» Diversen
» De Speelwagen
» 1954
» No. 6
» pagina 165-170
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
9e jaargang,
1954,
No. 6,
pagina 165-170.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: M. Zwaagdijk.
In De Speelwagen is reeds meermalen1
over dit typisch Noordhollandse spel het een en ander geschreven, er is zelfs een foto afgedrukt, waarop
burgemeester Breebaart van Hoogwoud nog eens liet zien, hoe het vroeger ging, benevens een foto van
het spel tijdens de katjeskermis aan de Hoogwouder Gouwe2.
Deze zijn dus van recente datum. In de bijdrage van de heer Don de Zonnemaire acht deze het zeer wel
mogelijk dit spel weer meer algemeen te doen worden. Het denkbeeld, om het aantal van onze volksspelen
met één te vermeerderen, is bijzonder aantrekkelijk. Vooral omdat het hier een openluchtspel
betreft. Dit heeft uit een hygiënisch oogpunt altijd een voorsprong boven dat in een zaal. In dit
spel schuilen, gelijk de schrijver zegt, inderdaad gezonde en sportieve krachten. Bovendien eist het
geen grote speelterreinen, geen in beslagneming van cultuurgrond en geen belangrijke financiële
offers. Als het door vast omschreven spelregels – ik verwijs naar het artikel van de heer Don de
Zonnemaire3 – in een nieuw kleed wordt
gestoken en door het instellen van prijzen het wedstrijdelement wordt versterkt, lijkt het mij niet
onmogelijk het als volksspel te doen herleven. Al zal het niet de populariteit van het voetbalspel
bereiken. Trouwens ook dit is een oeroud spel, dat ruim honderd jaar geleden zozeer in verval was
geraakt, dat het rond 1830 alleen nog maar op een enkele kostschool in Engeland door de leerlingen
werd gespeeld. En ook andere oude spelen hebben door nieuwe spelregels in een moderne vorm hun populariteit
herkregen.
Ondertussen zullen vooral zij, die het katknuppelen hebben zien spelen of zelf er aan mee hebben gedaan,
zich wel interesseren voor de geschiedenis ervan.
Volgens berichten in De Speelwagen wordt het nu of werd het voor kort nog gespeeld aan de Hoogwouder
Gouwe, Lutjewinkel en Egmond-Binnen. Misschien kent men het ook nog op enkele andere plaatsen. Dat is
zeer merkwaardig. Want het spelgebied is veel groter geweest en naar mijn weten zijn nergens dan alleen
in Noord-Holland de laatste resten nog aanwezig. Dank zij het feit, dat men hier de levende kat heeft
vervangen door een stuk hout, al of niet gemerkt met het woord „kat”.
Vóór ruim zestig jaar heb ik het gedurende de kermis zien spelen op Nek bij Purmerend.
Er werd op de beurt met een knuppel geworpen naar een ton. In plaats van een kat was er toen reeds een
stuk hout in gekuipt. De ton bungelde aan een touw, gespannen tussen een paar vruchtbomen van het
boomgaardje naast de herberg. De gelukkige, wiens worp tengevolge had, dat het stuk hout uit de ton
viel, was de winnaar. De prijs bestond uit alcoholica. In die tijd deed het manhaftige gezegde opgeld:
„Een zwavelstok in tienen / een borreltje in ienen”.
Ruim honderd jaar geleden werd er nog een levende kat in de ton opgesloten. Een nauwkeurige beschrijving
vinden we in de Zuid- en Noordhollandse Volks-Almanak van 1845”, blz. 182.
De schrijver A. J. van der Aa begint met te zeggen: „Daar de wreedaardige en zo weinig met onze
volksaard strokende spelen van het katkneppelen, het pauwkneppelen, het ganskoppen, het palingtrekken,
enz. meer en meer buiten zwang zijn geraakt, komt het ons niet oneigenaardig voor, hier een beschrijving
te geven van het eerste spel, zoals dit vroeger gewoonlijk op een Hollandse kermis plaats had.”
Het initiatief nam de waard, die op de gestelde dag een stok uit het venster had gestoken, waaraan
met linten verschillende zilveren prijzen waren bevestigd. De hoofdprijs voor hem, die de kat uit de
ton knuppelde, was gewoonlijk een zilveren messenhecht. En verder kregen hij en de andere spelers
flessen wijn, terwijl de jongen, die aan 't eind de vluchtende kat greep, ook op een fles wijn werd
getracteerd!!
