich ten doel stellen de schoonheid van het Nederlandse landschap te handhaven.”
Het was burgemeester Vijlbrief, die hier sprak bij de officiële ingebruikstelling van de
gerestaureerde molen „Het Prinsenhof” in Westzaan.
Het was een gelukkige dag voor de molenmaker Klaas Jongejans en niet minder voor de molenaar Gerrit
de Vries. Het gemeentebestuur van Westzaan verdient voor zijn krachtige medewerking tot behoud van
deze fraaie molen alle hulde. Het had dan ook ieders instemming, dat de Burgemeester de eer kreeg
om op de stelling staande de vang op te halen en aldus de wieken weer te doen draaien.
(Zaanl. 10. VIII. '53)
Goed nieuws over restauraties.
In Medemblik, dat niet zo heel rijk is aan monumenten, werd de restauratie van de gevel van het
voormalige Koggenhuis voltooid. Deze vroeg-zeventiendeeeuwse trapgevel is een prachtig specimen van
Oudhollandse burgerlijke bouwkunst. Een echte, fleurige renaissancegevel, waarvan de frisse baksteenkleur
nog eens extra vervrolijkt wordt door de - haast overdadige - versiering met natuursteen. Vooral de
rijke omlijsting van het portaal valt op, met daarboven een schild dat het wapen van de Vier Noorden
Koggen toont.
(Alkm. Crt. 24. IX. '53)
Ook Uitgeest bracht goed nieuws. Daar zal het oude raadhuis, het voormalige 11de-eeuwse rechthuis, worden gerestaureerd onder leiding van architect IJ. Kok (zie diens artikel in „De Speelwagen”, 1953, blz. 119). De eerbiedwaardige middeleeuwse dorpskerk, die reeds de oude pastorie in hernieuwde glans aan haar ene zijde heeft, krijgt nu aan haar andere zijde een waardig pendant. Wèl schijnt 't in Uitgeest eerst ver te moeten komen, tot op de grens van verval en afbraak, maar daar is nu een dikke streep onder gezet en we wensen burgemeester Van der Ven en zijn gemeente gaarne van harte geluk met het thans bereikte resultaat, waardoor de oorspronkelijke kern van het oude dorp opnieuw een deel van de vroegere schoonheid zal terugwinnen.
(Zaanl. 14. X. '53)
„Ik vind het wonderbaarlijk, dat Broek in Waterland, zo dicht bij de wereldstad, toch een
eigen karakter heeft behouden.”
Dit compliment gaf de commissaris der Koningin in onze provincie aan Burgemeester Paul, toen op 1
October j.l. het „Broeker Huis” officieel werd geopend.
Een huis, dat oorspronkelijk een ruime particuliere woning was, werd ingericht tot recreatiecentrum,
jeugdherberg en bibliotheek en tevens dienstbaar gemaakt voor een consultatiebureau voor zuigelingen!
En dit alles dusdanig, dat uitwendig het 18de-eeuws aspect van het gebouw volkomen intact werd gelaten.
(Vrije Volk. 3. X. '53)
Het waterschap „De Schermeer” stelde in het prille herfstbegin even plechtig als vrolijk
het geheel opgekalefaterde Noorder-polderhuis, annex timmerloods, weerom open. De erebeker ging rond
en menige toast op de groei en bloei van het waterschap werd er uitgebracht. De dijkgraaf, de heer J.
Posch, sprak terecht zijn vreugde uit over het behoud van dit reeds ten ondergang gedoemde oude polderhuis.
Ten ondergang gedoemd, omdat men aanvankelijk van zin was in het hart van de polder, in Stompetoren,
een gloednieuw polderhuis te bouwen, waartoe bereids de grond was aangekocht... De oorlog haalde een
gelukkige streep door deze rekening. Het eenvoudige, maar toch zo karakteristieke Noorder-polderhuis
werd gerestaureerd en tevens, alsof het maar niets was, de 12 nog overgebleven Schermermolens.
Dat is hier gauwer verteld dan het is gegaan en gedaan. Maar met dit al is weer eens bewezen, dat het
verleden nog leeft, dat er nog eerbied is voor traditie.
