» Diversen
» De Speelwagen
» 1954
» No. 6
» pagina 161-162
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
9e jaargang,
1954,
No. 6,
pagina 161-162.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Op daverende wijze heeft Alkmaar zijn 700-jarig stadsbestaan gevierd.
In De Speelwagen werd aan de jarige stad en haar geschiedenis reeds ruime aandacht gewijd.
Trouwens in alle plaatselijke en gewestelijke bladen werd bij deze feestelijke gelegenheid duchtig de
doopceel van de jarige gelicht. Ook in de „grote pers” en zelfs in buitenlandse bladen
zijn min of meer uitvoerige artikelen over de 700-jarige stad Alkmaar verschenen.
Nadat de Vereniging „Oud Alkmaar” op de eigenlijke herdenkingsdatum, 11 Juni, in eigen
kring en in eigen stijl, het feest had ingeluid, vond van 20 Juli tot 15 Augustus de algemene viering
plaats. De plechtige opening der festiviteiten geschiedde in de oude Sint Laurenskerk, waar onze
minister-president dr. W. Drees de herdenkingsrede hield. Zowel de voorzittende predikant van de
Hervormde Gemeente, ds. J. H. Klein Wassink, als de hoogste R.K. gezagdrager, deken J. Th. Jacobs,
spraken vanaf de kansel hooggestemde woorden, recht uit hun herderlijke harten en geheel in de stijl
van dit door de eeuwen geheiligd Godshuis, waarmee de historie van stad en burgerij zo nauw is verbonden.
Terwijl gedurende de feestweken in en om het op Canadaplein en Paardenmarkt gebouwde vermaakscentrum,
het zgn. fantasiestadje, het feestrumoer in allerlei toonaarden overheerste, tilden de uitvoering van
Beethovens Negende Symphonie en de concerten gewijd aan de Alkmaarse componisten Willem de Fesch en
Gerhardus Havingha de feestelijkheden weer op hoger niveau. Op eenzelfde hoog niveau stond ook de
Historische Tentoonstelling „Zeven eeuwen Alkmaar”, waardoor allerlei herinneringen aan
een lang en rijk verleden in een keur van objecten van geschiedenis en kunst opnieuw tot leven werden
gewekt en sprekend gemaakt.
Stadsrechtverleningen zullen zeker in vroeger eeuwen in dankbare herinnering zijn gehouden, maar feestelijk
herdacht zijn ze nimmer. Dat is pas iets van deze eeuw, waarin de oude privilegiën voorgoed hun
kracht hebben verloren en de eens zo trotse zelfstandigheid der steden bedenkelijk werd geknakt...
Wellicht juist daarom grijpt een stadsbestuur grager dan ooit terug in het verleden en is thans
onmiddellijk paraat om, indien een vierenswaardig feit als bijv. de stadsrechtverlening daartoe een
gerede aanleiding biedt, dit dubbel en dwars feestelijk te gedenken. Daardoor krijgtmen immers een
welkome gelegenheid om met behulp van de modernste publiciteitsmiddelen de stad in het zonnetje en in
het brandpunt van de belangstelling te zetten en aldus niet alleen tijdelijke bezoekers (de
toeristenstroom), maar ook blijvende vestigingen aan te trekken.
Welnu aan belangstelling heeft het de jubilerende stad Alkmaar niet ontbroken en – het moet
gezegd – zij was die belangstelling ten volle waardig. Duizenden hebben bij dag en meer nog bij
avond de stad in feestgewaad bewonderd: de versierde straten van de oude binnenstad; de grachten, waar,
langs de wallen en aan de ophaalbruggen, 's avonds guirlandes van licht ontloken en de prachtige
singels, waar talrijke schijnwerpers bomen en bloemperken met een sprookjesachtige gloed betoverden.
Een oud-Alkmaarder, die in deze dagen zijn geboortestad weer terugzag en haar doorwandeld en bewonderd
had, sprak opgetogen: „Vroeger zag ik niets en vond alles doodgewoon, maar nu heb ik ontdekt,
dat Alkmaar een mooie stad is! Wees er trots op en zorg dat het mooi blijft.”