Weer een halve eeuw vroeger (1792) had een Duitser, J. Grabner4, een reis door de Nederlanden gemaakt en in z'n reisbeschrijving zegt
hij, dat men zich in „enige streken” met „kattenkneppelen” vermaakte. Hij had
het echter van horen zeggen. Ook toen was de kat het slachtoffer. Hij zegt: „Menselijker spelers
bedienen zich in plaats van een kat van een ballon. Het gaat meer en meer uit de mode. Boeren
en matrozen die er zich mee vermaken, houden zich langzamerhand meer bezig met verscheidene soorten
balspel.”5
We vinden in de Generale Keuren en Ordonnantiën van de zes Hoofddorpen van Waterland: als
Ransdorp, Zuiderwoude, Landsmeer, Zunderdorp, Broek en Schelling-woude: „Is mede geordonneert,
dat niemand op Zondagen of eenige andere tyden zal mogen de Kat uyt de Ton gooyen, nog de Gans het
hooft aftrekken, of diergelyke.” Ao. 1746.
Ruim tweehonderd jaar geleden was het dus een Zondagsspel. „Of eenige andere tyden” wijst
er op, dat men misschien op kermissen ook er zich mee vermaakte buiten de Zondag.
Nemen we nu een kijkje buiten onze grenzen.
In Zweden werd het in 1906 nog gespeeld. Een Zweedse berichtgeefster schrijft in een Engels
tijdschrift6: Op „Lent Monday” doet
men in Zweden een kat in een vat en hangt men dat met een touw horizontaal op en dan doet men een stuk
papier over het open einde. (Het mag geen wijnvat zijn, maar een vat van ruwe duigen, zo een voor cement
bijv.) Dan worden de spelers geblinddoekt met een zakdoek en zij proberen het vat stuk te gooien. Ieder
mag drie keer gooien en hem, die het lukt, krijgt een prijs.
Bijna op dezelfde wijze ging het in de zeventiger jaren van de vorige eeuw toe in Sleeswijk-Holstein.
„In een kleine, lichte ton wordt een kat opgesloten. De met een stevige knuppel voorziene speler
wordt geblinddoekt; hij wordt enige schreden van de ton verwijderd en driemaal rondgedraaid. Nu gaat
hij enige schreden voorwaarts en met een hevige zwaai slaat hij op de ton los. Treft hij niet, dan
volgt een ander, tot er één de geluksslag doet, de ton versplintert en daardoor de gevangen
kat bevrijdt, die nu onder het ophitsende geschreeuw van de menigte wegloopt. Dikwijls wordt de ton
met de kat aan een uitgespannen touw vrijzwevend opgehangen.„7
Gaan we nu naar onze buren over zee.
Er zijn aanwijzingen, dat het spel in Engeland en Schotland algemeen is geweest. Een
bericht uit de Schotse laaglanden, daterende van 1814 komt van een reiziger, die in een door hem niet
genoemde plaats een galg ziet opgericht. Hij denkt aan een executie, maar de volgende dag wordt er een
levende gans met de kop naar beneden aan opgehangen. Mannen te paard reden daar langs, om de gans de
kop af te trekken. Wie dat gelukte was winnaar. Direct daarop werd er een kat in een vaatje aan de galg
gehangen. Het vaatje was verder opgevuld met roet. Iedere ruiter, voorzien van een houten hamer sloeg
daarmee tegen de bodem van het vat, zo dikwijls hij er onder doorreed. Tenslotte was één
eind van 't vaatje stuk geslagen en de kat en het roet vlogen er uit tot groot vermaak van de
toeschouwers.8
In de Volksalmanak van 1878, blz 649 schrijft
J. de Vries een alleraardigst stukje, waarin hij de tolk is van allen, die het dierenkwellen bij 't
katknuppelen veroordelen en dat eindigt met: Vrede zij onze katten! Daarin zegt hij o.a.: „Op
de grens van Engeland en Schotland werd nog in de vorige eeuw op een bepaalde dag,
waarschijnlijk een oude vierdag, een vreemd feest gehouden. Een zeker gezelschap, een Broederschap,
trok in feestelijke optocht, te paard gezeten en van muziek begeleid, met vlaggen en wimpels naar de
gemeentewei.” En dan vertelt hij, dat men er aan 't katknuppelen trok. De plaats van de handeling
noemt hij niet. Maar ik denk, dat hij het stadje Kelso aan de Tweed, het grensriviertje tussen
Engeland en Schotland, op het oog had.