(N. Holl. Dagbl. 15. IX. '53)
Graf ontdekt
Wel niet zo wereldschokkend en opzienbarend als de ontdekking van het graf van Toet-anch-Amon, maar
toch wel zeer merkwaardig is de opgraving van een paar rood-zandstenen doodkisten, gaaf en compleet
mèt deksel, op het Westerlander Kerkhof van Wieringen. Merkwaardig vooral omdat het in de ene
kist aangetroffen complete skelet nog lag in de oorspronkelijke begraaf-houding. Dat deze graven zo
ongerept bleven is te meer verwonderlijk omdat de kisten zeer dicht onder het aardoppervlak lagen,
zodat men vermoedt, dat de eenvoudig-geornamenteerde deksels oorspronkelijk tevens dezelfde dienst
deden als later de grafzerken.
Voorlopig dateerden de deskundigen deze kisten als stammend uit de elfde eeuw. Een nader onderzoek
zal de betekenis van deze curieuze vondst moeten vaststellen.
(Alkm. Crt. 16. X. '53)
Een jubileum.
Wormerveer herdacht het 450-jarig bestaan. Men zoekt en vindt tegenwoordig gaarne een gerede aanleiding
tot feestviering. Alos we Mr. D. Vis mogen geloven1
- en dat doen we graag - dan is Wormerveer waarschijnlijk het oudste van de op de westelijke Zaanoever
gelegen dorpen en bestond al in de middeleeuwen, al droeg het gehucht, want meer was 't nog niet, toen
een andere naam nl. 't Saan. Dit kreeg kort na 1500 een kapel. Het veer van 't Saan naar de overzij,
naar 't toen veel belangrijker dorp Wormer, moet er ver voor het jaar 1500 reeds zijn geweest. Zo belangrijk
was dit veer, dat de naam Wormerveer de plaatsnaam van het dorpje werd, dat aldus zijn oorspronkelijke
naam 't Saan verloor. Die naam Wormer-veer, als naam van de plaats, zou uit het begin van de 16de eeuw
dateren, maar of die datering op een bepaald jaar mag gesteld worden lijkt ons alleszins aanvechtbaar.
Het feest te Wormerveer stond dus o.i. historisch-gezien wel wat op losse schroeven. Dat verandert
niets aan het feit, dat de diverse festiviteiten (w.o. de opvoering van een historisch molenspel
„Wiekende Welvaart”!) uitstekend zijn geslaagd.
(Div. Zaanse kranten, Aug.-Sept. '53)
Aan het einde van het jaar brengen wij gaarne weer dank aan de plaatselijke en gewestelijke pers,
die ons getrouw de stof voor deze rubriek leverde. In onze kranten wordt; het mag wel eens nadrukkelijk
gezegd, voordurend ernstig aandacht geschonken aan al die zaken welke ons, Speelwagen-genoten, bijzonder
ter harte gaan.
Wij kwamen goede reportages tegen betreffende historie en leven in ons gewest, over het eeuwenoude
Wieringerland, over Hoogwoud dat eens de zeevaart kende, over de schoonheid van oude schouwen (Ver. N.
Holl. Dagbl.), we lazen interessante artikelen over Texel in heden en verleden (Texelse Courant), we
vonden plezier in de pretentieloze praatjes bij plaatjes van Oud-Alkmaar (Vrije Volk) en in de nog
altijd „Aigenwaize praetjes bij ouwe Wormerveerse plaetjes” van de grapjas die zich
„Saime” noemt. „De Wieringermeerbode” en het Weekblad „De Duinstreek”
en het „Noordholl. Dagblad” moeten mede met ere worden genoemd.
Waar aldus de belangstelling voor onze historie wordt levend gehouden en het oog open voor de karakteristieke
schoonheid van ons gewest, daar kan een oud vehikel als de Speelwagen voorlopig vast nog voort!
1 De Zaende, II (1947), p. 57.
Hier meerden eens de Rijper haringbuizen en werd het walvisspek gelost... (Foto M. M. Bekhof-Hartog)