» Diversen » Westflinge » 23 juli 2003
Westflinge
In de wekelijkse rubriek Westflinge wordt de schijnwerper gericht op het verleden van West-Friesland,
met een actuele aanleiding. In aflevering 62 aandacht voor twee opstanden in Andijk tegen het gezag,
in 1872 en 1877.
(Eerder verschenen in het Noordhollands Dagblad, woensdag 23 juli 2003.)
Van onze verslaggever Ed Dekker
ANDIJK – Andijk beleefde bijzonder roerige jaren in de jaren zeventig van de negentiende eeuw.
Er vond in het dijkdorp toen, dik honderd jaar geleden, tweemaal een heuse opstand plaats tegen wat werd
gezien als het gezag. Twee plaatselijke rederijkerskamers speelden daarbij een belangrijke rol.
De opstanden in Andijk worden beschreven en geanalyseerd in het boek ‘Welsprekende burgers’.
Dit 526 pagina's tellende boek handelt over rederijkers in Nederland in de negentiende eeuw.
‘Welsprekende burgers’ is onlangs verschenen bij uitgeverij Vantilt te Nijmegen en is waardevol
voor West-Friesland. In onze regio zijn tal van toneelverenigingen actief, waarvan een aantal als rederijkerskamer
is ontstaan in de negentiende eeuw.
Het Westfries Archief te Hoorn bewaart vele bescheiden van diverse negentiende-eeuwse rederijkerskamers
uit West-Friesland. Veel van deze verenigingen krijgen aandacht in de nieuwe publicatie. Een aantal
clubs bestaat niet meer. Genoemd worden onder meer 't Veldviooltje uit Abbekerk, De Grashalm uit Berkhout,
De Eendracht te Hauwert, Het Viooltje te Hensbroek, Deneg te Hoogkarspel, Hofdijk te Hoorn, Het Madeliefje
te Opmeer, Concordia te Spanbroek, Aurora te Sijbekarspel, Nut en Genoegen te Twisk, Uitspanning Door
Inspanning te Twisk, De Oefenschool te Wognum en Het Mosterdzaadje te Wijdenes.
Al in de vijftiende eeuw bestonden er rederijkerskamers, tot vertoning van ‘kerkelijke drama's’.
Het fenomeen beleefde in de tweede helft van de negentiende eeuw een opmerkelijke herleving. Er was toen
veel behoefte aan dergelijke ‘spreekgezelschappen’, ook in West-Friesland. Daar leerde men
algemeen beschaafd Nederlands praten door gedichten te reciteren.
‘Welsprekende burgers’ geldt als het eerste volwaardige boek over de historische wortels
van de ‘rederijkerij’ in Nederland. Historicus Oscar Westers beschrijft uitvoerig hoe rederijkerskamers
en ‘liefhebberijtonelen’ in een tijdsbestek van slechts enkele decennia Nederland veroverden
tot in de kleinste dorpen.
De auteur heeft veel gegevens verzameld bij het Westfries Archief. Daar trof hij naar eigen zeggen
‘een uitzonderlijk rijke collectie verenigingsarchieven’ aan. Vooral die uit Andijk, Wognum en Hem zijn
intensief bestudeerd. Met name ‘Andijk’ leverde hem ‘spectaculair’ materiaal op.
De opvallende opstanden in Andijk zijn niet eerder goed beschreven. Cor Kieft Szn. repte in 1983 in
een boekje over het 50-jarig bestaan van ‘Het Andijker Toneel’ over een onderlinge strijd tussen twee
kasteleins in het dorp, H. Kolles van café De Nieuwe Aanleg en Jan Koen van De Krimper. Voorts
stipte hij ‘onderlinge naijver’ aan tussen de beide rederijkersverenigingen op het dorp, Vondel en
Willem III.