De Engelse folklorist John Brand vertelt hier van onder het opschrift „Cat in
Barrel„10: Dit is een spel, dat in de
vorige eeuw algemeen was te Kelso aan de Tweed. Een grote menigte mannen, vrouwen en kinderen kwamen
bijeen op een weide ongeveer een halve mijl van de stad en een kat, die in een vaatje met roet
was opgesloten, was met dat vaatje opgehangen aan een dwarsbalk tussen twee hoge palen. Een zeker aantal
landlieden, dat deel nam aan dit wrede en onmanlijke amusement, reed te paard heen en terug en sloeg
met knuppels en zware houten hamers tegen het vat, waarin het ongelukkige dier was opgesloten. Tot
het aan stukken vloog en de kat gelegenheid kreeg er uit te springen. Het slachtoffer werd dan gevangen
en gemarteld tot het stierf: Ao. 1789.
Dat dit vermaak behalve in Schotland ook in Engeland algemeen bekend is geweest, kunnen
we opmaken uit een passage in het toneelspel van Shakespeare: „Much ado about nothing”
(Ao. 1600), waarin de schrijver een speler laat zeggen: „Als ik 't doe, hang mij in een
vat11 als een kat en schiet op mij.”
Het oudste bericht, mij bekend, dateert van ruim vier eeuwen geleden. Hierin wordt verteld, dat in
Voor-Pommeren (Stralsund) op Vastelavond de scholieren gewoon waren een levendige kat
in een pot te sluiten en deze op de grond te smijten, als „de hungerdock vill” m.a.w. op
het moment, dat de vasten inging. De kat, wiens voeten met leer waren omwonden, kon dan niet goed weg
komen en werd door de scholieren zo lang nagejaagd tot hij stierf. Ao. 1550.12
Behalve in Nederland hebben we dus de resten van het spel gevonden in Duitsland, Zweden,
en Engeland. Ook in België is het bekend geweest.
Het komt mij voor, dat het oorspronkelijk een voorjaarsgebruik is geweest. En wel een dierenoffer.
Een Engels folklorist, zich beroepende op de grote Engelsman Fraser13, hecht er dezelfde oorspronkelijke betekenis aan als aan het
Oud-Israëlietische gebruik van het zenden van de zondebok in de woestijn: een reinigingsrite nl.
M. Zwaagdijk
1 De Speelwagen, jrg. 1948, blz. 342 en 344. Jrg. 1949. blz.
9
en 87.
2 De Speelwagen, jrg. 1948, blz. 344.
3 De Speelwagen, jrg. 1949, blz. 87 e.v.
4 Briefe von J. Grabner, Ueber die Vereinigten Niederlände (1792), s. 36.
5 Zie ook over „de Kat uit de Ton kneppelen” ca. 1800 in: De Speelwagen”, 1953, blz.
144.
6 Folk-lore, Vol. XVIII, 1907, blz. 338. „Lent” is de veertig-daagse vasten tussen Aswoensdag
en Pasen. „Lent-Monday” is de eerste (?) Maandag, die daarin valt. Deze Maandag volgende
op „Fakkelzondag” zou volgens Schrijnen de echte Blauwe Maandag zijn, nog bewaard in de
uitdrukking: „Ik ben daar een blauwe Maandag geweest.”
7 Heinrich Handelmann, Volks- und Kinder-Spiele aus Schleswig-Holstein (Kiel, 1874), S. 22.
8 Folk-lore XVIII, 1907, blz. 336. Zie ook: J. Scheibler, Das Kloster XII, 1849. s. 552. Hier moeten
de spelers met een spies de losse bodem van het vaatje weg stoten en alleen hij is winnaar, wanneer
dat hem gelukt, zonder door de kat en het roet geraakt te worden.
9 Uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
10 John Brand, Popular Antiquities of Great Britain (London 1870), dl II, blz. 303.
11 Er staat: „a bottle”, welk woord ten tijde van Sh. een ruimere betekenis heeft gehad
dan nu.
12 Dr. Ulrich Jahn, Die Deutschen Opfergebräuche bei Ackerbau und Viehzucht (Breslau 1884), S.
107.
13 In Folklore XVII, blz. 258 (The Scapegoat in European Folk Lore).