» Diversen
» De Speelwagen
» 1954
» No. 8
» pagina 252-253
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
9e jaargang,
1954,
No. 8,
pagina 252-253.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Raadsel:
Steeds teruggaan, veel verteeren,
Zich met draaierij geneeren,
Loopen op de lange baan,
't Werk gestadig uit te rekken.
Dan van voor naar achter trekken,
'k Vraag wie moet daarvan bestaan?
Antwoord:
't Zijn de baanlien! lieve vrinden,
Die hierbij hun rekening vinden;
Hoe meer teer er wordt verteerd.
Hoe meer garen wordt gesponnen,
Hoe meer touw ze draaien konnen,
Des te meer hun winst vermeert.
Jb. Blaauw Janszn., touwslager te Noordeind van Graft; geboren 1765, overleden 1821.
Naar aanleiding van het stukje over oude volksspelen deel ik u mede, dat het spel „Katknuppelen” nog geregeld gespeeld wordt op de „Zaterdag van kermis” te Broek-in-Waterland. In mijn jeugd meen ik (maar ik zou daar geen eed op willen doen) werd nog een kat in de ton gedaan (ca. 1900), later meen ik turven. Het was toendertijd een spel, dat door een bepaalde categorie van de dorpsbewoners speciaal werd gespeeld nl. door de „stadvaartboeren”, mensen die bij de boeren de melk kochten en in Amsterdam uitventten. Er waren verschillende prijzen: de „kat”, de „eerste duig”, de „tweede duig”. Meer zou ik er niet van weten te vertellen. Misschien (ik woon al sinds jaren en jaren niet meer in Broek-in-Waterland) weet iemand daar ter plaatse er meer over te vertellen.
„Schoonheids- of aesthetische gevoelens, zijn de gevoelens, die in ons worden opgewekt door de
waarneming van kunstvoortbrengselen en door natuurbeschouwing. Treft ons de schoonheid, dan ontstaat
een lustgevoel; in de scheppingen van de mens is ook veel lelijks; hindert ons dat bij de waarneming,
dan ontstaat in ons een onlustgevoel.”
Even sluit ik de ogen. Duidelijk zie ik het nu weer voor mij.
Een pleintje, of liever een brede straat. Links en rechts huizen en huisjes, voornaam en minder voornaam.
Voor deze huizen stoepen en stoepjes van blauwe steen of eenvoudige straatsteentjes. De een wat hoger
dan de andere. Hier en daar een hardstenen paaltje. Heerlijk afwisselend en toch harmonisch. Een grote
stenen pomp met daar tegenover een pracht van een gevel, die naast de wapens van Enkhuizen en West-Friesland,
het wapen van Philips II draagt: Een zestal treden leidt naar een van de deuren van dit specifiek Oudhollandse
bouwwerk. Fel gekleurde blinden verlevendigen dit genoeglijke tafereel.
Dit beeld, deze indruk van de „Brede Kaasmarkt” of kortweg „Kaasmarkt” te
Enkhuizen, met het uit 1577 stammende waaggebouw, is helaas niet meer in overeenstemming met de hedendaagse
situatie. Het is sinds kort een kostbare herinnering aan het verleden geworden. De fleur, de levendige
schoonheid, het afwisselende, is voor een groot deel verdwenen. Thans vindt men een koele, nuchtere
bestrating. De gezellige stoepjes hebben aan één kant plaats moeten maken voor een breed
tegeltrottoir. De grote pomp, die voorheen een wezenlijk deel uitmaakte van deze compositie, staat
thans als een verdwaalde klomp steen aan de rand van het trottoir. De „Kaasmarkt” is thans
verworden tot een straatje, burgerlijk netjes, maar zonder enige allures. Vijftig jaar geleden vergeleek
men Enkhuizen met een brave kruidenier die een degelijke jas aan had. Aan braafheid en degelijkheid
heeft het de vroedschap ook thans niet ontbroken.
Ik vraag mij echter af, of de aanleg van een nieuwe riolering en een nieuw wegdek nu juist moet leiden
tot disharmonie. Dat men streeft naar verbetering van de hygiënische toestand is zeer lofwaardig.
Het zou belachelijk zijn het tegendeel te beweren. Maar waarom niet een bestrating aangebracht, die
past in deze omgeving? Laat men toch onder alle omstandigheden bedenken dat evenwichtigheid en schoonheid
het leven veredelen. De lagere zinnelijke genietingen worden er door verdrongen. Hier ligt juist de
grote betekenis van de ontwikkeling der aesthetische gevoelens voor ons leven.