Zoon Siem Kieft brengt in in het jaarboekje 1996 van Oud-Andijk enkele ‘onaangenaamheden’ in herinnering,
aan de hand van notulen. Deze ‘onaangenaamheden’ speelden zich af in 1877. Historicus Westers heeft
de voorvallen verder uitgediept en schetst de maatschappelijke achtergronden en betekenis.
Wat was er aan de hand? De rederijkers en de ‘Het Nut’ kwamen in Andijk op een ‘tamelijk bizarre manier’
tegenover elkaar te staan, stelt Oscar Westers. ‘Het Nut’ is het departement Andijk-Wervershoof van
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het Nut hield in Andijk volksvoorlezingen. Rond 1870 rees
irritatie over de bezoekers van deze avonden. Het bestuur zag het liefst vader en moeders van huisgezinnen,
maar de stoelen werden doorgaans bezet door jongelui jonger dan vijftien jaar. Het Nut legde in de
winter van 1871 de jongeren een bezoekverbod op.
De jongeren lieten het er niet bij zitten. Zij sloegen hard terug tijdens de nationale feestdag op 1
april 1872. Het land vierde feest ter gelegenheid van de driehonderdste verjaardag van de inname van
Den Briel in de Tachtigjarige Oorlog. De jongeren waren waarschijnlijk toch al prikkelbaar. De twee
kermissen in Andijk gingen in 1871 niet door wegens een epidemie.
De festiviteiten op 1 april werden verstoord. Bij een kinderoptocht liepen ‘jonge, jenever drinkende
knapen uit de onbeschaafde standen’ rond. In café De Krimper was de sfeer grimmig.
‘De uitdrukkingen der oproerigen ademden jegens de zoogenaamde rijken een zeer vijandigen geest’,
schetste secretaris en hoofdonderwijzer K. Kooijman Azn. van Het Nut in de notulen. Hij schreef voorts:
‘Een wijf met grove, onbeschaafde stem kon victorie schreeuwen: het Nut er uit en wij er in, zóó
is 't mooi’.
Het Nut zocht de oorzaak van het vooral in ‘opruierij’. Korenmolenaar P. de Vries zou turfvenster Dirkje
Schipper ertoe hebben aangezet rond te bazuinen dat iedereen, arm en rijk, op 1 april mocht komen in
De Krimper. Veehouder Jan Groen Czn. werd als het brein achter de actie gezien. Een volksmenner, aldus
Het Nut.
Door de gebeurtenissen deed Het Nut een stap terug. Dit leidde tot de oprichting van de Vereeniging
voor Volksvermaken. Onderdeel van deze vereniging werd rederijkerskamer Willem III, ontstaan in 1875.
De combinatie van Vereeniging van Volksvermaken en Willem III bleek geen gelukkige. Diepe verdeeldheid
ontstond over de vraag voor wie de activiteiten waren bedoeld: het volk of de gegoede burgerij (de
liberale gegoede stand van Andijk).
De verdeeldheid leidde in 1877 tot vergelijkbare schermutselingen van vijf jaar geleden. Een ‘opgewonden
menigte’ bestormde de zaal van De Krimper en eiste dat Willem III toneelstukken zou spelen. De rederijkers
kozen de zijde van ‘het volk’ en speelden. En weer had volksmenner Jan Groen een belangrijke rol in de
ongeregeldheden. Volgens historicus Westers verzette Groen zich behendig tegen het liberale beschavingsoffensief
van die tijd. Er was sprake van een drang tot confrontatie tussen progressieve en conservatieve liberalen.
De elite van het dorp vond het maar niets. Keer op keer zette het elitaire Nut zich af tegen zowel
Volksvermaken als het kleinburgerlijke Willem III. Onder de leden van het Nutsdepartement bevonden
zich veel boeren, aangevuld met onderwijzers en kleine zelfstandigen.
In 1878 werd in het dorp een tweede rederijkerskamer opgericht, Vondel. Er werden Andijkers uit alle lagen van de bevolking lid. De verhouding tussen Vondel en Willem III was verstoord. Tot opstanden zoals in 1872 en 1877 zou het niet meer komen.