» Religie » 75 jaar "het Gele Kerkje" 1928-2003 » Pagina 28-29
Tijdens de laatste vergadering van de kerkenraad in het zo gedenkwaardige
jaar 1928 beraadslagen de mannenbroeders over vermeerdering van de
kerkelijke inkomsten 'langs buitengewone weg'. Ze hebben een plan
opgesteld dat aan de gemeente zal worden voorgelegd: evenals vroeger, toen
men 'kerkschapen' hield, wil men nu 'kerktulpen' gaan verbouwen.
Enige tuinders, Jan Schuurman, Jac. Groen en Willem Schuurman, zullen een
stuk van hun grond afstaan in het voordeel van de kerk en tegelijkertijd
stellen zij de tulpen met een inkoopwaarde van ƒ 1.826,- gratis ter beschikking.
De Commissie van Beheer die op 4 november 1929 in het leven geroepen met
als voorzitter Jan Schuurman en Joost Dekker als secretaris-penningmeester, zal daarna de inkoop van de bollen zelf
bekostigen. Nadat de tulpenbollen gerooid zijn worden ze doorverkocht door
de diaken Jac. Groen, die bollenhandelaar is. De zo verdiende winst kan
gebruikt worden voor de eventuele bouw van een pastorie of ter bekostiging van een predikantsplaats.
Zo gezegd, zo gedaan. Ook het stuk grond achter de kerk wordt volgeplant
met drie H.L. Will. Copland tulpen. De verdere opzet voor de beplanting
met tulpensoorten als Generaal de Wet, Copland en Oranje-Nassau, wordt verder uitgewerkt in overleg met G. Prins.
Later zal er – ter verlichting van het werk van de Commissie van Beheer –
een speciale 'kerktulpen-commissie' in het leven geroepen worden, die zich
gaat bezig houden met de tulpenteelt en met de in- en verkoop van de
bloembollen. De touwtjes van het totale financiële beheer probeert de
Commissie van Beheer zelf stevig in handen te houden. Dit lukt niet altijd
omdat sommige leden van de kerkenraad iets te gretig op de stoel van deze commissie willen zitten.
Eind jaren '30 lijkt het er zelfs op dat de kerkenraad alle taken van de
Kerktulpencommissie naar zich toe trekt.
Leden van de Commissie beklagen zich hier dan ook over en dat leidt weer
tot wrijving tussen raadsleden onderling, met name bij hen die zelf ook
kerktulpen telen. Tijdens deze periode van economische teruggang valt het
niet te ontkennen dat, wanneer er geldzaken in het geding zijn,
eigenbelang af en toe prevaleert boven het gemeenschappelijke kerkelijke belang.
In 1943 wordt aan tulpenopbrengst nog ƒ 40,- geboekt en opnieuw in 1944
een bedrag van ƒ 25,-. Op het landje achter de kerk staan dan al lang
geen tulpen meer, er is inmiddels gras ingezaaid en in 1943 worden er bonen gepoot.